3-182/1

3-182/1

Belgische Senaat

BUITENGEWONE ZITTING 2003

29 AUGUSTUS 2003


Wetsvoorstel betreffende de behandeling en de bestrijding van acute en chronische pijnen

(Ingediend door mevrouw Mia De Schamphelaere en de heer Hugo Vandenberghe)


TOELICHTING


Dit wetsvoorstel neemt de tekst over van een voorstel dat reeds op 10 april 2000 in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 2-405/1 ­ 1999/2000).

De enorme vooruitgang in de medische wetenschappen en technologie heeft niet alleen hoge verwachtingen geschapen op het vlak van persoonlijke gezondheid van eenieder maar was tevens aanleiding voor een aantal complexe ethische vraagstukken. Dit geldt zeker als het gaat over het levenseinde.

Ontwikkelingen binnen de geneeskunde dragen bij tot de verlenging van het leven, maar de kwaliteit van leven kan daarbij in het gedrang komen. Levensverlengende behandelingen als vaatconstructies, transplantaties en tumoroperaties voegen jaren aan het leven toe, maar veroorzaken vaak een pijnlijker bestaan. Een toereikende, goed toegankelijke pijnbestrijding (algologie) is nodig.

Pijn wordt nog steeds beschouwd als het stiefkind van de geneeskunde. De grondbeginselen waarop de hedendaagse geneeskunde gebaseerd is, bieden geen houvast voor het begrijpen van en omgaan met pijn. De geneeskunde gaat ervan uit dat haar verantwoordelijkheid ligt in de behandeling van een fysieke kwaal, en heeft getracht de verantwoordelijkheid voor pijnbestrijding en -behandeling door te schuiven naar klinische psychologen, sociale werkers of pastorale begeleiders.

Bovendien bestaat in onze samenleving een zekere argwaan tegenover pijnlijders. Stereotiepen onderstrepen dit : echte mannen lijden geen pijn, vrouwen die pijn lijden worden beschouwd als hysterisch. Mensen die medicatie wensen om hun pijn te behandelen worden beschouwd als op zoek naar drugs.

Pijn wordt omschreven als « een onplezierige sensorische en emotionele ervaring, die gepaard gaat met feitelijke of mogelijke weefselbeschadiging of die beschreven wordt in termen van een dergelijke beschadiging » (International Association of the Study of Pain, 1979).

De meeste vormen van pijn zijn vandaag behandelbaar door medicatie. Dat geldt zowel voor de acute postoperatieve pijn als voor de chronische pijn van maligne oorsprong.

Maar naast fysieke symptomen omvat pijn ook mentale, sociale en spirituele aspecten zoals karakter, relaties, werk. Erge pijn isoleert de mens en kan op termijn de persoonlijke autonomie vernietigen.

Tot op heden werd in België geen nauwkeurig onderzoek verricht naar het voorkomen en de kosten van pijn. In Nederland blijkt dat 20 % van de klachten waarmee de huisarts geconfronteerd wordt, te maken heeft met pijn, voornamelijk rugpijn. Als we de Nederlandse cijfers zouden extrapoleren naar België, dan zouden er volgens het Witboek van de « Belgian Pain Society » jaarlijks ongeveer 6 600 nieuwe patiënten zijn waarbij sprake is van een pijnlijke aandoening die het werk belet en die tenminste 54 weken aaneengesloten duurt, en waarbij men op grond van de diagnose een dergelijk lange ziekteduur niet zou verwachten.

Artsen en paramedici zien in dat hun plicht om in pijnmanagement te voorzien verder gaat dan de klinische noden van hun patiënt en in wezen een erkenning van de persoonlijke autonomie van de patiënt is. Daarin ligt het verschil tussen de enge technische doelstelling van medische hulp en de ruimere morele doelstelling van medische hulp aan een persoon. Het gaat niet zozeer om levensbehoud maar wel om de kwaliteit van het leven, om het behoud van de eigen persoonlijkheid.

Daarom moet het voor iedereen mogelijk zijn hulp te krijgen bij acute of chronische pijn.

Dit vergt een andere aanpak. Therapeutische en diagnostische doelstellingen moeten worden gesteld in relatie tot de patiënt en niet tot de ziekte. Niet de lengte van het leven moet worden gemaximaliseerd maar wel de kwaliteit van het leven. Pijn moet op een agressieve manier bestreden worden (« pijnbestrijding »).

De verschillende wetgevende initiatieven om de patiënt een betere garantie te geven op optimale zorgverlening zouden een « papieren tijger » zijn indien ook bij de pijnbestrijding de gezondheidsbewerker en de patiënt elkaar niet zouden tegenkomen. Het ligt bijvoorbeeld in het verlengde van de kwaliteitswetgevingen voor de zorg- en welzijnssector dat in de ziekenhuizen een adequaat pijnbeleid dwingend zou moeten worden opgelegd als een recht van de patiënt. Postoperatieve pijn moet immers niet als « erbij horend » aanvaard worden.

Voor de arts en het verpleegkundig personeel schept dit recht om hulp te krijgen bij pijn een middelenverbintenis, waarvan het resultaat zelden vooraf en met zekerheid te bepalen is.

Pijnbehandeling heeft meerdere raakvlakken met het recht. Bijvoorbeeld het verstrekken van opioïden. Het is tevens belangrijk bij pijnmanagement om de instemming van de patiënt te verkrijgen voor behandelingen die een verbetering van de pijn nastreven maar potentieel complicaties of het tegenovergestelde effect kunnen hebben. Hoe ernstiger dit risico des te belangrijker het voor de arts is om dit risico te onderkennen.

Bij de behandeling en bestrijding van pijn is de rol van de huisarts cruciaal; als eerstelijnswerker kent hij de patiënt het best, staat hij in voor de dagelijkse begeleiding en voert hij de behandeling uit in nauw overleg met de pijnspecialist.

Dit vraagt vanzelfsprekend voldoende inzicht van de arts om (ingebeelde) pijn in te schatten. Opleiding en vorming zijn dan ook noodzakelijk voor elke arts en verpleegkundige.

In elk ziekenhuis dient een algologische functie te worden uitgebouwd, bestaande uit een halve VTE geneesheer-algoloog en een VTE verpleegkundige. Hierdoor wordt in een broodnodige invulling van een verantwoordelijke in elk ziekenhuis voorzien, die de coördinatie verzorgt tussen de verschillende departementen, de protocols acutaliseert, bijscholing verzorgt voor de verschillende teams van de afdelingen van zijn ziekenhuis én zich bekommert over de acute postoperatieve pijn. Deze algoloog kan bovendien advies geven aan de algemene geneesheer (eerste lijn).

De Koning kan een algologisch centrum voor de behandeling en bestrijding van chronische of acute pijnen erkennen. Het algologische centrum richt zich tot patiënten die zijn verwezen door een andere beoefenaar van de geneeskunst. Het gaat om patiënten wiens pijn niet onder controle kan worden gebracht door de huisarts of door de geneesheer-specialist algologie en die daarom nood hebben aan een evaluatie en behandeling door een gespecialiseerd pluridisciplinair team.

Dit wetsvoorstel wil aan iedereen het recht waarborgen om geholpen te worden bij pijn.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2

Artikel 2 formuleert het recht van elke patiënt op een toereikende en goed toegankelijke behandeling van acute en chronische pijnen. Dit recht houdt in dat voor iedereen met pijn specifieke hulp mogelijk moet zijn.

Artikel 3

Artikel 3 plaatst de patiënt centraal bij de behandeling en de bestijding van pijnen. Het therapeutisch plan dat door de behandelende arts wordt opgesteld heeft als hoofddoel de kwaliteit van het leven van de patiënt te verbeteren. Het resultaat van de behandeling is echter niet zeker vast te stellen. Daarom moet de behandelende arts een weloverwogen inschatting maken van de risico's die aan de behandelingen verbonden zijn.

De patiënt wordt over iedere behandeling geïnformeerd en verleent zijn toestemming.

Artikel 4

Artikel 4 bevat een algemene bepaling die de Koning eermee belast om binnen een jaar na de bekendmaking van de wet in het Belgisch Staatsblad en uiterlijk tegen 1 september 2004 de nodige maatregelen te nemen om de pijnbestrijding in de gezondheidszorg te coördineren. Voor de eerstelijnszorg houdt dit onder meer in dat voldoende aandacht wordt besteed aan alle aspecten van pijnbehandeling en -bestrijding bij de opleiding en navorming van huisartsen en specialisten. Hetzelfde geldt voor de opleiding van verpleegkundigen en andere paramedici.

Het recht op pijnbehandeling kan enkel gewaarborgd worden indien hiertoe de nodige inzichten en kennis bij het medisch en paramedisch korps worden opgebouwd.

Artikel 5

In artikel 5 wordt de algologische functie als een volwaardige ziekenhuisfunctie erkend en wordt de toepasselijkheid van de ziekenhuiswet geregeld.

Artikel 6

Krachtens artikel 6 wordt de algologische functie in het ziekenhuis waargenomen door een multidisciplinair team. Meer bepaald een half voltijds geneesheerspecialist, die tevens de leiding van het team heeft, en een voltijds equivalent verpleegkundige. De geneesheer-specialist moet voldoen aan de voorwaarden die door de Koning worden bepaald, onder meer inzake opleiding en erkenning.

Artikel 7

Het is niet op de eerste plaats het multidisciplinaire team dat de patiënt verzorgt. Het team zal overeenkomstig artikel 7 de opvang en de behandeling van de algologische patiënt ondersteunen. Dit houdt onder meer in dat, in samenwerking met de behandelende geneesheer-specialist, in het therapeutisch plan de nodige maatregelen worden opgenomen om pijn te voorkomen en pijn te behandelen en te bestrijden, en om met de eerstelijns verzorgers de nodige nazorg bij het verlaten van het ziekenhuis te organiseren.

Artikel 8

Artikel 8 legt de taken van het multidisciplinair team vast. Het team bevordert de sensibilisering en vorming van het ziekenhuispersoneel en verstrekt advies aan de eerstelijns verzorgers.

Artikelen 9 en 10

De Koning kan een algologisch centrum voor de behandeling en bestrijding van chronische of acute pijnen erkennen. De doelgroep zijn de patiënten waarvan de pijn niet onder controle kan worden gebracht door de huisarts of door de geneesheer-specialist algologie en die daarom nood hebben aan een evaluatie en behandeling door een gespecialiseerd pluridisciplinair team.

Ook hier staan een pluridisciplinaire aanpak en samenwerking met palliatieve en algologische teams in ziekenhuizen centraal. Het team moet ook samenwerken met een eenheid voor revalidatie, waarvan de Koning de specificaties vastlegt.

Artikel 11

Het algologisch centrum maakt organisatorisch en architecturaal deel uit van een algemeen ziekenhuis en vormt een herkenbare en aanwijsbare entiteit.

Artikel 12

De Koning kan nadere voorwaarden voor de erkenning van een algologisch centrum bepalen.

Artikel 13

De samenstelling van het pluridisciplinaire team wordt geregeld in artikel 13. Het pluridisciplinair team staat onder de leiding van een geneesheer-specialist algologie.

Artikel 14

Aangezien in België weinig nauwkeurig onderzoeksmateriaal voorhanden is inzake pijn (bevolkingsaantal, kostprijs, enz.) wordt de Koning belast met het uitwerken van de nodige maatregelen voor het verzamelen van epidemiologische gegevens en het opstarten van systematisch wetenschappelijk onderzoek inzake pijnbestrijding.

Mia DE SCHAMPHELAERE.
Hugo VANDENBERGHE.

WETSVOORSTEL


HOOFDSTUK I

Algemene bepaling

Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

HOOFDSTUK II

Het recht op pijnbehandeling

Art. 2

Elke patiënt heeft recht op een toereikende, goed toegankelijke behandeling van acute en chronische pijnen.

Art. 3

De behandelende arts stelt voor iedere patiënt met acute of chronische pijnen een therapeutisch plan op waarbij de bestrijding van de pijnen en het verbeteren van de levenskwaliteit van de patiënt nagestreefd wordt.

De patiënt verleent voorafgaandelijk zijn toestemming tot de behandeling van acute of chronische pijnen. Hiertoe krijgt hij voorafgaandelijk alle noodzakelijke informatie van de behandelende arts.

Art. 4

De Koning neemt, binnen een termijn van een jaar en uiterlijk op 1 september 2004, de nodige maatregelen om de uitbouw van een volwaardige behandeling en bestrijding van acute en chronische pijnen in de gezondheidszorg te coördineren.

HOOFDSTUK III

Algologische functie

Art. 5

De behandeling van acute of chronische pijnen wordt beschouwd als een functie van een ziekenhuis voor de toepassing van artikel 76bis van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987.

De artikelen 68, 71, met uitzondering van de bepaling die de integratie in het in artikel 23 bedoelde programma als erkenningsvoorwaarde oplegt, 72, 73, 74, 75 en 76 van dezelfde wet zijn van overeenkomstige toepassing op deze functie.

Art. 6

§ 1. De in artikel 5 bedoelde functie wordt waargenomen door een pluridisciplinair team waarvan de leden afkomstig zijn uit het medisch departement en het verpleegkundig departement van het ziekenhuis.

Het team bestaat uit een halftijds equivalent geneesheer-specialist algologie en een voltijds equivalent verpleegkundige.

§ 2. Het pluridisciplinair team staat onder de leiding van de geneesheer-specialist algologie en het hoofd van het verpleegkundig departement.

§ 3. De Koning stelt de erkenningsvoorwaarden vast waaraan de geneesheer-specialist algologie moet voldoen.

Art. 7

De in artikel 5 bedoelde functie omvat alle activiteiten die bedoeld zijn om de behandeling en de opvang van de patiënt met chronische of acute pijnen te ondersteunen.

Art. 8

Het in artikel 6 bedoelde pluridisciplinaire team is niet rechtstreeks bij de behandeling en de verzorging zelf betrokken.

Het team is onder meer belast met :

1º de invoering van een cultuur van pijnbestrijding en de bewustmaking van het gezamenlijk ziekenhuispersoneel van de noodzaak ervan;

2º adviesverstrekking inzake pijnbehandeling en -bestrijding aan de beoefenaars van de geneeskunde, de beoefenaars van de verpleegkunde en de leden van de paramedische beroepen van het ziekenhuis, alsook aan de ziekenhuisdirectie over het terzake te voeren beleid;

3º de permanente opleiding van het ziekenhuispersoneel inzake pijnbehandeling en -bestrijding;

4º de continuïteit van de zorgverlening wanneer de patiënt het ziekenhuis verlaat om naar huis te gaan of in een rust- of verzorgingstehuis te worden opgenomen.

HOOFDSTUK IV

De algologische centra

Art. 9

De Koning kan een algologisch centrum voor de behandeling en bestrijding van chronische of acute pijnen erkennen.

Art. 10

Het algologische centrum richt zich tot patiënten, die worden verwezen door een andere beoefenaar van de geneeskunst, wiens pijn niet onder controle kan worden gebracht door de huisarts of door de geneesheer-specialist algologie en die bijgevolg nood hebben aan een evaluatie en behandeling door een gespecialiseerd pluridisciplinair team.

Het algologisch centrum :

1º staat in voor een pluridisciplinaire aanpak op het vlak van de evaluatie, de diagnose, de behandeling en de nazorg van chronische pijnproblemen;

2º kan op vraag van de organiserende instanties mee instaan voor de vorming van zorgverleners die hun kennis in de pijnzorg wensen te optimaliseren;

3º werkt samen met de pluridisciplinaire teams die de palliatieve en algologische functies waarnemen in het ziekenhuis en met het samenwerkingsverband inzake palliatieve zorg en pijnbestrijding van het desbetreffende geografische gebied;

4º werkt samen met een eenheid voor revalidatie, waarvan de Koning de specificaties vastlegt.

Art. 11

Het algologisch centrum maakt organisatorisch en architecturaal deel uit van een algemeen ziekenhuis en vormt een herkenbare en aanwijsbare entiteit.

Art. 12

De Koning bepaalt de voorwaarden voor de erkenning van een algologisch centrum.

Art. 13

Het algologisch centrum beschikt over een pluridisciplinair team samengesteld uit :

1º minstens drie geneesheren-specialisten algologie, waarvan één geneesheer-specialist in de anesthesie-reanimatie en één geneesheer-specialist in de fysische geneeskunde en de readaptatie. Deze artsen zijn voltijds aan het ziekenhuis verbonden en oefenen hun hoofdactiviteit uit in het algologische centrum;

2º een licentiaat in de psychologie, optie klinische psychologie, voltijds verbonden aan het algologisch centrum;

3º een voltijds equivalent verpleegkundige;

4º een voltijds medisch gevormd administratief bediende.

Het pluridisciplinair team staat onder de leiding van een geneesheer-specialist algologie.

De Koning stelt de erkenningsvoorwaarden vast waaraan de geneesheren-specialisten algologie moeten voldoen.

HOOFDSTUK V

Het epidemiologisch onderzoek inzake algologie

Art. 14

De Koning neemt binnen een termijn van één jaar en uiterlijk op 1 september 2004, de nodige maatregelen voor het verzamelen van epidemiologische gegevens en het opstarten van wetenschappelijk onderzoek inzake pijnbestrijding.

HOOFDSTUK VI

Inwerkingtreding

Art. 15

Deze wet treedt in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

21 juli 2003.

Mia DE SCHAMPHELAERE.
Hugo VANDENBERGHE.