2-673/2 (Senaat)
1155/2 (Kamer)

2-673/2 (Senaat)
1155/2 (Kamer)

Belgische Senaat en Kamer van Volksvertegenwoordigers

ZITTING 2000-2001

15 JUNI 2001


Het Belgische voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie (1 juli ­ 31 december 2001)


De prioriteitennota


VERSLAG

NAMENS HET FEDERAAL ADVIESCOMITÉ VOOR DE EUROPESE AANGELEGENHEDEN (1)

UITGEBRACHT DOOR DE HEREN MAHOUX (S) EN DE CROO (K)


Tijdens de voorstelling door de eerste minister aan het Parlement op 24 januari 2001 van de algemene doelstellingen van het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie, werd overeengekomen om een volgende vergadering te wijden aan de voorstelling en de bespreking van de definitieve prioriteiten van het Belgische voorzitterschap.

Op woensdag 2 mei 2001 hebben de heren Guy Verhofstadt, eerste minister, en Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken, de prioriteitennota van de Regering voor het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie voorgesteld aan het Parlement. Op dinsdag 8 mei 2001 had de gedachtewisseling plaats met de leden van het Federaal adviescomité voor de Europese Aangelegenheden, de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en de Defensie van de Senaat en de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen van de Kamer van volksvertegenwoordigers.

1. Voorstelling van de prioriteitennota voor het Belgische voorzitterschap (1)

1.1. Uiteenzetting door de heer Guy Verhofstadt, eerste minister

Ter inleiding benadrukt de eerste minister, dat de ontwerpnota van 15 december 2000, die op 24 januari 2001 werd voorgesteld in het Federale Parlement, definitief vorm werd gegeven na consultatie van het Federale Parlement, de Belgische europarlementsleden, de Europese Commissie, de sociale partners en talrijke niet-gouvernementele organisaties.

Voor wat betreft de procedure verduidelijkt de premier dat de voorstelling van de 16 prioriteiten van het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie, op enkele maanden voor het officiële begin ervan, het eerste luik is. Er zal eveneens op 4 juli 2001 een uitgebreidere thematische nota over het voorzitterschap in het Europees Parlement worden voorgesteld. Daarnaast zal er tevens een geheel van technische progammanota's per Ministerraad met de Europese Commissie worden besproken op 2 juli 2001. Deze twee bijkomende nota's zullen uiteraard ook aan het Federale Parlement worden overgemaakt. Het doel van de prioriteitennota is aan te geven welke de concrete doelstellingen zijn van het Belgische voorzitterschap. Het gaat dus niet om vage intenties. De regering wil dan ook een resultaatsverbintenis aangaan met het Parlement. Via een scorebord kunnen dan de verwezenlijkingen worden afgelezen.

De goedkeuring van de verklaring van Laken is heel belangrijk voor het Belgisch voorzitterschap maar het is dus niet de enige prioriteit. Ook moet de prioriteitennota samen met de twee andere nota's gelezen worden, het is geen alleenstaand document.

In de ontwerpnota van 15 december werden zes krachtlijnen vastgesteld. Hierin kaderen de zestien prioriteiten die in vier hoofdgroepen kunnen worden ondergebracht (de interne beleidsterreinen, de uitbreiding, de externe dimensie en de toekomst van de Europese Unie).

De invoering van de euro

Op 1 januari 2002 zal de chartale euro worden ingevoerd in 12 lidstaten van de Europese Unie. Het is heel belangrijk voor het vertrouwen van de burgers in de eenheidsmunt dat de invoering op een succesvolle, gestroomlijnde wijze plaatsheeft. Daarom zal een maandelijkse monitoring van de voorbereiding door de Europese Commissie en de Eurogroep worden uitgevoerd. Ook zal een brede informatiecampagne worden gelanceerd.

Indicatoren inzake de kwaliteit van de arbeid

Het Belgische voorzitterschap zal het Europese sociale model verder ontwikkelen. De Europese Raad van Stockholm gaf aan België de opdracht om kwalitatieve en kwantitatieve tewerkstellingsindicatoren vast te leggen en te verfijnen.

Sociale zekerheid en pensioenen

Tegen eind 2001 moet overeenstemming worden bereikt over een aantal gemeenschappelijke doelstellingen die de financiële haalbaarheid van de pensioenen moet garanderen.

Fiscaliteit

De beslissingen over het fiscaal pakket moeten worden uitgewerkt en de onderhandelingen met derde landen moet worden verder gezet.

Asiel en immigratie

De Europese Raad van Tampere keurde een actieprogramma goed inzake de ruimte van vrijheid, gelijkheid en rechtvaardigheid. De Europese Raad van Laken van december 2001 zal een eerste balans opmaken van de geboekte vooruitgang. De 50e verjaardag van de Conventie van Genève dit jaar is een goed moment om een EU-statuut inzake vluchtelingen uit te werken, zodat elke lidstaat zijn verantwoordelijkheid kan opnemen. Het Belgische voorzitterschap wil ook de strijd tegen de illegale immigratie versterken en in het bijzonder de uitwassen onder de vorm van mensenhandel en -smokkel aanpakken. Dit kan maar efficiënt gebeuren door gemeenschappelijke procedures en gemeenschappelijke maatregelen aan de buitengrenzen.

Eurojust

België wil een politiek akkoord bereiken over het opzetten van een vaste eenheid van magistraten uit de 15 EU-lidstaten die over instructiebevoegdheid beschikt. De eenheid moet de gerechtelijke evenknie worden van Europol.

Duurzame ontwikkeling en levenskwaliteit

De Europese Raad van Göteborg zal een strategie van duurzame ontwikkeling goedkeuren. De eerste aanzetten voor de realisatie van deze strategie zullen onder het Belgische voorzitterschap worden gegeven. Verder zal de milieudimensie in het EU-transportbeleid worden geïntegreerd. Er zal ook aandacht uitgaan naar de maritieme veiligheid, de energie- en milieufiscaliteit en het bereiken van een gemeenschappelijk standpunt over reglementering inzake afvalstoffenbeheer en genetisch gemanipuleerde organismen.

Europese voedselautoriteit

De definitieve installatie van de Europese voedselautoriteit moet nog tijdens dit jaar gebeuren. De autoriteit moet een adviserende, coördinerende en effectieve rol krijgen, gebaseerd op het Belgische CONSUM-programma.

Gemeenschapsoctrooi

Over de invoering ervan moet een politiek akkoord worden bereikt, evenals over een gemeenschappelijk standpunt inzake het zesde kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling.

De uitbreiding

De voortzetting van de voorbereiding van de uitbreiding van de Europese Unie is niet meer of niet minder dan het herstellen van de eenheid van het Europese continent. Dat is uiteraard één van de belangrijkste prioriteiten van het Belgische voorzitterschap. De kalender die in Nice werd uitgewerkt, zal verder worden gevolgd. Er zullen gemeenschappelijke standpunten van de Unie worden vastgesteld (bijvoorbeeld inzake vrij verkeer van personen en landbouw) en oriëntatiegesprekken worden gevoerd tijdens de Europese Raden van Gent en Laken.

Toekomst van de Europese Unie

De Europese Raad van Nice bepaalde dat de Europese Raad van Laken het debat moet opstarten dat uiteindelijk in 2004 tot een nieuwe intergouvernementele conferentie moet leiden. De verklaring van Laken zal dus geen conclusies bevatten maar wel het debat structureren door een methode, een kalender en een agenda te bepalen. Ze zal ook aanzetten geven, onder de vorm van vragen, over de richting en de uitkomst van het debat.

De meerderheid van de regeringsleiders wenst de eindtermen van de Europees Unie vast te leggen. De EU is begonnen als een evolutief proces. Het moment is echter aangebroken om een beeld vast te leggen van de Europese Unie en haar functioneren. Hiervoor moeten brede nationale debatten op gang worden gebracht en worden bijdragen verwacht van het Europees Parlement, de nationale parlementen, de Europese Commissie, de constitutionele regio's in de EU en experten.

Volgens de premier moet de agenda niet beperkt blijven tot de vier punten die in de Verklaring van Nice werden vernoemd, maar moet die worden opengetrokken tot een debat over een globaal project voor Europa (onder meer de Kompetenzordnung). Op dit moment is de bevoegdheidsverdeling tussen het nationaal en Europees niveau gebaseerd op functionaliteit. Moet niet eerder worden gedacht aan een materiële toekenning van bevoegdheden (wat een eerder federale benadering inhoudt) ? Hoe ver moet daarin worden gegaan ? De methode van open vragen moet de discussie losweken en een richting aangeven.

Vooraleer de premier de heer Louis Michel aan het woord laat voor een aantal verduidelijkingen over het luik van de externe dimensie van de Europese Unie, vermeldt hij nog twee engagementen die het Belgische voorzitterschap wil aangaan. De heer Verhofstadt ziet het als de plicht van het Belgische voorzitterschap om er alles aan te doen om het Kyoto-proces te revitaliseren. Wat betreft de nieuwe onderhandelingsronde in het kader van de Wereldhandelsorganisatie, wenst de premier dat een evenwichtige en globale agenda zou worden opgesteld waarin rekening wordt gehouden met de belangen van de ontwikkelingslanden en met de sociale en milieudimensie.

1.2. Uiteenzetting door de heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken

De vice-premier geeft enkele verduidelijkingen over de Belgische prioriteiten inzake de uitbreiding en het externe optreden van de Europese Unie.

Inzake de uitbreiding stelt de heer Michel dat de Europese Raad van Nice zijn mandaat heeft vervuld door de Unie in staat te stellen nieuwe lidstaten te verwelkomen vanaf 2002. Het Verdrag van Nice moet nu nog worden geratificeerd door de lidstaten. Dit zou een positieve boodschap zijn aan de kandidaat-lidstaten. De vice-premier is voorstander van een differentiëring tussen de kandidaten. Er kan geen einddatum voor de onderhandelingen worden vastgelegd. Het moment van toetreding hangt af van de inspanningen van de kandidaat-lidstaten zelf. Onder het Belgische voorzitterschap zullen moeilijke onderwerpen worden aangesneden (transport, landbouw, justitie en binnenlandse zaken). Er moet ook rekening worden gehouden met de rechtmatige belangen van de burgers, onder meer inzake veiligheid, sociale rechten, immigratie en landbouw. Bovendien mag het acquis communautaire niet in gevaar worden gebracht.

Wat betreft het externe optreden van de Europese Unie moeten haar efficiëntie en coherentie worden verbeterd. Zo moet de hoge vertegenwoordiger van het GBVB een grotere rol spelen. Het Belgische voorzitterschap zal rond 4 assen zijn gestructureerd.

Crisisbeheersing

De Europese Unie moet crisissen kunnen beheersen door de operationalisering van een crisisbeheersingscapaciteit, met inbegrip van militaire middelen. Daartoe moet de EU akkoorden sluiten met de NAVO. De Unie moet op een gecoördineerde wijze het hele gamma van actiemiddelen die zij ter beschikking heeft voor, tijdens en na een conflict kunnen inzetten. Ook moeten de concrete instrumenten worden geïdentificeerd die kunnen worden ingezet voor de preventie van conflicten.

Stabilisatie van conflicten

De Unie moet zich actief inzetten om conflicten te stabiliseren. Voor Centraal-Afrika zal een actieplan voor vrede en ontwikkeling worden uitgewerkt. In het Midden-Oosten moet de Unie naast het ter beschikking stellen van financiële middelen, ook politieke steun verlenen aan de heropening van de vredesonderhandelingen. Ook in de Balkan moet de Unie bijdragen tot stabiliteit in de regio.

Dialoog en samenwerking met derde landen

De Unie moet een politieke dialoog voeren met derde landen. Zo moet de bevoorrechte dialoog met de Verenigde Staten worden versterkt. België zal zich ook inzetten om de dialoog en het strategisch partnerschap met Rusland verder uit te werken. Het Euromediterraan Partnerschap moet worden gerevitaliseerd. In het bijzonder moeten de economische hervormingen in de derde Middellandse-Zeelanden worden ondersteund. De dialoog tussen de Unie en Afrika moet verder worden gevoerd onder meer op het vlak van de schuld, de regionale economische integratie, de strijd tegen aids. Ook Azië, Oceanië en Latijns-Amerika zullen de aandacht van het Belgische voorzitterschap genieten.

Verdediging van universele waarden

De Unie zal zich inzetten om op diverse internationale fora de universele waarden zoals de rechten van de mens, de ontwapening en de ontwikkelingssamenwerking te verdedigen.

De vice-eerste minister besluit dat het elfde Belgische voorzitterschap moet leiden tot een Unie die meer politiek, zichtbaarder en actiever is op het internationale toneel.

2. Gedachtewisseling

De heer Karel Pinxten, volksvertegenwoordiger, deelt de opmerkingen en de kritiek van de CVP-Kamerfractie mee over de nota van de eerste minister. Volgens hem bevat de nota te veel prioriteiten (zestien) waarvan enkele niet als reële prioriteiten, voortvloeiend uit een voorafgaande politieke keuze, kunnen worden beschouwd. Zij liggen eerder in het verlengde van het Zweedse voorzitterschap (uitvoering van vroegere beslissingen) of zijn slechts eenvoudige intentieverklaringen. Slechts vijf punten verdienen de kwalificatie van « echte prioriteit » : de grensoverschrijdende criminaliteit, het asiel- en immigratiebeleid, de voedselveiligheid, de deelname van de constitutionele regio's aan het communautaire beslissingsproces evenals de uitvoer van wapens en de strijd tegen de illegale handel in lichte wapens.

Inzake het fiscale pakket merkt de spreker op dat het Belgische voorzitterschap zich beperkt tot het buitenlandse luik, wat een sterke reductie is van wat oorspronkelijk was afgesproken in december 1998.

Inzake een beleid van duurzame ontwikkeling is er een eerste aanzet, maar moet de inhoud worden verduidelijkt.

De voorstellen inzake de Europese voedselautoriteit wijken af van de brede politieke consensus die daarover in België heerst evenals van de voorstellen van de Europese Commissie ter zake.

Wat de uitbreiding betreft, is er geen concrete resultaatsverbintenis vanwege het Belgische voorzitterschap.

Wat de buitenlandse dimensie van het EU-beleid betreft, past het om de acties te verduidelijken die het Belgische voorzitterschap zal ondernemen ten aanzien van Rusland, Centraal-Afrika en het Midden-Oosten.

Voorts ontbreken initiatieven op een aantal gebieden zoals armoedebestrijding, gezondheidszorgen, de hervorming van de telecommunicatiesector, ontwapening, lawaaihinder bij nachtvluchten en mobiliteit.

Wat de energiesector en de sector van de milieufiscaliteit betreft, beperkt de nota zich tot het onderstrepen van het feit dat het voorzitterschap overweegt om deze punten op de Europese agenda te zetten, en dit zonder de te bereiken doelstellingen te preciseren.

De heer Pinxten benadrukt het belang van een positieve boodschap naar de publieke opinie toe om de noodzaak van de Europese Unie duidelijk te maken. Een regelmatige dialoog tussen de leden van de federale regering en de bevoegde vaste commissies van Kamer en Senaat over het Belgische voorzitterschap acht hij essentieel. Deze vergaderingen moeten ook worden gekenmerkt door een grote mate van openheid zodat een constructieve dialoog tussen regering en Parlement kan plaatshebben, met eventuele inbreng van andere actoren van de burgermaatschappij.

De heer Pinxten heeft ook opgemerkt dat het gevaarlijk zou kunnen zijn voor de aanhangers van een dynamisch en federaal Europa om zich te storten op een inhoudelijk diepgaand debat over de verdeling van bevoegdheden (Kompetenzordnung). Het moment lijkt wel slecht gekozen om dit debat te openen ­ een debat dat in feite bestaat uit het onderzoeken van de mogelijkheden om een deel van de communautaire verworvenheden te hernationaliseren ­ rekening houdend met het gegeven dat kandidaat-lidstaten juist bezig zijn met het integreren van de communautaire verworvenheden in hun interne rechtsorde. Is dit een slechte vertaling in nieuwe termen van het bestaande subsidiariteitsprincipe ? Is het overtuigen van eurosceptici niet het vooropgestelde doel voor de opening van dit debat ?

Tenslotte stelt de heer Pinxten de vraag of de voorstelling van de prioriteiten niet te vroeg komt, wat de efficiëntie en de productiviteit van het Belgische voorzitterschap nadelig zou kunnen beïnvloeden.

De heer Dirk Van der Maelen, kamerlid, is globaal tevreden over de prioriteiten. Hij hoopt dat de idee van een Tobin tax, waarover Kamer en Senaat resoluties hebben aangenomen, alsnog wordt opgenomen in de volgende inhoudelijke nota. Toch wenst hij een aantal opmerkingen te maken bij het punt van de toekomst van de Europese Unie. Vooreerst wenst de heer Van der Maelen dat hierover een open parlementair debat kan plaatshebben. Hij is voorstander van een ambitieuze verklaring van Laken. Wat de methode van het debat over de toekomst van de Europese Unie betreft, is het kamerlid van oordeel dat de zuivere intergouvernementele methode moet worden verlaten, ten voordele van een methode gebaseerd op de Conventie die het Handvest van de grondrechten heeft opgesteld. Er moet wel over worden gewaakt dat er niet op basis van de nationale belangen maar vanuit een Europees perspectief wordt gediscussieerd.

Wat de bevoegdheden betreft, is de heer Van der Maelen beducht voor een discussie over een Kompetenzordnung. De eerste grote poging in de eerste helft van de jaren 1990 om de bevoegdheden van de Europese Unie te beperken, werd toen geneutraliseerd door de inbreng van het principe van de subsidiariteit. Dit is een heel belangrijke en flexibele techniek die toelaat dat men bevoegdheden kan verschuiven van niveau. Het vastleggen van een lijst van bevoegdheden zou het voordeel van de flexibiliteit bij de subsidiariteit teniet doen. Voorts vreest het lid dat hierdoor de sociale, fiscale en ecologische thema's niet aan bod zullen komen op het Europese niveau.

Daarnaast is de heer Van der Maelen voorstander van het opnemen in de verklaring van Laken van het concept van het « kerneuropa ». Het concept houdt geen Europe à la carte in, maar staat voor een kern van lidstaten die samen, gebruik makend van de communautaire methode, een aantal bevoegdheden willen uitoefenen. Dit samenwerkingsverband moet wel blijven openstaan voor andere lidstaten die alsnog wensen mee te werken.

Tenslotte vraagt het lid wat de term « gemoderniseerde communautaire methode » juist inhoudt.

Mevrouw Muriel Gerkens, kamerlid, vraagt welke wetgevende initiatieven het Belgische voorzitterschap wil realiseren. Verder wenst ze enige verduidelijking over de intenties van het Belgische voorzitterschap inzake de ecofiscaliteit, de milieudimensie in de transportsector en de sociale samenhang. Een akkoord over het gemeenschapsoctrooi lijkt haar ook onontbeerlijk.

De heer Bart Staes, Europarlementslid, merkt op dat in de prioriteitennota de oprichting van een vaste Europese eenheid van magistraten (Eurojust) niet voldoende ambitieus is. Hij benadrukt ook de dringende nood aan een Europees openbaar ministerie. Het Europees Parlement heeft de Europese Commissie er overigens toe kunnen aanzetten om een verklaring op te stellen over dit onderwerp voor de Europese Raad in Nice. Verder merkt hij op dat slechts drie landen, waaronder België, de Conventie van 1995 over de bescherming van de financiële belangen van de Europese gemeenschappen nog altijd niet hebben bekrachtigd.

Op het vlak van het Voedselagentschap vindt de heer Staes de nota eerder warrig en onjuist : ze gaat in tegen wat leeft in de Europese Commissie en het Europees Parlement. Een debat over het gemeenschappelijk landbouwbeleid is eveneens nodig.

Wat betreft het gemeenschapsoctrooi benadrukt de heer Staes dat het taalgebruik één van de problemen blijft. Hij dringt erop aan dat het gebruik van het Nederlands gevrijwaard blijft.

Het lid betreurt ook dat de invoering van een belasting op het kapitaalverkeer (« Tobin »-belasting) geen deel meer uitmaakt van de prioriteiten van het voorzitterschap en onderstreept dat het noodzakelijk is om de constitutionele regio's in het communautaire beslissingsproces te betrekken.

Mevrouw Fientje Moerman, kamerlid, is van mening dat de verklaring van Laken ambitieus moet zijn. Kan er verder worden gegaan dan het louter vastleggen van de kalender, de agenda en de methode ? Kan de intergouvernementele methode die nodig is voor een verdragswijziging worden veranderd ? Verder verheugt zij zich over het gunstige onthaal door de eerste minister van de ideeën die de Duitse bondskanselier, de heer Schröder, heeft geformuleerd omtrent de toekomst van Europa. Zij wijst ook op de moeilijkheden van het bijeenroepen van een nieuwe Intergouvernementele Conferentie in 2004, een verkiezingsjaar voor het Europees Parlement, wat deze instelling vleugellam kan maken. Ten slotte vestigt zij de aandacht op de delicate situatie in Macedonië en vraagt ze zich af of de EU voldoende klaar is om het hoofd te bieden aan een crisis in dit land.

De heer Mark Eyskens, kamerlid, herinnert er aan dat buiten de as Parijs-Berlijn, het past dat aandacht wordt besteed aan het Angelsaksische element van de EU, namelijk Groot-Brittannië dat bevoorrechte relaties met de Verenigde Staten onderhoudt. Men moet aandacht hebben voor het betrekken van Groot-Brittannië in de monetaire en fiscale politiek van de EU door bijvoorbeeld een « 12 + 1 »-formule (de twaalf leden van de Eurogroep en Groot-Brittannië) te ontwikkelen waarbij het pond sterling zou worden gekoppeld aan de euro. De spreker vestigt bovendien de aandacht op het belang voor de EU en Rusland om samen met de Verenigde Staten deel te nemen aan het NMD project (National Missile Defence) en op het belang van een samenhangend Europees asiel- en immigratiebeleid (gelijke verdeling van de asielaanvragen tussen de lidstaten van de EU en het einde van de immigratiestop) om zo het hoofd te bieden aan het demografisch tekort.

Mevrouw Marianne Thyssen, Europarlementslid, betreurt de totale afwezigheid van een vermelding over de KMO's in de prioriteitennota en dit terwijl België tijdens zijn vorig voorzitterschap (1993) voor de eerste keer een Ministerraad had georganiseerd, gewijd aan de KMO's. Mevrouw Thyssen onderstreept ook het belang van een succesvolle introductie van de euro (voldoende aanbod van kleine eurobiljetten aan consumenten), de betrokkenheid en de rol van de regio's in het communautair beslissingsproces, het belang van multi-level governance, de rol van de nationale parlementen, de installatie van een Europese voedselautoriteit en het belang van het gemeenschapsoctrooi.

De heer Stef Goris, kamerlid, heeft vragen over de banden tussen de EU en de NAVO in het perspectief van het Europees veiligheids- en defensiebeleid (onder meer de houding van Turkije is problematisch) en over een eventuele deelname van de EU in de NMD (rekening houdend met het feit dat de meeste nationale parlementen daartegen zijn gekant).

Mevrouw Leen Laenens, kamerlid, onderstreept de noodzaak van de opheffing van de immigratiestop en het belang van duidelijke vooruitgang inzake de bekrachtiging van het protocol van Kyoto over de klimaatverandering. Zij vraagt ook aandacht voor de instelling van een Europese voedselautoriteit, de mogelijkheid om de Tobin-belasting toe te passen, de oplossing van de schuldenproblematiek van Afrikaansesstaten door schuldkwijtschelding en de noodzakelijke randvoorwaarden voor het heropstarten van de onderhandelingen in het kader van de Wereldhandelsorganisatie.

De heer Jacques D'Hooghe, senator, vraagt naar de toekomstige vestigingsplaats van Eurojust. Daarnaast is hij van mening dat de kwalitatieve tewerkstellingsindicatoren nogal vaag zijn. Verder vraagt hij welke de precieze criteria zijn van het scorebord ter beoordeling van het Belgische voorzitterschap. Hij verbaast er zich ook over dat een aantal ministers eigen prioriteiten hebben. Ten slotte vraagt de spreker ook aandacht voor permanente vorming (cf. de besluiten van de Europese Raad van Lissabon).

De heer Peter Van Houtte, kamerlid, wijst op de rol van de nationale parlementen in de controle op het Europese veiligheids- en defensiebeleid en op de mogelijkheid voor ons voorzitterschap om een conflictpreventiesysteem op te zetten.

Mevrouw Sabine de Bethune, senator, stelt vast dat er op het vlak van het externe beleid van de Europese Unie geen globale richting wordt aangegeven en dat er evenmin concrete actiepunten worden vastgelegd (te beperkte aandacht voor met name de ontwikkelingssamenwerking, de invoering van een Tobin tax en de beperking van de financiële speculatie, de aidsaanpak, de schuldafbouw door kwijtschelding, de strijd tegen lichte wapens, een ethische code voor bedrijven). Verder betreurt ze dat het thema van het genderevenwicht niet wordt uitgewerkt : door dit thema te bevorderen tot een horizontale beleidsprioriteit zou op een efficiënte wijze aan mainstreaming kunnen worden gedaan. Ook zou het Belgische voorzitterschap een formele Raad van ministers bevoegd voor gelijke kansen moeten organiseren. Ten slotte vraagt zij aandacht voor de positie van de vrouw in Afghanistan.

De heer Luc Van den Brande, senator, bepleit in het kader van het debat over Europese governance een grotere rol voor de constitutionele regio's in de Europese besluitvormingsprocedures. Alle bevoegdheidsniveaus (lokaal, regionaal, nationaal, Europees) moeten niet meer in een hiërarchische verhouding tot mekaar staan maar via onderlinge samenwerking en partnerschap antwoorden bieden op de vragen van de burgers. De plaats van de constitutionele regio's in de institutionele Europese architectuur moet dan ook worden herzien op een positieve en dynamische wijze. Het einddoel moet zijn de verhoging van het democratisch gehalte van de instellingen. Hij herinnert aan de idee om het globale aantal stemmen van België in de Raad te verdelen over de regio's zodat eventueel een gesplitste Belgische stemming mogelijk is. Verder bepleit de spreker de inbreng van meer horizontale subsidiariteit waardoor de levende krachten in de samenleving meer zouden kunnen worden betrokken bij de Europese besluitvorming.

De senator vindt ook te weinig terug in de nota over het verhogen van de democratische legitimiteit van de Europese instellingen en het overbruggen van de kloof tussen die instellingen en de burger. Ten slotte wenst de heer Van den Brande dat de vaste parlementaire commissies, samen met het federaal adviescomité, het voorzitterschap verder kunnen opvolgen via geregelde ontmoetingen met de bevoegde ministers.

De heer Philippe Mahoux, senator, merkt op dat de doelstelling om te komen tot kwantitatieve tewerkstellingsindicatoren haalbaar is. Hij voorziet een moeilijker debat inzake kwalitatieve indicatoren en vraagt daarover enige precisering. Inzake de sociale zekerheid merkt de spreker op dat er bepaalde minimumstandaarden zijn waaraan niet kan worden getornd (onder meer in het kader van de onderhandelingen in de Wereldhandelsorganisatie). Hij herinnert verder aan de resoluties van Kamer en Senaat over een belasting op de speculatieve kapitaalstromen. Dit onderwerp moet door het Belgische voorzitterschap worden aangekaart. Beide assemblées hebben eveneens resoluties over Birma aangenomen. Inzake de handelsbetrekkingen met dat land is het nodig dat de EU sociale, ethische en morele minimumregels doet respecteren. Ten slotte vraagt de heer Mahoux naar de mogelijkheid om de volgende verdragswijzigingen te laten bespreken in een conventie, gebaseerd op de Conventie die het Handvest van de grondrechten heeft opgesteld.

3. Replieken van de regering

3.1. Repliek van de heer Guy Verhofstadt, eerste minister

Wat het tijdstip van de voorstelling van de prioriteiten door de regering betreft, herinnert de heer Verhofstadt, eerste minister, eraan dat dit in de lijn ligt van wat tijdens vorige voorzitterschappen is gebeurd (6 tot 8 weken voor het begin van het eigenlijke voorzitterschap). Zodoende heeft het Parlement nog de mogelijkheid om op een nuttig moment opmerkingen te formuleren waarmee rekening kan worden gehouden bij de voorstelling (op 2 juli 2001 voor de Europese Commissie en op 4 juli 2001 in het Europees Parlement) van het definitieve programma van het Belgische voorzitterschap.

De kritieken van sommige parlementsleden op het te grote aantal prioriteiten vindt de premier onterecht aangezien dezelfde leden zelf nog bijkomende prioriteiten voorstellen. De bedoeling van de regering was niet om een beperkt aantal grote thema's te kiezen waarover grote verklaringen kunnen worden afgelegd, maar om aan te geven voor welke materies zij een concreet resultaat wenst te behalen. De zestien prioriteiten zijn dan ook geen limitatieve lijst : ook andere thema's zullen behandeld worden zoals de belasting op de speculatieve kapitaalstromen (een studie daarover zal worden uitgevoerd maar een concreet resultaat tegen december 2001 is niet haalbaar).

Wat de rol van de constitutionele regio's betreft, zal de premier een gestructureerd overleg organiseren in juni 2001 met afgevaardigden van constitutionele regio's (Catalonië, Salzburg, Schotland, Beieren, Rijnland-Westfalen, Vlaanderen en Wallonië). Toch wijst hij erop dat sommige lidstaten gekant zijn tegen het opnemen van deze problematiek in de verklaring van Laken. Zij beschouwen dit als een interne aangelegenheid waarover ze autonoom beslissen.

De premier deelt de voorzichtige houding van de leden inzake het debat over de Kompetenzordnung. Dit is echter geen goed uitgangspunt voor het debat dat er hoe dan ook komt. Hij bepleit een offensieve strategie ter zake. Inhoudelijk beschouwt hij dit als een debat in twee richtingen, waarbij hij de nadruk wil leggen op het bekomen van bijkomende bevoegdheden voor de Unie, onder meer inzake defensie en buitenlands beleid, asiel en immigratie en minimale sociale normen. Zelfs het eenvoudigweg opnemen van het jurisprudentieel acquis komt neer op Kompetenzordnung. Ook moeten een aantal andere vragen aan de orde komen. Moet men niet eerder uitgaan van een materiële benadering van de bevoegdheidsverdeling in plaats van de nu gebruikte functionele benadering ? Moet niet meer klaarheid worden geschapen inzake de instrumenten die op EU-vlak kunnen worden gebruikt ? Moeten de Europese verdragen niet worden herschikt en vereenvoudigd ?

Als reactie op de opmerking van de heer Eyskens over de relaties met het Verenigd Koninkrijk stelt de premier dat de relaties met alle lidstaten belangrijk zijn. Wat betreft de relatie tussen de euro en het Britse pond stelt de premier dat het opnieuw instellen van de monetaire slang (met vaste onderlinge wisselkoersen) geen goede oplossing is. Groot-Brittannië moet zelf de beslissing nemen om het pond te laten toetreden tot de euro.

Wat het asiel- en immigratiebeleid betreft, acht de premier het belangrijk dat de Unie meer inspanningen moet richten op de landen van herkomst, zodat ter plaatse meer welvaart kan worden gecreëerd. Ook moet de Unie zich ten opzichte van die landen minder protectionistisch opstellen. De premier gaat niet akkoord met de doemscenario's die worden aangehaald inzake massale immigratiestromen als gevolg van de uitbreiding. De vrees voor een overspoelen van de eigen arbeidsmarkt door goedkopere arbeidskrachten uit Spanje, Portugal en Griekenland is ook ongegrond gebleken na de toetreding van deze landen.

Inzake de methode die moet worden uitgewerkt voor het debat over de toekomst van de Europese Unie is een klassieke intergouvernementele conferentie onvermijdelijk om de resultaten te vertalen in verdragswijzigingen. Maar tussen het begin van dat debat in 2002 en het einde ervan (de IGC van 2004), moet een nieuwe methode worden gezocht, gebaseerd op de Conventie van de grondrechten. Het Europees Parlement en de nationale parlementen moeten volwaardig kunnen deelnemen aan dit debat. De premier kondigt aan dat hij reeds voor de top van Laken een overlegstructuur met de nationale parlementen wil opzetten.

Verder verduidelijkt de premier dat het Belgische voorstel inzake de Voedselautoriteit niet diametraal tegenover het voorstel van de Europese Commissie staat, maar verder wil gaan.

Ten slotte haalt de heer Verhofstadt de relatie van de EU met de Verenigde Staten aan. Hij benadrukt dat de EU eigen standpunten moet ontwikkelen en deze consequent moet verdedigen. Daarnaast is het echter even noodzakelijk om een permanente dialoog gaande te houden met dat land om vooruitgang te boeken in een aantal dossiers (onder meer inzake defensiebeleid, de ratificatie van het Kyoto-protocol en de onderhandelingen in het kader van de Wereldhandelsorganisatie).

3.2. Repliek van de heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken

Wat de Balkan betreft, herinnert de minister eraan dat hij al driemaal naar Skopje en Pristina is gereisd, waarvan een keer met de trojka en in gezelschap van de heer Solana. Hij meent dat hij zich rekenschap heeft kunnen geven van de toestand op het terrein. België is bereid dat uiterst belangrijk dossier te behandelen, net als de andere landen die er aan werken. De Belgische regering gaat concrete invulling geven aan de beslissingen van de Top van Zagreb en aan de onderhandelingen over de stabiliserings- en samenwerkingsakkoorden met de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Kroatië, Bosnië-Herzegovina en de Federale Republiek Joegoslavië en anderzijds met Albanië. België is tot de vaststelling gekomen dat het te voeren beleid op de Balkan naar een grotere regionale samenwerking tussen buurlanden moet streven. De voormelde akkoorden zullen uitvoering krijgen en worden voortgezet want die teksten stellen de betrokken landen in staat hun economisch en politiek systeem te hervormen, zodat zij dichter bij de lidstaten van de Europese Unie komen te staan. Naast de stabiliserings- en samenwerkingsakkoorden beschikt de Europese Unie over een efficiënt programma voor stabilisering, rehabilitatie en wederopbouw van de regio. Dat programma mag dan al een machtig instrument zijn, toch biedt het geen oplossing voor alle problemen. Denken wij maar aan de tragedie in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië. Het is dus van belang dat de Europese Unie aanwezig blijft in de regio en zich verder inspant voor de vredeshandhaving.

De minister bevestigt andermaal dat de strategie van het Belgische voorzitterschap (in de Balkan of elders) erin zal bestaan alles in het werk te stellen om de rol van de Hoge Vertegenwoordiger voor het GBVB, de heer Solana, te versterken. Het is van essentieel belang dat de Hoge Vertegenwoordiger het enige politieke gelaat van de Europese Unie wordt in de conflictzones en overal waar de aanwezigheid van Europa is vereist. Om de duidelijke rol van de heer Solana beter doen uitkomen, moet dat beleid ook zichtbaarder worden. De minister van Buitenlandse Zaken heeft de heren Solana en Patten, lid van de Europese Commissie belast met de externe betrekkingen, aan het werk gezien in Macedonië tijdens de recente tragisch gebeurtenissen aldaar; hij heeft kunnen constateren dat beiden ontegensprekelijk blijk hebben gegeven van efficiëntie. De heer Michel wil alles doen om de doeltreffendheid, de aanwezigheid en de zichtbaarheid van de Hoge Vertegenwoordiger van het GBVB op het Europese toneel te vergroten. De Balkan is een van de steeds weerkerende thema's die het Belgische voorzitterschap zal moeten behandelen en waarvan het de ontwikkeling met veel aandacht zal volgen.

Op de precieze vraag van mevrouw Gerkens antwoordt de heer Michel dat de conferentie waarop zij alludeert, een internationale conferentie over de minst ontwikkelde landen is, die door de Verenigde Naties in de gebouwen van het Europees Parlement te Brussel wordt georganiseerd. De minister zal nagaan of de persoon over wie mevrouw Gerkens het heeft, die conferentie bijwoont. Indien dat het geval is, zal hij de uitzondering genieten die geldt voor de deelnemers aan de door de Verenigde Naties georganiseerde conferenties. De minister zal de eventuele aanwezigheid van die persoon te baat nemen om het standpunt van België en het standpunt van ons land ten aanzien van de mensenrechten te herhalen.

Wat Birma betreft, steunt België de door de IAO uitgesproken veroordeling van de dwangarbeid in dat land. De minister heeft de IAO een brief gestuurd om de organisatie mee te delen dat België zijn handelsbetrekkingen met Birma opnieuw onder de loep neemt, in het licht van die veroordeling. Op Europees niveau heeft een trojka in januari 2001 Birma bezocht. België was daar vertegenwoordigd door de geografische directeur van het departement. Dat driemanschap, dat een politieke dialoog op gang moest brengen, heeft de Europese Unie de mogelijkheid geboden haar bezorgdheid te uiten. De Unie heeft een gemeenschappelijk standpunt ingenomen, dat ieder jaar zal worden verlengd, waarbij de contacten tussen de landen van de Europese Unie en Birma worden beperkt. België is bereid in het tweede halfjaar van 2001 een trojka naar de regio te sturen, mits beide partijen daarmee akkoord gaan. De Birmaanse junta en de oppositie hebben laten weten dat zij voorlopig de voorzetting van de bilaterale dialoog verkiezen.

De VN-Conferentie over de illegale handel in kleine en lichte wapens zal doorgaan op 9 en 10 juli 2001, onder Belgisch voorzitterschap. De bestrijding van de proliferatie van lichte wapens is een van de prioriteiten van de Belgische regering. De heer Moreels werd in die context belast met een bijzondere opdracht in het Grote-Merengebied. Hij moet in het veld het vraagstuk van de lichte wapens en van de kindsoldaten bestuderen. Op Europees niveau bestaat ter zake een gedragscode. België wenst dat ook de kandidaat-lidstaten die regels in acht nemen en zal zich daarvoor inzetten tijdens het Belgische voorzitterschap. België zal, als spreekbuis van de Europese Unie in New York, alles in het werk stellen om de samenhang van de Europese Unie te versterken in haar initiatieven en haar stellingname op de VN-Conferentie. Als gevolg van parlementaire debatten heeft de minister een brief overgezonden aan de ministers van Buitenlandse Zaken van de overige veertien landen van de Europese Unie om de gedragsregels betreffende de uitvoervergunningen voor wapens dwingender te maken en om tussen de Vijftien tot een akkoord te komen dat bepaalt dat wanneer een uitvoervergunning voor wapens wordt geweigerd door een lidstaat, ook de andere landen van de Europese Unie zich bij die beslissing aansluiten. Tot nu toe hebben dertien Europese landen het voorstel van minister Michel van de hand gewezen. Alleen de Duitse minister van Buitenlandse Zaken Fischer is bereid daarover een discussie aan te gaan. Minister Michel verbindt zich ertoe voortgang te maken in dat dossier.

De minister merkt in verband met de Amerikaanse defensieraketten op dat hij zich in dat debat heeft gemengd tijdens de jongste ministeriële NAVO-vergadering, waaraan ook VS-staatssecretaris Powell heeft deelgenomen. Minister Michel heeft het Belgische standpunt verduidelijkt en uiting gegeven aan zijn terughoudendheid ten aanzien van dat project. Hij heeft er ook met aandrang op gewezen dat een dergelijk beleid een hervatting van de wapenwedloop met zich dreigt te brengen. De heer Powell heeft in zijn antwoord blijk gegeven van veel goede wil om ter zake een grondiger discussie aan te gaan met de NAVO-landen en de ministers van Buitenlandse Zaken van de Vijftien. Die zaak is een onderdeel van de gewijzigde algemene strategische context van de Europese veiligheid. Er komt een ontmoeting met President Bush in Göteborg en dat onderwerp zal ter sprake worden gebracht. Het maakt ook deel uit van de agenda van de politieke dialoog met Rusland. Het NMD-systeem wordt thans behandeld bij de NAVO, die bevoegd is voor de verdediging van het grondgebied van de elf landen die er lid van zijn. De minister van Buitenlandse Zaken zal erop toezien dat de bestaande verdragen niet onbezonnen op de helling worden gezet. Rusland wenst zeker te beschikken over een forum voor overleg en permanente voorlichting in verband met het EVDB. De Europese Unie zou er misschien belang bij hebben dat onderwerp te bespreken met Rusland, teneinde niet voor een voldongen feit te staan zo Rusland en de Verenigde Staten ter zake tot een akkoord zouden komen.

De Europese ministers van Buitenlandse Zaken hebben met veel aandrang gewezen op het begrip crisisbeheer, dat niet mag worden verward met het begrip Europees leger. Het betreft humanitaire opdrachten inzake evacuatie en vredeshandhaving of -herstel. De Europese Unie zal niet vanaf 1 januari 2002 de zwaarste operaties inzake crisisbeheer kunnen uitvoeren, maar zal zich in een eerste fase tevreden moeten stellen met beperktere opdrachten, zoals bijvoorbeeld evacuatieopdrachten. Dat vermogen inzake crisisbeheer zal ongetwijfeld een politieke uitwerking hebben : het zal een veel concretere inhoud geven aan het Europees buitenlandbeleid. De Europese defensie zal niet beperkt blijven tot woorden, maar ook concreet gestalte krijgen in acties in het veld. Europa zal dan eindelijk zijn rol kunnen vervullen bij het onder controle houden van de regionale conflicten. Het vermogen om crisissen te beheren begint bij het voorkomen van conflicten. Er is ter zake een werk aangevat onder het Zweedse voorzitterschap en het zal worden voortgezet tijdens het Belgische voorzitterschap, teneinde de concrete preventie-instrumenten te bepalen. Het Belgische voorzitterschap zal tevens de werkzaamheden voortzetten in verband met het burgerlijk beheer van de crisissen en op het stuk van de prioritaire domeinen, zoals de politie en het vrijwillig personeel voor het beheer van de humanitaire rampen. Ook de rechtsbijstand en het herstel van de rechtsstaat zullen worden bevorderd, waarbij in het bijzonder de nadruk zal worden gelegd op de vorming. Om die doelstellingen te halen zullen de ministers van Buitenlandse Zaken van de Vijftien onder het Belgische voorzitterschap proberen voldoende goodwill op Europees vlak te creëren en alle middelen bepalen waarover zij in dat verband beschikken.

Wat het EVDB betreft en meer bepaald de betrekkingen tussen de Europese Unie en Turkije, zullen de ministers van Buitenlandse Zaken hun overredingsbeleid ten aanzien van Ankara voortzetten en erop aandringen dat de beslissingsautonomie van de Europese Unie inzake crisisbeheer behouden moet blijven. De onverzoenlijkheid van Ankara dreigt nadelig te zijn voor de band tussen de Europese Unie en de NAVO, waarvan Turkije deel uitmaakt. De ministers van Buitenlandse Zaken blijven openstaan voor elk overleg met Turkije in NAVO-verband over hun veiligheidsbekommernis. Zij zijn bereid besprekingen te voeren over het vraagstuk van een bijzondere status, op voorwaarde dat dit het acquis van Nice niet in gevaar brengt. België heeft de Turkse overheid al herhaaldelijk gecontacteerd om dat vraagstuk te bespreken en hoopt dat daar in de komende weken op de ministeriële vergadering van de NAVO in Budapest een oplossing voor wordt gevonden. Minister Michel heeft er tijdens zijn ontmoeting met VS-staatssecretaris Powell te Washington bijzonder op aangedrongen dat de Verenigde Staten de ministers van Buitenlandse Zaken van de Europese Unie zouden kunnen helpen Turkije ervan te overtuigen een opener houding in die zaak aan te nemen.

Met betrekking tot ontwikkelingssamenwerking zal het Belgische voorzitterschap zorgen voor de opvolging van de top « Europese Unie ­ Afrika », die met het samenroepen van de top van Caïro onder het Portugese voorzitterschap is gestart. Onder het Belgische voorzitterschap zal eveneens een ministeriële vergadering worden georganiseerd. Die zou het mogelijk moeten maken kwesties aan te pakken die belangrijk zijn voor de toekomst van Afrika, zoals de preventie van conflicten, de vermindering van de schulden van de Afrikaanse landen, de economische integratie op regionaal vlak, het milieu, de voedselzekerheid, de eerbiediging van de democratie en de mensenrechten, de strijd tegen aids en de teruggave van culturele goederen. Ten slotte zal het Belgische voorzitterschap er zich op toeleggen de bepalingen van de Overeenkomst van Kotonou tussen de Europese Unie en de ACS-landen ten uitvoer te brengen. Die onderwerpen zullen ook aan bod komen op de ministeriële vergadering van de WHO in Doha, waar België de Europese Unie zal vertegenwoordigen. België zal ook aanwezig zijn op de vergadering van de G7 in Genua, waar de vraagstukken ontwikkeling en aids op de agenda zullen staan.

Over het schuldenvraagstuk zal in de regering vermoedelijk een technisch-politieke werkgroep worden opgericht. Aangaande de begroting voor ontwikkelingssamenwerking is minister Michel van mening dat men zich de vraag moet stellen of de Europese Unie niet veeleer dan regelmatig de bijdragen voor de grote internationale organisaties te verhogen, een deel van de bedragen die niet voor precieze projecten worden uitgegeven, moet gebruiken om de schulden van die landen tegenover de Europese Unie daadwerkelijk te verminderen. De Europese Unie staat niet toe de gevolgen van die schulden in de begroting te verrekenen. Voor de lidstaten vormt dit een begrotingsprobleem : het loutere vermoeden dat die schulden nooit zullen worden terugbetaald, volstaat niet om ze in de « winst- en verliesrekening » op te nemen. De Ministerraad heeft beslist het voorstel van minister Michel grondiger te bespreken met de heer Boutmans en met een aantal andere betrokken ministers, waaronder de minister van Financiën. Het doel van die operatie bestaat erin voluntaristische formules te vinden en het voorbeeld te geven.

De voorzitters-rapporteurs,

Philippe MAHOUX (S)
Herman DE CROO (K)


BIJLAGE ­­­


DE PRIORITEITENNOTA VAN DE BELGISCHE REGERING VOOR HET BELGISCHE VOORZITTERSCHAP
VAN DE EUROPESE UNIE

Van 1 juli tot 31 december 2001 neemt België het voorzitterschap waar van de Europese Unie. Dit voorzitterschap komt op een cruciaal ogenblik van de Europese eenwording. De Unie heeft enkele maanden geleden een nieuw verdrag aangenomen, dat de uitbreiding mogelijk moet maken. De Unie maakt zich op om de euro in omloop te brengen. De Unie is volop bezig met de ontwikkeling van een Europees sociaal model en wil tegen 2010 de meest dynamische kenniseconomie ter wereld worden, met een hoge economische groei en sociale bescherming en een lage werkloosheid en inflatie. De Unie heeft zich tot doel gesteld om een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid te creëren; een ruimte ook waarin levenskwaliteit, voedselveiligheid, bescherming van het leefmilieu en duurzame ontwikkeling centraal staan. En tot slot ontwikkelt de Unie momenteel de instrumenten waarmee Europa krachtig en eensgezind kan optreden in de wereld.

België wil tijdens het voorzitterschap over de hele waaier van beleidsdomeinen van de Unie vooruitgang boeken. Op die manier moet de Unie transparanter, efficiënter, coherenter en krachtdadiger worden en over een grotere democratische legitimiteit beschikken. Het Belgische voorzitterschap zal dan ook, bij de aanvang ervan, voor elk beleidsdomein en voor elke Europese Ministerraad een ambitieus en gedetailleerd programma voorstellen met duidelijke doelstellingen.

Daartoe heeft de Belgische regering zes krachtlijnen voor het voorzitterschap geïdentificeerd :

­ de uitdieping van het debat over de toekomst van Europa;

­ de verbetering van de arbeidskwaliteit, de bevordering van de gelijkheid van kansen en de strijd tegen uitsluiting en armoede;

­ de bevordering van een duurzame economische groei en een gemeenschappelijk economisch beleid;

­ de creatie van een Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid;

­ de bevordering van de duurzame ontwikkeling en de levenskwaliteit;

­ de uitbreiding en de versterking van de externe dimensie van de Europese Unie.

Het Belgische voorzitterschap wil echter ook een aantal politieke topprioriteiten aanduiden die tijdens het tweede semester van 2001 gerealiseerd moeten worden. Voor elk van deze topprioriteiten wil het Belgische voorzitterschap, in nauwe samenwerking met het Europees Parlement, de Europese Commissie en alle lidstaten, concrete resultaten boeken.

1. Interne beleidsdomeinen : de Europese Unie moet antwoorden vinden op de uitdagingen van vandaag en morgen

De invoering van de euro

Op 1 januari 2002 wordt de euro een tastbaar feit. Nooit voorheen zal de Europese Unie zo ingrijpend in het leven van de burger zijn binnen gedrongen. Voor het eerst in de geschiedenis van de Unie zal die burger in zijn dagelijkse leven worden geconfronteerd met een concreet, tastbaar resultaat van de Europese integratie. Een succesvolle invoering van de euro zal het vertrouwen van de burger in de Unie en het vertrouwen in de eenheidsmunt doen toenemen.

Een geslaagde voorbereiding van het in omloop brengen van de munten en de biljetten, is een van de allerbelangrijkste doelstellingen van het Belgische voorzitterschap. Een maandelijkse monitoring door de Commissie en de Eurogroep moet het mogelijk maken om van heel nabij de maatregelen op te volgen die elke lidstaat ter zake neemt. Daarbij zal met name worden nagegaan of die maatregelen gelijklopend zijn.

Daarnaast zal een grote informatiecampagne worden gelanceerd. De Euro is immers nog steeds onvoldoende gekend. Dergelijke campagnes zijn nodig opdat voor de hele Europese bevolking de fysieke invoering van de euro sereen en vlot kan verlopen. Bij deze communicatie zal het met name nodig zijn om eventuele bezorgdheid weg te nemen zowel bij de burgers, in het bijzonder de kwetsbare sociale groepen, als bij de bedrijven.

Indicatoren inzake de kwaliteit van de arbeid

Het Belgische voorzitterschap zal een sterke sociale dimensie omvatten en bijzondere aandacht besteden aan de uitbouw van het Europees sociaal model. Daarbij zal de klemtoon gelegd worden op de kwaliteit van de arbeid, de gelijkheid van kansen, de grotere betrokkenheid van werknemers bij economische mutaties, de modernisering van de sociale bescherming, de strijd tegen sociale uitsluiting en armoede en de duurzaamheid en de herfinanciering van de pensioenen.

De doelstelling van volledige tewerkstelling en de inspanningen inzake de kwaliteit van de arbeid moeten hand in hand gaan. Tijdens de Europese Raad van Stockholm in maart 2001 kreeg het Belgische voorzitterschap de opdracht om zowel de kwantitatieve als de kwalitatieve tewerkstellingsindicatoren te verfijnen en vast te leggen. Op kwantitatief vlak zal het voorzitterschap verbeteringen aanbrengen inzake de tewerkstellingstatistieken, onder meer op het vlak van de tewerkstellingsgraad. Op kwalitatief vlak zullen tijdens het Belgische voorzitterschap, zoals elk jaar tijdens het tweede semester, de nationale actieprogramma's inzake tewerkstelling geëvalueerd worden. Bij die evaluatie zal de kwaliteit van de arbeid een centrale bekommernis vormen. Op basis van de nationale actieplannen en het werk van de Commissie, zal een reeks van kwaliteitsindicatoren worden uitgewerkt als eerste stap naar een Europese strategie ter zake.

De modernisering van de sociale zekerheid en de duurzaamheid van de pensioenen

De Europese Unie heeft een belangrijke verantwoordelijkheid op het vlak van de sociale bescherming. Alle lidstaten worden geconfronteerd met dezelfde uitdagingen op dit vlak : de veroudering van de bevolking, de stijgende kosten van de gezondheidszorgen, de aanpassing van de sociale bescherming aan de nieuwe realiteit zoals de gewijzigde gezinsvormen of de nieuwe vormen van arbeid. Het Belgische voorzitterschap is vast van plan om de discussie over de duurzaamheid van de pensioenstelsels aan te vatten. Tussen 2000 en 2040 zal de verhouding van gepensioneerden ten overstaan van de rest van de Europese bevolking verdubbelen. Het is de bedoeling om tegen het einde van 2001 overeenstemming te bereiken over een aantal gemeenschappelijke doelstellingen die blijvende bescherming waarborgen voor de gepensioneerden en tegelijkertijd de openbare financiën te garanderen.

Het extern luik van het fiscaal pakket

Het in omloop brengen van de eurobiljetten en -munten betekent een belangrijke stap op weg naar een werkelijke eenheidsmarkt. Deze interne markt is nog niet volledig voltooid, onder meer op het vlak van de integratie van de financiële markten. Het Belgische voorzitterschap is daarom van plan, in samenwerking met de Commissie, om verder te werken aan de inwerkingstelling van de beslissingen die eind vorig jaar werden genomen over het fiscaal pakket (spaarfiscaliteit, belastingsregelingen voor ondernemingen, interesten en royalty's). De onderhandelingen met derde landen, en meer in het bijzonder met Zwitserland, zullen worden verder gezet met het oog op een definitief akkoord over de ontwerprichtlijn inzake de spaarfiscaliteit in 2002.

Een aanzet voor een gemeenschappelijk asiel- en migratiebeleid

Op de Europese Raad van Tampere in oktober 1999 werd een ambitieus en gedetailleerd actieprogramma goedgekeurd dat moet leiden tot het tot stand komen van een gemeenschappelijke ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid. Het moet gaan om een open en controleerbare ruimte die gebaseerd is op de Europese beginselen van openheid, vrijheid en gastvrijheid, solidariteit, niet-discriminatie, respect voor mensenrechten en voor de menselijke waardigheid en respect voor de waarde van een multiculturele samenleving.

Op de Europese Raad van Brussel-Laken in december 2001 zal het Belgische voorzitterschap de balans opmaken van de vooruitgang.

Prioriteit zal het voorzitterschap verlenen aan het tot stand komen van een gemeenschappelijk asiel- en migratiebeleid. Wat asiel betreft, zal de nadruk liggen op de harmonisering van de toekenningsprocedures en van het onthaal van vluchtelingen. Vluchtelingen hebben immers recht op de bescherming van de Europese Unie. Aan dit uitgangspunt mag niet worden geraakt, zeker niet nu dit jaar de 50e verjaardag van de Conventie van Genève wordt gevierd. Daarnaast is het echter zaak om een billijker lastenverdeling uit te werken en nauwkeuriger te bepalen welke lidstaat de asielaanvraag dient te behandelen.

Wat immigratie betreft zal een aanzet gegeven worden voor een overkoepelend beleid waarin plaats is voor de vele facetten van het probleem : preventie en partnershipontwikkeling met de landen van herkomst, het beheer van de migratiestromen, integratie, tewerkstelling.

Het voorzitterschap zal de strijd tegen de illegale immigratie opvoeren, zeker wat betreft de menshandel en mensensmokkel. Bij de versterking van de gemeenschappelijke regeling voor de controle van de buitengrenzen van Schengen, moeten de kandidaat-lidstaten betrokken worden. In de toekomst zullen zij immers, met de steun van de Europese Unie, in het controlesysteem worden ingepast. Met name zal, in het kader van de strijd tegen de mensenhandel, een actie van het type « high impact » worden georganiseerd aan de toekomstige buitengrenzen van de Europese Unie.

Een vaste Europese eenheid van magistraten : Eurojust

Het Belgische voorzitterschap is vast van plan om tijdens het tweede semester van 2001 tot een politiek akkoord te komen over de oprichting van de definitieve Eurojust. Eurojust is een in Brussel gevestigde vaste eenheid van magistraten met instructiebevoegdheid. Bedoeling van Eurojust is de strafrechtelijke samenwerking tussen de lidstaten, evenals de strijd tegen de internationale misdaad, te versterken. Aldus moet Eurojust de justitiële evenknie worden van Europol.

De duurzame ontwikkeling en de zorg voor een betere levenskwaliteit

De uitdaging voor de duurzame ontwikkeling bestaat erin om enerzijds het de burgers mogelijk te maken om in een gezonde omgeving te leven en anderzijds de economische vooruitgang ten dienste te stellen van de mens, door middel van een continue verbetering van de levensstandaard en de levenskwaliteit. Dit veronderstelt een heroriëntering van bepaalde niet-duurzame productie- en consumptiepatronen. Deze heroriëntering vormt een van de hoofdbekommernissen van het Belgische voorzitterschap. Centraal daarbij zal de uitvoering staan van de Europese strategie voor duurzame ontwikkeling, die door de Europese Raad van Göteborg in juni 2001 zal worden goed gekeurd. Deze nieuwe strategie is erop gericht om het geheel van de beleidsdomeinen van de Europese Unie te oriënteren op duurzame ontwikkeling in zijn drie aspecten (economische groei, sociale cohesie en bescherming van het leefmilieu).

Het Belgische voorzitterschap zal een eerste aanzet geven tot de uitvoering van deze strategie, meer bepaald door het vastleggen van precieze doelstellingen en concrete indicatoren. Daarnaast zal het voorzitterschap bijzondere aandacht besteden aan de integratie van de milieudimensie en de duurzame ontwikkeling in het transportbeleid van de Unie. Zo zal het Belgische voorzitterschap zich bijvoorbeeld inspannen om het tweede pakket maatregelen inzake maritieme veiligheid tot een goed einde te brengen. Tot slot wenst het voorzitterschap tijdens het tweede semester van 2001 een gemeenschappelijk standpunt te bereiken over een nieuwe reglementering inzake de preventie en het duurzaam beheer van afvalstoffen en de bevordering van milieuvriendelijke producten, evenals een gemeenschappelijk standpunt over het reguleren van de opspoorbaarheid en het labellen van genetisch gemanipuleerde organismen.

Verder is het Belgische voorzitterschap van plan om de energie- en milieufiscaliteit opnieuw op de Europese agenda te plaatsen.

De Europese voedselautoriteit

Recente landbouw- en voedselcrisissen hebben duidelijk aangetoond dat op het vlak van de bescherming van de consument absolute prioriteit moet worden verleend aan de voedselveiligheid. Het Belgische voorzitterschap is vast van plan om nog dit jaar over te gaan tot de definitieve installatie van de Europese voedselautoriteit. Het voorzitterschap is gewonnen voor een agentschap met een eigen autoriteit, veeleer dan voor een orgaan met een louter adviserende functie zoals voorgesteld door de Commissie. De oprichting van dit agentschap moet gepaard gaan met een versterking van de controle op de hele voedselketen, met name door middel van de Europeanisering van het CONSUM-programma (« Contaminent Surveillance System », het Belgische programma dat de agrovoedingsketen bewaakt) en het invoeren van een positieve lijst inzake de samenstelling van diervoeders, in de context van de hervorming van een duurzame en leefbare landbouw.

Het gemeenschapsoctrooi

Onderzoek en ontwikkeling vormen de motor van tewerkstelling en economische groei. De Europese Unie besteedt nog steeds aanzienlijk minder middelen aan onderzoek en ontwikkeling dan de Verenigde Staten en Japan. Hieraan moet verholpen worden, onder meer door de creatie van een Europese ruimte van onderzoek en innovatie. Het Belgische voorzitterschap zal hieraan actief meewerken en wenst tijdens het tweede semester van 2001 een politiek akkoord te bereiken over het gemeenschapsoctrooi, evenals een gemeenschappelijk standpunt inzake het zesde kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling.

2. Het vastberaden verderzetten van de uitbreiding : naar een herstel van de europese identiteit

Historisch gezien raakt de verwezenlijking van de uitbreiding aan de ziel zelf van de Europese Unie. Het gaat om het delen van gemeenschappelijke waarden inzake de politieke democratie, de eerbiediging van de mensenrechten, de sociale bescherming van zwakkeren, de bescherming van minderheden, de markteconomie en het vreedzaam samenleven in een rechtstaat. Met de uitbreiding wordt opnieuw aangeknoopt met de geografische, politieke en culturele identiteit van Europa. De uitbreiding is dan ook een van de belangrijkste prioriteiten van het Belgische voorzitterschap.

Het voorzitterschap zal, in samenwerking met de Commissie, de toetredingsonderhandelingen verder zetten volgens het schema en de kalender die door de Europese Raad van Nice in december 2000 werden goedgekeurd. Prioriteit zal worden verleend aan het vastleggen van gemeenschappelijke standpunten van de Unie, en aan brede oriëntatiediscussies op de Europese Raden van Gent en Brussel-Laken. Elke kandidaat-lidstaat zal behandeld worden volgens zijn eigen verdiensten op basis van de volledige en daadwerkelijke overname van het communautair acquis.

3. De externe dimensie van de Europese Unie : naar een stabilisering van het Europese continent en een versterking van de europese stem in de wereld

Het Belgische voorzitterschap zal de inspanningen van vorige voorzitterschappen verder zetten om de efficiëntie en de coherentie van de externe acties van de Europese Unie en de lidstaten te verbeteren. Dit impliceert een meer prominente rol voor de Secretaris-Generaal/Hoge Vertegenwoordiger en een versterking van het overleg tussen deze laatste en de Commissie.

Het respect voor de mensenrechten is een van de basisuitgangspunten bij het bepalen van het Belgisch buitenlands beleid. Het Belgische voorzitterschap is vast van plan om dit uitgangspunt ook bij het vastleggen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie een prominente plaats te geven.

Het Belgische voorzitterschap zal zich inspannen voor de uitvoering van de akkoorden van Cotonou, via de samenwerking met landen in conflictsituaties en via de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld.

Het Europees Veiligheids- en Defensiebeleid

De publieke opinie is gewonnen voor de verdere uitbouw van een eigen Europese defensie-identiteit, zoals een recente Eurobarometer aantoonde. Deze verdere uitbouw staat centraal in het Belgische voorzitterschap. De Europese Raad van Brussel-Laken in december 2001 moet de Europese Unie operationeel verklaren op het vlak van crisisbeheer. Dit betekent dat tegen het einde van het voorzitterschap de structuren permanent moeten zijn en de procedures goedgekeurd. Het Belgische voorzitterschap zal alle nodige initiatieven nemen om dit doel te bereiken. De operationele uitwerking van het Europees veiligheids- en defensiebeleid veronderstelt immers een evenwicht tussen graduele capaciteitsverhoging, uitbouw van instrumenten en politieke ondersteuning van het Europees buitenlands beleid.

Om dit mogelijk te maken zal tijdens het Belgische voorzitterschap een tweede conferentie plaats vinden aangaande de capaciteiten die nodig zijn om de Headline Goal in 2003 te bereiken. Daarnaast zal het voorzitterschap de besprekingen verder zetten met het oog op een definitief akkoord over de samenwerking tussen de Europese Unie en de NAVO.

De Europese Unie mag zich evenwel niet beperken tot de vraag wat zij kan doen wanneer een conflict nabij haar grenzen tot een gewelddadige crisis is geëscaleerd. De Unie dient zich eveneens te beraden over de vraag wat zij kan doen om te voorkomen dat een conflict tot een gewelddadige crisis escaleert. Het Belgische voorzitterschap zal de werkzaamheden verder zetten met betrekking tot crisispreventie en de civiele aspecten van crisisbeheer. De nadruk zal liggen op het politionele aspect, de vorming van het personeel, de versterking van de rechtstaat en de civiele bescherming.

Rusland

Het Belgische voorzitterschap zal bijzondere aandacht besteden aan de relaties tussen de Europese Unie en Rusland. Beide partijen hebben belang bij de ontwikkeling van een strategisch partenariaat en bij een intense samenwerking. Het voorzitterschap zal een actieplan voorleggen voor de uitvoering van de gemeenschappelijke strategie EU-Rusland.

Tijdens de Europees-Russische Top in oktober zal vooral aandacht worden besteed aan de economische betrekkingen tussen beide partijen, de gevolgen van de uitbreiding van de Unie, vooral voor de regio van Kaliningrad, de ontwikkeling van een Europees veiligheids- en defensiebeleid, evenals vraagstukken in verband met justitie en binnenlandse zaken. In de politieke dialoog met Rusland zullen ook de stabilisering van de situatie in de Kaukasus en de versterking van de rechtstaat aan bod komen.

Centraal-Afrika

Het Belgische voorzitterschap wil een grotere betrokkenheid bewerkstelligen van de Europese Unie bij het vredesproces in Centraal-Afrika en de regio van de Grote Meren. Het voorzitterschap zal, in samenwerking met de bevoegde internationale organisaties een inventaris opstellen van de humanitaire noden en van de rehabilitatiebehoeften in cruciale sectoren zoals volksgezondheid, onderwijs, infrastructuur en justitie, evenals van de noden inzake het democratiseringsproces. Op basis van die inventaris zal het Belgische voorzitterschap een actieplan voorstellen met het oog op vrede en ontwikkeling in Centraal-Afrika.

De Balkan

Het Belgische voorzitterschap zal speciale aandacht besteden aan deze regio en wenst met name het proces verder te zetten dat door de Top van Zagreb werd gelanceerd. Centraal in dat proces staat de regionale samenwerking en de economische ontwikkeling. Het voorzitterschap zal de onderhandelingen verder zetten van de stabilisatie- en associatieverdragen met de landen van de regio. Wellicht zal tijdens het tweede semester van 2001 met een of meerdere landen een dergelijk akkoord kunnen worden afgesloten.

Samen met de Hoge Vertegenwoordiger en de Commissie, zal het Belgische voorzitterschap zich inzetten voor de bijdragen van de Unie tot de inspanningen van de internationale gemeenschap om de vrede en veiligheid in de Balkan te bewaren.

Het vredesproces in het Midden-Oosten

In nauwe samenwerking met de Hoge vertegenwoordiger, zal het Belgische voorzitterschap de acties van de Vijftien verder zetten en de partijen aansporen om hun geschillen op te lossen door middel van dialoog en onderhandelingen opdat de draad van het vredesproces opnieuw kan worden opgenomen. Het Belgische voorzitterschap zal nauw contact onderhouden met de Verenigde Staten en alle betrokken partijen in de regio.

Het Belgische voorzitterschap zal erop toezien dat de dynamiek van het Euromediterrane partnerschap wordt behouden.

4. De toekomst van de Europese Unie : naar een ambitieuze Verklaring van Brussel-Laken

Met het nieuwe Verdrag van Nice is de deur definitief open gezet voor de grootste uitbreidingsoperatie in de geschiedenis van de Europese Unie. We spreken wel gemeenzaam over een uitbreiding, maar in feite gaat het om een echte mutatie. Een Unie met 25, 27 of nog meer lidstaten, zal er helemaal anders uitzien dan de Unie die wij nu kennen. Het is daarom absoluut noodzakelijk om nu reeds te beginnen nadenken over hoe de Europese Unie er na de uitbreiding zou moeten uitzien, welke bevoegdheden zij moet hebben, hoe zij gefinancierd dient te worden, over welke instellingen zij moet beschikken, op welke manier zij beslissingen zal nemen, enzovoort.

De Europese Raad van Nice in december 2000 keurde een « Verklaring over de toekomst van de Unie » goed. Die verklaring roept op tot een breed en diepgaand debat over de toekomst van de Europese Unie. Bij dit debat moeten niet alleen de lidstaten betrokken worden, maar ook de kandidaat-lidstaten, de nationale parlementen, het Europees Parlement en de brede publieke opinie.

Het Belgische voorzitterschap kreeg in Nice de opdracht om op het einde van 2001, in de Verklaring van Brussel-Laken, de parameters te schetsen van dit debat dat op zijn beurt moet uitmonden in een nieuwe intergouvernementele conferentie in 2004. Het voorzitterschap zal bij de voorbereiding van die verklaring putten uit verschillende bronnen :

­ het brede debat dat ondertussen in alle lidstaten op gang is gebracht. Uiteraard moet dit debat ook na 2001 verder worden gezet. Maar het Belgische voorzitterschap zal toch pogen om uit het debat dat momenteel gevoerd wordt, een reeks voorlopige resultaten te bundelen en conclusies te trekken die nuttig kunnen zijn voor de Verklaring van Brussel-Laken;

­ de bijdragen van het Europees Parlement en de Europese Commissie;

­ de bijdragen van de nationale parlementen;

­ de bijdragen van de constitutionele regio's;

­ het vele studiewerk en de talrijke suggesties vanwege onderzoeksinstellingen, thinks tanks en experten;

­ de nauwe contacten die het voorzitterschap zal onderhouden met elke lidstaat.

De ministers van Buitenlandse Zaken zullen over dit thema van gedachte wisselen tijdens hun informele bijeenkomst in september. De Staats- en regeringsleiders krijgen deze gelegenheid op de informele Europese Raad in oktober en op de formele Europese Raad in december. De kandidaat-lidstaten zullen bij dit debat betrokken worden tijdens een bijzondere ontmoeting met de Ministers van Buitenlandse Zaken van de Europese Unie.

De Verklaring van Brussel-Laken moet zich uitspreken over de agenda van het debat over de toekomst van Europa, over de methode die gebruikt zal worden en over de kalender.

Wat de agenda betreft, is het niet de bedoeling om reeds defintieve antwoorden te formuleren. Dat gebeurt pas op het einde van de rit. Wel is het de bedoeling om via gerichte vragen het debat te stimuleren over alle vraagstukken die de toekomst van Europa aanbelangen. In de « Verklaring over de toekomst van de Unie » die in Nice werd goedgekeurd, staan een viertal thema's vermeld waar het debat zich onder meer moet over buigen. Het Belgische voorzitterschap is evenwel van plan om de agenda open te trekken tot een globaal project voor Europa. Dit project moet een antwoord bieden op de fundamentele vraag « hoe het politieke leven te structureren in een uitgebreide Unie? ». In Brussel-Laken moet een kader worden vastgelegd opdat alle vraagstukken over de toekomst van de Unie zouden kunnen worden aangesneden. Dit moet mogelijk zijn in de mate dat veel ruimere concepten schuil gaan achter de louter institutionele punten.

Zo worden de doeleinden van de Europese Unie in belangrijke mate bepaald door de bevoegdheidsordening (« Kompetenzordnung »). Vandaag bestaat immers bij een deel van de publieke opinie de perceptie dat de Unie soms te sterk ingrijpt in het leven van de burger; dat de Unie soms oneigenlijk gebruik maakt van de rechtsgronden in het verdrag om in te breken in de bevoegdheden van de lidstaten. Opnieuw naar de burger luisteren, vormt een garantie voor het verdere eenwordingsproces.

De bedoeling van de nieuwe bevoegdheidsordening zou er dus in kunnen bestaan om de bevoegdheden van de Unie en de bevoegdheden van de lidstaten duidelijker te omschrijven. Maar deze nieuwe ordening mag niet tot gevolg hebben dat de integratiedynamiek stil valt, wel integendeel. Volgens recente studies wenst de publieke opinie dat de Europese Unie onder meer werkt maakt van een eigen defensie-identiteit, van een waarachtig gemeenschappelijk buitenlands beleid, van een gezamenlijk asiel- en migratiebeleid en van de duurzame ontwikkeling.

Ook andere elementen van het debat zijn bepalend voor de toekomst van Europa : de financiering van de Unie, de besluitvormingsprocedures, de institutionele architectuur en het interinstitutionele evenwicht, de rol van de deelstaten, de verdragstructuur, een gemoderniseerde communautaire methode, evenals de rol van de dialoog met de sociale partners en het maatschappelijk middenveld zullen ook aangesneden moeten worden.

Het Belgische voorzitterschap is geenszins van plan reeds te pogen antwoorden te formuleren voor al deze onderwerpen. Maar het voorzitterschap hoopt dat tijdens de Europese Raad van Brussel-Laken een Verklaring kan worden goed gekeurd die de juiste vragen stelt en op die manier de nodige deuren opent voor het brede, diepgaande debat van de volgende jaren.

5. Besluit

Het Belgische voorzitterschap is ambitieus. Dat blijkt uit de politieke topprioriteiten die het heeft geïdentificeerd. Toch wordt een voorzitterschap ook steeds in belangrijke mate bepaald door actualiteit en continuïteit.

Gebeurtenissen tijdens recente voorzitterschappen toonden aan dat het programma van een voorzitterschap sterk kan worden beïnvloed door externe factoren die door de actualiteit worden aangereikt. Dat zal ongetwijfeld het geval zijn voor de initiatieven die het voorzitterschap wenst te ondernemen met betrekking tot de Balkan, het Midden-Oosten en Centraal-Afrika.

Maar er zijn nog enkele andere domeinen waarop het Belgische voorzitterschap bereid is zich te engageren :

­ de klimaatswijziging en het Kyoto-proces : de klimaatsverandering bedreigt de toekomstige welvaart en economische vooruitgang van de hele planeet. Efficiënt internationaal optreden is noodzakelijk om emissies te verminderen. Het standpunt van de nieuwe Amerikaanse regering heeft de kaarten grondig dooreen geschud. Het Belgische voorzitterschap zal in elk geval proberen om het Kyoto-proces, indien nodig met enkele aanpassingen aan de nieuwe situatie, opnieuw vlot te krijgen;

­ de nieuwe onderhandelingsronde in het kader van de Wereldhandelsorganisatie : tijdens de komende weken en maanden zal duidelijk worden of een nieuwe handelsronde een kans maakt. Het Belgische voorzitterschap zal zich hier ten volle voor inzetten. De Europese Unie en de Verenigde Staten zijn de grote protagonisten die de kritische massa zullen moeten leveren voor het eventueel opstarten van een nieuwe handelsronde. Cruciaal hierbij is het ontwikkelen van een evenwichtige en globale agenda, waarbij met name rekening wordt gehouden met de belangen van de ontwikkelingslanden en met de sociale en leefmilieudimensie.

Een voorzitterschap is dus geen losstaand gegeven. Het moet rekening houden met de actualiteit. Daarnaast moet het zich ook inschrijven in een evolutief proces. Het Belgische voorzitterschap wenst volop rekening te houden met de continuïteit van het Europese proces. Het voorzitterschap zal de initiatieven en activiteiten van de vorige voorzitterschappen verder zetten en, daar waar nodig en gewenst, de initiatieven van de volgende voorzitterschappen voorbereiden. Om in de korte periode van nog geen zes maanden een antwoord te helpen geven op de uitdagingen van de Europese Unie, streeft het Belgische voorzitterschap een evenwichtige vooruitgang na in de verschillende activiteitsdomeinen van de Unie. Daarbij zal concreet een bijzondere aandacht worden besteed aan de zestien punten en domeinen die hierboven werden omschreven.

Het optreden op deze punten en domeinen zal gevoelige beslissingen met zich mee brengen en veronderstelt de medewerking van alle lidstaten, kandidaat-lidstaten, Europese instellingen, sociale partners en regionale actoren. De beslissingen zullen moed en politieke visie vragen. Maar indien de Europese Unie vooruitgang kan boeken op het geheel van deze punten, zal een verdere stap zijn gezet in een evenwichtig eenwordingsproces. Dat is de ambitie van het Belgische voorzitterschap.


(1) Zie bijlage.