2-21/1

2-21/1

Belgische Senaat

BUITENGEWONE ZITTING 1999

16 JULI 1999


HERZIENING VAN DE GRONDWET


Herziening van titel II van de Grondwet, om nieuwe bepalingen in te voegen die de bescherming van de rechten van het kind op morele, lichamelijke, geestelijke en seksuele integriteit verzekeren (1)

(Verklaring van de wetgevende macht, zie
« Belgisch Staatsblad » nr. 88 van 5 mei 1999)


VOORSTEL VAN MEVROUW NATHALIE de T'SERCLAES


TOELICHTING


Ten gevolge van de tragische gebeurtenissen die zich in augustus 1996 in ons land hebben voorgedaan, werd de Nationale Commissie tegen Seksuele Uitbuiting van Kinderen opgericht.

Met haar eindrapport, dat ze op 23 oktober 1997 heeft aangeboden, heeft de Nationale Commissie tegen Seksuele Uitbuiting van Kinderen opmerkelijk werk geleverd. In dat eindrapport formuleert ze de aanbeveling in onze Grondwet een nieuw recht op te nemen, met name het recht van elke mens op fysieke, psychische en seksuele integriteit. De Nationale Commissie stipt aan dat het Verdrag van 20 november 1989 inzake de rechten van het kind opgemaakt te New York een goede wettelijke aanzet is, maar wijst desalniettemin op het belang van een grondwetsbepaling teneinde alle mogelijke interpretaties of uitwegen te vermijden. Geweldloze omgang, onder meer met kinderen, moet een norm worden die wij als maatschappelijk doel moeten nastreven.

Die toevoeging in onze Grondwet wordt voorgesteld om daarmee het verschijnsel geweld in het algemeen te bestrijden. Moord en doodslag gepleegd op kinderen, seksuele uitbuiting, maar ook alle andere meer verhulde vormen van mishandeling zoals geweld in de media, lijfstraffen, verkeersongevallen, het geweld dat op school de kop opsteekt : ook dat zijn uitdrukkingen van geweldpleging die moeten worden bestreden.

Gelet op die verschijnselen is het van belang in de Grondwet het beginsel van het recht op geweldloze omgang op te nemen. Aldus wordt op een wezenlijk democratische wijze uiting gegeven aan de bereidheid om het belang van dat recht te erkennen.

Het rapport van de Nationale Commissie vermeldt trouwens : « Wat de laatste maanden in ons land is ontdekt moet dus een (...) aanleiding zijn om (...) met zijn allen (...) voorgoed kinderen [en hieraan zou ik alle slachtoffers van geweld willen toevoegen] in hun eigenheid en in hun volwaardig menszijn au sérieux te gaan nemen. Dit om zo mee te waarborgen dat alle vormen van geweld tegen hen ernstig zullen worden genomen, bespreekbaar zijn en zoveel mogelijk voorkomen en daadwerkelijk ontmoedigd en aangepakt. (...) Niet meer, maar ook niet minder. Het moet deel uitmaken van die mentaliteitswijziging of die nieuwe cultuur (...), waar recent zoveel rond te doen is. » (Rapport van de Nationale Commissie tegen Seksuele Uitbuiting van Kinderen, blz. 5).

Eenieder moet worden beschermd tegen elke vorm van uitbuiting en mishandeling. Maar het mag niet bij een wens blijven. De Franse Code pénal bevat een hoofdstuk II, met als opschrift « Des atteintes à l'intégrité physique ou psychique de la personne ». In dat hoofdstuk worden in de artikelen 221 en volgende aanrandingen zoals foltering en wreedheden, alsook seksuele geweldpleging, bedreiging en agressie opgesomd.

Wij wensen verder te gaan. In een samenleving waarin geweld binnen of buiten het gezin een structureel gegeven is geworden, getuigt het feit dat het Parlement in de Grondwet een bepaling invoegt zoals die welke hier wordt voorgesteld, van een maatschappelijke keuze. Deze keuze dringt zich aan ons op indien wij de zwaksten wensen te beschermen. Het is een keuze die ertoe moet leiden dat de inachtneming van de individuele vrijheden beter wordt gewaarborgd en tegelijkertijd de fysieke, psychische en seksuele integriteit van eenieder wordt gerespecteerd.

Het Verdrag van 4 november 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden waarborgt in artikel 2 het recht van eenieder op het leven, en in artikel 3 verbiedt het folteringen en onmenselijke of vernederende behandelingen of straffen.

Deze artikelen hebben rechtstreekse gelding in het Belgische recht, maar het zou een goede zaak zijn ze in meer algemene termen in de Grondwet op te nemen en ze op de lijst van onze fundamentele vrijheden te plaatsen.

De invoering van deze bepaling beantwoordt ook aan de conclusies van de verslagen van de parlementaire onderzoekscommissie belast met het onderzoek naar de wijze waarop het onderzoek door politie en gerecht werd gevoerd in de zaak « Dutroux-Nihoul en consorten » (Stuk Kamer 713/6-96/97) en van de parlementaire onderzoekscommissie « belast met de beleidsvorming ter bestrijding van de sekten en van de gevaren van die sekten voor het individu en inzonderheid voor de minderjarigen » (Stuk Kamer, 1995-1996, 313/7 en 8).

Om al die redenen lijkt het ons noodzakelijk in onze Grondwet voor elke mens, ook voor elk kind, het recht op fysieke, psychische en seksuele integriteit op te nemen.

Wij stellen voor deze bepaling in te voegen in artikel 23 van de Grondwet. Dat artikel maakt deel uit van titel II van de Grondwet, die voor herziening vatbaar verklaard is met het oog op de invoeging van nieuwe bepalingen die de bescherming van de rechten van het kind op morele, lichamelijke, geestelijke en seksuele integriteit verzekeren.

Nathalie de T'SERCLAES

VOORSTEL


Enig artikel

In titel II van de Grondwet wordt artikel 23 aangevuld met het volgende lid :

« Ieder heeft recht op de eerbiediging van zijn fysieke, psychische en seksuele integriteit. »

Nathalie de T'SERCLAES

(1) Dit voorstel tot herziening werd reeds in de Kamer van volksvertegenwoordigers ingediend op 10 maart 1998, onder het nummer 1456/1 - 97/98).