3-228/1

3-228/1

Belgische Senaat

BUITENGEWONE ZITTING 2003

9 OKTOBER 2003


Wetsvoorstel houdende reglementering van de prostitutie

(Ingediend door de heren Ludwig Vandenhove en Staf Nimmegeers)


TOELICHTING


Dit wetsvoorstel herneemt, met een aantal aanpassingen, de tekst van het wetsvoorstel dat tijdens de vorige zittingsperiode in de Kamer van volksvertegenwoordigers ingediend werd onder het nummer 50-1630/001. Het gaat ook in op de regeringsverklaring waarin de maatschappelijke discussie over prostitutie aan het Parlement overgelaten wordt. In die zin wil dit voorstel mee de maatschappelijke discussie voeden.

Het beroep van prostituee (casu quo prostitué) is wellicht het oudste van de wereld. Het is wellicht ook, door de eeuwen heen, maatschappelijk het meest omstreden beroep.

Tot vandaag neemt onze maatschappij een dubbelzinnige houding aan ten opzichte van prostitutie : zoals in de meeste Europese landen is prostitutie zelf in België niet strafbaar, maar is de exploitatie ervan wel. Maar ook daartegenover is de houding van de bestuurlijke en gerechtelijke overheden tweeslachtig. Vaak wordt slechts opgetreden wanneer aan de prostitutie andere criminele activiteiten verbonden zijn of wanneer overlast veroorzaakt wordt. Prostitutie is zo een noodzakelijk kwaad, dat gedoogd wordt in de schemerzone van de wet. Het is precies die onduidelijkheid die allerhande excessen mogelijk maakt, waaronder prostitutie door minderjarigen, mensenhandel (de sector van de prostitutie maakt daar ongeveer de helft van uit) en meer in het algemeen uitbuiting onder diverse vormen. Het slachtoffer is steeds de prostituee.

Daarnaast komen ook andere vormen van (georganiseerde) criminaliteit, zoals fraude en witwaspraktijken, in de relatie met prostitutie naar voren.

De jongste jaren is de maatschappelijke opstelling én aanvaarding ten aanzien van de seksindustrie ingrijpend gewijzigd. In zowat alle grote(re) steden vind je een seksshop om de hoek, parenclubs rijzen als paddestoelen uit de grond, ...

De bestuurlijke en gerechtelijke overheden geven het begrip goede zeden een compleet andere invulling dan een tiental jaren terug.

Het is onze overtuiging dat het wenselijk is een wettelijk kader te creëren voor de prostitutie, zodanig dat de prostitutie op zich doorzichtiger en dus beter controleerbaar wordt. Zo is er ook een zeer doeltreffende aanpak mogelijk van de genoemde nevenverschijnselen, zoals mensenhandel, georganiseerde criminaliteit, enz. die te pas en te onpas, soms zelfs opzettelijk, in verband gebracht worden met prostitutie, misschien precies om deze (ook) niet te moeten aanpakken.

De mistoestanden die in de prostitutiesector bestaan, kan je naar onze mening pas doeltreffend aanpakken als je de sector uit haar schemerzone haalt en een wettelijke regeling, een kader voor de prostitutie instelt. In de Senaat is die vaststelling af te leiden uit zowel het rapport van de subcommissie Mensenhandel en Prostitutie (stuk Senaat, nr. 2-152/1 en volgende) als het eerste tussentijds verslag over de georganiseerde criminaliteit in België (stuk Senaat, nr. 2-425/1).

In Nederland, dat in oktober 2000 het zogeheten algemeen bordeelverbod opgeheven heeft, is dat steeds één van de belangrijkste uitgangspunten geweest om de prostitutie te legaliseren. De legalisering van de prostitutiebranche wordt gezien als dé weg om de positie van prostituees te verbeteren. Het toekennen van rechten op het geheel van arbeid en sociale zekerheid, gebaseerd op een erkenning van de beroepsstatus, is de beste garantie om uitbuiting en dwang in de prostitutie te bestrijden en te voorkomen.

Naast de principiële stap naar legalisering is het evenwel noodzakelijk allerlei regelingen in de praktijk in te vullen, aldus onze Noorderburen.

De samenhang tussen prostitutie, enerzijds, en de excessen, die er vaak mee samengaan, anderzijds, is ook een bron van misverstanden en signalen die naar onze mening fout zijn. Veelal komen die voort uit de veronderstelling dat iemand die de prostitutie beoefent, daartoe gedwongen is. Dat is evenwel niet altijd zo, al kan de verleiding van het (veel) geld verdienen wellicht nooit uitgesloten worden.

Om de wantoestanden uit te schakelen kan je bijvoorbeeld prostitutie verbieden. De geschiedenis leert ons evenwel dat je daarmee de prostitutie niet uitschakelt, je verplaatst ze alleen naar de duistere zijde van de samenleving en je vermenigvuldigt de problemen die dit zwarte circuit meebrengt.

Zo ook vinden wij het fout om het betalen voor de seksuele dienstverlening, die de prostitutie kenmerkt, strafbaar te stellen (stuk Senaat, nr. 2-856/1). Eens te meer verschuif je de sector naar het zwarte circuit waarvan slechts de prostituee het slachtoffer is.

Wij zijn dan ook de mening toegedaan dat de tijd rijp is om een einde te maken aan de dubbelzinnige situatie zoals die vandaag bestaat door de prostitutie wettelijk te regelen. Op die manier wordt prostitutie legale arbeid, wordt de prostitutiebranche een economische activiteit en kan doeltreffend en gericht opgetreden worden tegen de uitwassen.

Het voorstel dat we hier formuleren is daartoe slechts een eerste stap en is bedoeld om de discussie rond dit maatschappelijk thema aan te wakkeren en ze in alle openheid, met de totaliteit van de sector, te voeren. Het is ook niet meer dan een eerste bouwsteen, een soort kaderwet, waarin nog vele dobbelstenen op hun plaats moeten rollen. De prostitutiesector staat immers op de doorsnee van de maatschappij en heeft raakvlakken met zowat alle maatschappelijke vraagstukken. Aan het simpele uitgangspunt, het legaliseren van de prostitutie, zijn heel wat vragen verbonden waarvan wij moeten erkennen dat we er vandaag geen pasklaar antwoord op hebben. Naast juridisch-technische en bestuurlijke problemen stuit je op problemen inzake werkomstandigheden, gezondheid, sociale bescherming en nog veel meer.

Vaak hebben we de bal dan ook doorgeschoven naar andere spelers, waarvan wij verwachten dat zij beter dan wij de zaken concreet kunnen invullen. Vooral steden en gemeenten kunnen hierin een belangrijke rol spelen.

Wij zijn er trouwens van overtuigd, ook dat leert de ervaring uit Nederland, dat regelmatig een balans en evaluatie dient gemaakt te worden van de stand van zaken. De seksindustrie mag dan een economische activiteit zijn zoals een andere ­ bij wijze van spreken, want de sector heeft ongetwijfeld een aantal eigen kenmerken ­, maar dat beeld is zeker niet doorgedrongen en zeker niet bij iedereen.

Prostitutie kent vele verschijningsvormen. Naast de aloude huizen van plezier, is er de barprostitutie, de raamprostitutie, de tippelprostitutie, de « thuisprostitutie », de escorte, ... Al deze vormen passen in het kader dat wij in ons wetsvoorstel uittekenen, althans dat is onze uitdrukkelijke bedoeling. In al die vormen kan je immers twee grote categorieën onderscheiden : zij die hun beroep als het ware zelf organiseren (een aantal thuiswerkers bijvoorbeeld) en zij die dat doen onder leiding van iemand anders. Beide moeten wettelijk mogelijk gemaakt worden, enerzijds, door de regels vast te leggen met betrekking tot het als zelfstandige uitoefenen van de prostitutie en, anderzijds, door het vastleggen van een type-arbeidsovereenkomst voor diegenen die in dienstverband werkzaam zijn. De mogelijkheid voor het kiezen van één van deze twee statuten is ook een vraag vanuit de sector zelf. Deze type-overeenkomst moet de positie van de prostituee, en dus haar of zijn rechten, garanderen, niet alleen op sociaalrechtelijk vlak, maar ook op het vlak van de arbeidsvoorwaarden. Zo moet het de prostituee toegelaten zijn een klant te weigeren, bepaalde seksuele handelingen te weigeren, niet-veilige seks (dus zonder condoom) te weigeren, ...

Uiteraard maakt deze « formalisering » van de beroepstoestand van de prostituee ook controle op de arbeidsomstandigheden mogelijk door de inspectiediensten. Daarnaast opent het rechten, maar ook plichten in hoofde van de prostituee met betrekking tot sociale zekerheid, belastingen en dies meer. Dit geldt ook, en nog meer, voor diegenen, die werkgever in deze sector zijn.

Om dit alles te kunnen vastleggen moet ­ uiteraard ­ eerst het begrip (wettelijk toegelaten) prostitutie worden gedefinieerd. De definitie die wij daartoe naar voren schuiven, bevat verschillende componenten :

­ het element vrijwilligheid

Opdat prostitutie wettelijk toegelaten kan worden, is de vrije keuze van de persoon die zich daartoe wil lenen, noodzakelijk. Er mag dus geen fysieke of psychische dwang door derden aan te pas komen. Geldgewin of de verleiding daartoe beschouwen wij niet als dwang door derden.

­ seksuele handelingen

Er kan uiteraard slechts sprake zijn van prostitutie wanneer een seksuele dienst van welke aard ook aangeboden wordt.

­ de meerderjarigheid

Wellicht is dit element van onze definitie overbodig (ook al omdat we verder op de toestemming van beide partijen alluderen), maar wij hebben dit voor alle duidelijkheid willen beklemtonen. Alleen wie achttien of meer is kan zich naar onze mening vrijwillig in de prostitutie begeven.

­ de betaling

Tegenover de seksuele handeling moet een betaling staan. Veelal bestaat deze uit een som geld, maar andere betaalvormen of -wijzen kunnen eveneens gebeuren.

­ het akkoord tussen partijen

Beide partijen moeten toestemming geven, zowel naar de aard van de seksuele handeling als wat betreft de betaling en de wijze van betaling.

Zoals reeds gezegd met betrekking tot de type-arbeidsovereenkomst, welke bijkomende garanties biedt aan de prostituee in dienstverband, is het absoluut noodzakelijk de vrije keuze van de prostituee en dus het recht om klanten of bepaalde diensten te weigeren, te garanderen. Vandaar dat steeds het akkoord vereist is.

De persoon die de prostitutie wenst te exploiteren, anders gezegd geld wil verdienen door welbepaalde faciliteiten ter beschikking te stellen van personen die op zelfstandige basis of in dienstverband de prostitutie bedrijven, moet daartoe over een vergunning beschikken. Deze vergunning kan slechts verleend worden aan personen die minimaal beschikken over een attest van goed gedrag en zeden. Dit moet voorkomen dat wie zich schuldig heeft gemaakt aan zedenfeiten, slagen en verwondingen of ernstige misdrijven, als exploitant kan optreden.

Wij hebben reeds gewezen op de belangrijke rol die de steden en gemeenten kunnen spelen in de aanpak van de gelegaliseerde prostitutie, maar uiteraard hebben ook de hogere overheden, de gewesten en gemeenschappen, en de federale overheid een belangrijke rol te spelen in correcte en goede spelregels. Mede daarom is er voor gekozen de Koning het kader te laten vastleggen, waarbinnen deze vergunningen verleend kunnen worden. De verschillende voorwaarden zoals die opgesomd worden, behoren immers tot sterk uiteenlopende bevoegdheidsdomeinen, zodat een opsomming van bevoegde ministers haast onmogelijk is. Deze bevoegdheidsdomeinen durven ten andere vaak wisselen.

Waar nodig moet trouwens ook overleg met de gemeenschappen en gewesten plaatsvinden, daar deze over deelaspecten van deze voorwaarden bevoegd zijn. Dat is bijvoorbeeld zo inzake gezondheidszorg.

De voorwaarden om tot legalisering van de prostitutie over te gaan hebben betrekking tot :

­ de fysieke en psyschische integriteit van de prostituee

Het spreekt vanzelf dat de prostituee recht heeft op het veilig uitoefenen van haar of zijn beroep. Onveilige plaatsen of situaties moeten dus maximaal voorkomen worden. Tevens moet regelmatige politiecontrole mogelijk zijn.

Een ander aspect dat hier zeker niet uit het oog verloren mag worden is de « veilige seks »-vuistregel, in het belang van de prostituee en de klant.

­ de minimumnormen waaraan de kamers moeten voldoen

Het betreft normen met betrekking tot de oppervlakte van de kamer, de verlichting en verluchting, de aanwezigheid van een wasplaats en dergelijke meer.

­ de hygiënische voorwaarden

Een minimum inzake hygiëne is zeker in het belang van de prostituee en van de klant; wasmogelijkheden, properheid en netheid van lakens, handdoeken, ... moeten gegarandeerd zijn.

­ de regelmatige controle van de gezondheidstoestand

Geslachtsziekten en seksueel overdraagbare aandoeningen moeten maximaal vermeden worden, ook in bedrijven waar seksuele handelingen uiteraard de boventoon voeren. Een regelmatige controle van de gezondheidstoestand is dan geen overbodige luxe. Daarbij moet rekening gehouden worden met de kostprijs van deze onderzoeken, die zeker geen drempel mogen vormen voor de beoefenaars van de prostitutie om deze onderzoeken te laten doen.

­ het voorkomen van overlast

Er zijn plaatsen waar prostitutie absoluut niet wenselijk is. Zo bijvoorbeeld in de onmiddellijke nabijheid van scholen. Ook daaromtrent moeten richtlijnen aangeven waar het wel en waar het niet kan.

Deze voorwaarden vormen het algemene kader waarbinnen prostitutie kan worden gelegaliseerd. Vermits de steden en gemeenten het best geplaatst zijn om toezicht en controle uit te oefenen op deze voorwaarden, stellen wij dan ook voor dat zij deze vergunningen toekennen. Zij beschikken daartoe over een termijn van drie maanden vanaf de aanvraag. Een weigering tot het verlenen van dergelijke vergunning moet gemotiveerd worden, zodat de aanvrager zijn of haar rechten op beroep (provincie, Raad van State) kan uitoefenen.

Gelet op de mogelijkheid van specifieke situaties, eigen aan elke gemeente, geven wij ze ook de mogelijkheid om strengere voorwaarden op te leggen voor het bekomen van deze vergunning. Deze voorwaarden moeten in een politiereglement vastgelegd worden. Het moet met andere woorden gaan om een algemene reglementering en niet om een individuele beoordeling, waardoor de verleiding voor de gemeente om een aanvraag te weigeren nog groter wordt.

Ingeval van overtreding van deze voorwaarden, kunnen de gemeenten de vergunningen schorsen of intrekken. Ingeval van een aanvullend politiereglement kan de gemeente overgaan tot administratieve sancties.

Bij een legalisering van de prostitutie dienen uiteraard ook de desbetreffende artikelen uit het Strafwetboek aangepast te worden. Het betreft artikel 380bis (de strafbaarstelling van de exploitatie; in de marge hiervan doen wij ook een concreet voorstel om het begrip abnormaal profijt te omschrijven) en artikel 380quater (de publiciteit hieromtrent). Wij willen niet verhelen dat wij geopteerd hebben voor zware straffen. Dat lijkt ons ook de logica. Eens de spelregels duidelijk vastgelegd zijn, moet de boodschap zijn dat wie die regels overtreedt hard aangepakt wordt !

Daarnaast is ook een aanpassing nodig van de wet van 6 mei 1965 houdende goedkeuring van de Overeenkomst ter bestrijding van de handel in mensen en van de exploitatie van eens anders prostitutie, en het Slotprotocol, ondertekend op 21 maart 1950 te New York, en meer bepaald de artikelen 1 en 2 die elke vorm van prostitutie en exploitatie als het ware verbieden.

Ludwig VANDENHOVE.
Staf NIMMEGEERS.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Onder prostitutie wordt verstaan het vrijwillig stellen van seksuele handelingen door een meerderjarige met meerderjarige derden tegen betaling, onder welke vorm ook, waarbij de partijen akkoord gaan over de voorwaarden en de vorm van deze handelingen.

Art. 3

§ 1. Het aanwerven van personen met het oog op prostitutie als bedoeld in artikel 2 of het aangaan van een overeenkomst met personen die op zelfstandige basis prostitutie boeoefenen, teneinde de nodige infrastructuur ter beschikking te stellen, is slechts toegelaten voor zover een vergunning als exploitant van een huis van prostitutie is verleend.

§ 2. De vergunning als exploitant van een huis van prostitutie kan slechts worden verleend aan een persoon die minstens een attest van goed gedrag en zeden kan voorleggen.

§ 3. De Koning bepaalt de nadere voorwaarden waaronder deze vergunning verleend kan worden. Deze voorwaarden betreffen :

1º de fysieke en psychische integriteit van de persoon die prostitutie bedrijft;

2º de minimumnormen waaraan kamers moeten voldoen;

3º de hygiënische omstandigheden waarin de prostitutie beoefend kan worden;

4º de regelmatige controle van de gezondheidstoestand van de persoon die de prostitutie bedrijft;

5º het voorkomen van overlast voor de omgeving.

Tevens bepaalt Hij de voorwaarden waaraan de personen die op zelfstandige basis prostitutie bedrijven, moeten voldoen.

§ 4. De gemeenten kunnen bij politiereglement strengere voorwaarden, dan deze door de Koning vastgelegd, opleggen.

Zij verlenen de vergunning binnen de drie maanden na ontvangst van de aanvraag daartoe. Bij gebrek aan beslissing binnen deze termijn wordt de aanvraag geacht te zijn toegestaan. De weigering tot het verlenen van een vergunning als exploitant van een huis van prostitutie wordt gemotiveerd.

De gemeenten kunnen bij overtreding van deze wet of van de voorwarden van de vergunning, de vergunning schorsen voor een termijn die zij bepalen, of de vergunning intrekken.

Art. 4

Het aanwerven van een persoon met het oog op prostitutie is slechts mogelijk op basis van een type-arbeidsovereenkomst, vastgesteld door de Koning.

De Koning regelt de inschrijvingen noodzakelijk om op zelfstandige basis prostitutie te bedrijven.

Art. 5

Artikel 380bis, § 1, van het Strafwetboek wordt gewijzigd als volgt :

A. het 1º wordt aangevuld als volgt : « behoudens indien dit gebeurt overeenkomstig de wet van ... houdende reglementering van de prostitutie »;

B. het 2º wordt aangevuld als volgt : « zonder houder te zijn van een vergunning als exploitant van een huis van prostitutie zoals bedoeld in artikel 3 van de wet van ... houdende reglementering van de prostitutie »;

C. het 3º wordt aangevuld als volgt : « onder abnormaal profijt wordt verstaan een profijt dat hoger ligt dan tweemaal de normale verkoop- of huurprijs »;

D. het 4º wordt geschrapt.

Art. 6

Artikel 380quater van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met een tweede lid, luidend als volgt:

« Met dezelfde straf wordt gestraft hij die door reclame kenbaar maakt dat hij zich aan prostitutie overlevert, de prostitutie van anderen mogelijk maakt of vergemakkelijkt, of wenst in contact te komen met iemand die de prostitutie als beroep uitoefent, tenzij dit gebeurt op de wijze en volgens de voorwaarden bepaald in de wet van ... houdende reglementering van de prostitutie. »

Art. 7

Aan het enig artikel van de wet van 6 mei 1965 houdende goedkeuring van de Overeenkomst ter bestrijding van de handel in mensen en van de exploitatie van eens anders prostitutie, en het Slotprotocol, ondertekend op 21 maart 1950 te New York, worden de woorden « behoudens de artikelen 1 en 2, waarvan afgeweken kan worden overeenkomstig de wet van ... houdende reglementering van de prostitutie » toegevoegd.

17 juli 2003.

Ludwig VANDENHOVE.
Staf NIMMEGEERS.