2-184/1

2-184/1

Belgische Senaat

ZITTING 1999-2000

24 NOVEMBER 1999


Wetsvoorstel tot wijziging van de gemeentekieswet en tot invoering van het bont stemmen (1)

(Ingediend door de heer Vincent Van Quickenborne)


TOELICHTING


Dit wetsvoorstel beoogt de invoering van een systeem van « bont stemmen » (« panacheren ») bij de gemeenteraadsverkiezingen.

Vóór 1976 kon de gemeentekiezer reeds « panacheren ». Doch toentertijd werd er relatief weinig gebruik gemaakt van deze mogelijkheid. Telkens schommelde dit rond de 2,5 % van de geldige stembiljetten.

Dat is logisch, als men weet dat het toen gebruikte systeem een zwak punt in democratisch opzicht bevatte. Wanneer de kiezer immers panacheerde en niet voor evenveel kandidaten stemde als er zetels toe te kennen waren, verwaterde zijn stem tot de verhouding tussen het aantal aangewezen kandidaten en het totaal aantal toe te kennen zetels.

Onderhavig wetsvoorstel laat de door de kiezer uitgebrachte stem meetellen in verhouding tot het aantal door hem aangewezen kandidaten. Waar dit systeem vroeger tot grote moeilijkheden bij de telling leidde, kan dit argument nu bij geautomatiseerde telling niet meer gelden.

Bovendien was er vóór 1976 weinig reden tot panacheren. Want in 1964 streden er in 49,7 % en in 1970 nog in 44,5 % van de Belgische gemeenten slechts twee lijsten om de gunst van de kiezer. Wanneer slechts weinig lijsten opkomen, voelt de kiezer uiteraard nauwelijks de behoefte om te panacheren.

Bij de gemeenteraadsverkiezingen na de fusie in 1976 waren er nog slechts in 7,7 % van de gemeenten twee lijsten. Net vanaf deze verkiezingen werd het panacheren afgeschaft. Dat is paradoxaal omdat meer lijsten en dus een grotere versnippering van kandidaten, het panacheren juist aantrekkelijk maken.

De kandidaten en de kiezers beschouwen de gemeenteraadsverkiezingen niet zozeer als een strijd tussen partijen op basis van ideologie en algemene programma's, maar eerder als een gegronde keuze voor goede kandidaten. Het panacheren biedt de kiezer de mogelijkheid om zijn voorkeur te uiten voor de personen, die hij het meest bekwaam acht om de gemeente te leiden, ongeacht de lijst waarop de kandidaten staan. Het « panacheren » biedt de kiezer evenzeer de mogelijkheid om uit te drukken wie hij graag ziet samenwerken in de gemeentelijke beleidsvoering.

Voor Vlaanderen is de evolutie van het aantal gemeenten met slechts twee lijsten sinds 1976 als volgt : 7,1 % in 1976, 4,9 % in 1982 en in 1988 nog slechts 5,2 %

Het gemiddeld aantal partijen per gemeente evolueerde evenwel van 4,16 in 1976 tot 4,74 in 1982 en 4,93 in 1988.

Anderzijds is er ook een toename van het aantal gemeentelijke bestuurscoalities. In 1994 waren er coalities in 308 op 589 Belgische gemeenten (52,4 %). Bovendien in de rest van de gemeenten is nog eens de helft van de absolute meerderheden wel zeer nipt, namelijk met één of twee zetels. In 1988 waren er 78 nipte meerderheden op 151, of 57 % van de gevallen.

Deze evolutie naar meer lijsten, meer partijen, meer nipte meerderheden en, via de coalitievorming, bestuurssamenwerking tussen lijsten met goede kandidaten die versnipperd opkwamen, zal zich doorzetten. Het « panacheren » is in deze context een instrument om het democratisch gehalte van de gemeenteraadsverkiezingen te verhogen, in de mate dat het de kiezer de mogelijkheid biedt de coalities en vooral de leden daarvan, mee te bepalen.

Bovenal biedt « bont stemmen » de kans om de selectie van mandatarissen structureel te verbeteren en zelfs de werving van goede kandidaten aantrekkelijker te maken. Die hogere kwaliteit zal de gemeentelijke beleidsvoering rechtstreeks ten goede komen.

Toelichting bij de artikelen

Artikel 2

Dit artikel beoogt de huidige tekst van artikel 50 van de gemeentekieswet te vervangen door de oorspronkelijke tekst. Krachtens dit artikel worden de stembiljetten onderverdeeld in vier categorieën : geldige stemmen voor één lijst, geldige stemmen voor verschillende lijsten, twijfelachtige stemmen en blanco en ongeldige stemmen, met dien verstande dat aan elke kiezer een gelijk stemgewicht gegeven wordt.

Het artikel regelt verder de procedure om het stemcijfer van iedere lijst te bepalen.

Artikelen 3 tot 5

Deze artikelen behoeven verder geen toelichting. Zij bevatten slechts technische aanpassingen van de gemeentekieswet, ten gevolge van de invoering van het systeem van « bont stemmen ».

Vincent VAN QUICKENBORNE.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Artikel 50 van de gemeentekieswet, gewijzigd bij de wetten van 5 juli 1976 en 16 juli 1983, wordt vervangen als volgt :

« Art. 50. ­ De voorzitter en een van de leden mengen alle door het bureau op te nemen stembiljetten dooreen, vouwen ze open en delen ze in de volgende categorieën in :

1º stembiljetten met geldige stemmen, hetzij voor een enkele lijst of voor een of meer kandidaten daarvan, hetzij voor een alleenstaand kandidaat, en zonder andere stemmen; voor elk van de lijsten en van de alleenstaande kandidaten wordt een afzonderlijke categorie gemaakt in de volgorde van de nummers van deze lijsten en kandidaten;

2º stembiljetten met stemmen hetzij voor kandidaten van verschillende lijsten, hetzij voor een alleenstaand kandidaat en tegelijk voor een of meerdere kandidaten;

3º twijfelachtige stembiljetten;

4º blanco stembiljetten en ongeldige stembiljetten.

De stembiljetten waarop bovenaan op een lijst en naast de naam van een of meer kandidaten van dezelfde lijst is gestemd, worden in de eerste categorie geplaatst. Op deze stembiljetten schrijft de voorzitter de vermelding « geldig » en stelt hij zijn paraaf.

De stembiljetten worden ingedeeld en onderzocht met inachtneming van artikel 51 en van de artikelen 158 en 159, eerste, tweede en vijfde lid, van het Kieswetboek.

Alle stembiljetten, ingedeeld zoals hierboven is bepaald, worden in afzonderlijke omslagen gesloten.

Het bureau stelt vervolgens vast :

­ het gezamenlijk aantal geldige stembiljetten,

­ het aantal blanco of ongeldige stembiljetten,

­ en voor elke lijst :

1º het aantal volledige lijststembiljetten (dit wil zeggen bovenaan op de lijst ingevuld),

2º het aantal onvolledige lijststembiljetten (dit wil zeggen waarop alleen is gestemd voor een of meer kandidaten van de lijst),

3º het aantal naamstemmen behaald door elke kandidaat en

4º het gezamenlijk aantal stemmen voor de kandidaten van de lijst, uitgebracht op stembiljetten waarop gestemd is voor kandidaten van verschillende lijsten.

Per stembiljet wordt het gewicht van de stem verdeeld in verhouding tot het aantal uitgebrachte stemmen.

Al die getallen worden in het proces-verbaal vermeld. »

Art. 3

Artikel 51, eerste lid, 2º, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 5 juli 1976, wordt vervangen als volgt :

« 2º de stembiljetten waarop meer dan een lijststem voorkomt of die meer naamstemmen bevatten dan er mandaten toe te kennen zijn; »

Art. 4

Artikel 55, eerste lid, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 5 juli 1976, wordt vervangen als volgt :

« Het stemcijfer van iedere lijst wordt bepaald door de optelling van :

1º het getal der stembiljetten waarop bovenaan op die lijst of slechts op een of meer kandidaten daarvan op geldige wijze is gestemd;

2º het getal der naamstemmen, door die lijst verkregen op stembiljetten met geldige stemmen op kandidaten van verschillende lijsten. »

Art. 5

Artikel 57, derde lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 5 juli 1976, wordt in fine aangevuld met de woorden :

« , en door aan de uitkomst hiervan toe te voegen het getal van de stemmen die op de kandidaten van de lijst uitgebracht zijn op biljetten waarop voor kandidaten van verschillende lijsten gestemd is. »

Vincent VAN QUICKENBORNE.

(1) Dit wetsvoorstel werd in de Senaat reeds ingediend op 13 juli 1995, onder het nummer 1-77/1 (BZ 1995).