1-1371/1

1-1371/1

Belgische Senaat

ZITTING 1998-1999

15 APRIL 1999


Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de regering van de Republiek Cuba inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend te Brussel op 19 mei 1998


INHOUD


MEMORIE VAN TOELICHTING


INLEIDING

Een overeenkomst inzake de wederzijdse bescherming en bevordering van investeringen tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Regering van de Republiek Cuba werd te Brussel ondertekend op 19 mei 1998. Het betreft hier een verdrag met een gemengd karakter conform de princiepsbeslissing getroffen door de interministeriele conferentie van buitenlands beleid van 4 april 1995.

Van 27 tot en met 31 januari 1997 hebben er na een voorafgaandelijke schriftelijke procedure onderhandelingen plaatsgevonden. Op 3 februari 1997 werd namens BLEU-zijde door de Belgische ambassadeur een compromisverdrag geparafeerd.

Tijdens het ministerieel bezoek van de heer I. Farradaz, Cubaans minister van Buitenlandse Investeringen werd op 19 mei 1998 het investeringsverdrag ondertekend in het Egmontpaleis. Vice-premier Van Den Bossche tekende namens het Vlaamse Gewest en de secretaris-generaal van het ministerie van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, J. De Bock namens de andere entiteiten.

INHOUD VAN DE ONDERHANDELINGEN

Inhoudelijk werden onderling een achttal amenderingen goedgekeurd via schriftelijke uitwisseling van opmerkingen. Aangezien werd onderhandeld op basis van de BLEU-ontwerptekst zijn de voornaamste uitgangsprincipes in de tekst terug te vinden, zoals de bescherming en bevordering van zowel rechtstreekse als onrechtstreekse investeringen, schadeloosstelling, vrije transfers, het principe van de meest begunstigde natie en de internationale regeling van investeringsgeschillen, weliswaar niet via ICSID, maar via andere internationale arbitragecolleges.

WAAROM INVESTEREN IN CUBA ?

Naar aanleiding van de veranderingen in de Cubaanse economie sedert de ineenstorting van het communistisch blok, de gewijzigde houding ten opzichte van de buitenlandse investeringen (opening van de markten) en met het oog op de positionering van de Belgische firma's in verhouding met andere landen onder andere van de Europese Unie heeft de BLEU besloten een verdrag af te sluiten ter wederzijdse bevordering en bescherming van de investeringen met Cuba. Voor de Nationale Delcredere Dienst en het Waalse Gewest dat regelmatig deelneemt aan commerciële beurzen in Cuba is dit zelfs een prioriteit.

DE INVESTEERDERS

Het totaal aantal buitenlandse investeringen wordt geschat op ongeveer 2 miljard USD met als voornaamste investeerders Spanje, Mexico, Canada, Italië en Frankrijk.

Belgische toeleveraars van industriële uitrusting waren in de jaren zeventig vooral actief in de sectoren glas, textiel en havenuitrusting. Naast een verplaatsing van de Cubaanse containertrafiek van Rotterdam naar Antwerpen werden er inleidende contacten gelegd met Zeebrugge voor fruittransport. Voorts bestaan er nog een aantal Belgisch-Cubaanse joint-ventures :

­ De invoerder van Cubaanse sigaren in België NV Suter is sedert 1985 een gemengd Belgo-Cubaans bedrijf.

­ In mei 1997 werd een joint-venture in de maritieme sector operationeel, Eurocal, gevestigd te Antwerpen en is met het bedrijf Gianni-Muller partner van het Cubaanse semi-autonome staatsbedrijf Coral Lines.

­ Op 2 oktobert 1997 werd de intentieverklaring ondertekend voor samenwerking tussen de Cubaanse Union Electrica en het Belgische bedrijf ECL Technology.

­ Een associatie tussen het Brusselse agentschap Trains LTD en de Cubaanse ministeries voor Toerisme en voor Suiker, inzake het recupereren van oudere treinstellen en het inzetten in toeristische circuits vanaf dit jaar, staat eveneens op stapel.

DE WETGEVING

De meest recente wetgeving dateert van september 1995 vanaf het ogenblik waarop buitenlands kapitaal toegelaten werd voor zowel joint-ventures als voor 100% vreemde ondernemingen. Enkel een aantal openbare sectoren van nationaal belang worden uitgesloten (Volksgezondheid, Onderwijs, en Defensie). Wat Defensie betreft zijn investeringen in commerciële aspecten nochtans toegelaten. Beperkingen op ideologische gronden blijven gelden op twee belangrijke gebieden (ook voor buitenlandse investeerders) : inzake privaat eigendom van onroerende goederen en inzake tewerkstelling (Staat blijft enige werkgever). Door de nog bescheiden economische hervormingen kwamen er zogenaamde « free zones » voor buitenlandse investeerders en dit in Havana, Mariel en Cienfuegos.

OPPORTUNITEIT VOOR HET AFSLUITEN VAN DERGELIJK AKKOORD

Ondanks de Amerikaanse extra-territoriale wetgeving van Helms-Burton die mogelijke investeringen op Cuba ernstig hypothekeert, heeft het land intussen reeds verschillende akkoorden voor de bescherming van de investeringen afgesloten met verschillende EU-landen, waaronder Spanje, Italië, het Verenigd Koninkrijk, Nederland, Frankrijk en Duitsland. Het is opportuun dat ook België een verdrag heeft met Cuba om zijn investeerders een gelijkaardige bescherming te verlenen.

De doelstelling van een dergelijke overeenkomst is, naast het aanmoedigen van investeringen het bieden van garanties voor een maximale bescherming aan de investeerder, zoals de waarborg voor een billijke en rechtvaardige behandeling van de investering, de clausule van de meest begunstigde natie om discriminatie te voorkomen, een vergoedingsplicht bij eigendomsberovende maatregelen, de vrije overmaking van inkomsten en het creëren van een gepast juridisch kader waarbinnen investeringsgeschillen kunnen geregeld worden en waarbij de investeerder beroep kan doen op internationale arbitrage.

De minister van Buitenlandse Zaken,

Erik DERYCKE.

De minister belast met Buitenlandse Handel,

Elio DI RUPO.


WETSONTWERP


ALBERT II,

Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen,
ONZE GROET.

Op de voordracht van Onze minister van Buitenlandse Zaken, en van Onze minister belast met Buitenlandse Handel,

HEBBEN WIJ BESLOTEN EN BESLUITEN WIJ :

Onze minister van Buitenlandse Zaken, en Onze minister van Buitenlandse Handel, zijn gelast het ontwerp van wet, waarvan de tekst hierna volgt, in Onze naam aan de Wetgevende Kamers voor te leggen en bij de Senaat in te dienen :

Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2

De Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de regering van de Republiek Cuba inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend te Brussel op 19 mei 1998, zal volkomen gevolg hebben.

Gegeven te Brussel, 11 april 1999.

ALBERT

Van Koningswege :

De minister van Buitenlandse Zaken,

Erik DERYCKE.

De minister belast met Buitenlandse Handel,

Elio DI RUPO.


OVEREENKOMST

tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Regering van de Republiek Cuba inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen

DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIË,

handelend mede in de naam van

DE REGERING VAN HET GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG,

krachtens bestaande overeenkomsten,

de Vlaamse Regering,

de Waalse Regering,

en de Brusselse Hoofdstedelijke Regering,

enerzijds

en

DE REGERING VAN DE REPUBLIEK CUBA,

anderzijds,

hierna te noemen « de Overeenkomstsluitende Partijen »,

VERLANGENDE hun economische samenwerking te versterken door voor investeringen door onderdanen van de ene Overeenkomstsluitende Partij gunstige investeringsvoorwaarden te scheppen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij,

ZIJN het volgende overeengekomen :

Artikel 1

Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de term :

1. « investeerder » :

a) de « onderdanen », met name elk natuurlijk persoon die volgens de wetgeving van het Koninkrijk België of het Groothertogdom Luxemburg of de Republiek Cuba wordt beschouwd als een onderdaan van het Koninkrijk België, van het Groothertogdom Luxemburg, dan wel van de Republiek Cuba;

b) de « ondernemingen », met name elke rechtspersoon die is opgericht in overeenstemming met de wetgeving van het Koninkrijk België of het Groothertogdom Luxemburg, dan wel van de Republiek Cuba.

2. « investeringen » : alle soorten vermogensbestanddelen en elke rechtstreekse of onrechtstreekse inbreng in speciën, natura of diensten, die worden geïnvesteerd of geherinvesteerd in welke economische sector ook.

Als investeringen in de zin van deze Overeenkomst gelden in het bijzonder, doch niet uitsluitend :

a) roerende en onroerende goederen, alsmede alle andere zakelijke rechten zoals hypotheken, retentierechten, pandrechten, rechten van vruchtgebruik en soortgelijke rechten;

b) aandelen, maatschappelijke aandelen en alle andere vormen van deelneming, met inbegrip van minderheidsdeelnemingen dan wel onrechtstreekse deelnemingen, in bedrijven die zijn opgericht op het grondgebied van een der Overeenkomstsluitende Partijen;

c) obligaties, tegoeden en gelijk welke prestatie die economische waarde heeft;

d) auteursrechten, rechten van industriële eigendom, technische werkwijzen, handelsnamen en goodwill;

e) publiekrechtelijke of contractuele concessies, waaronder die tot het opsporen, ontwikkelen, winnen of exploiteren van natuurlijke rijkdommen.

Veranderingen in de rechtsvorm waarin vermogensbestanddelen en kapitaal werden geïnvesteerd of geherinvesteerd doen geen afbreuk aan de omschrijving ervan als « investering » als bedoeld in deze Overeenkomst.

3. « opbrengst » : de bedragen die een investering oplevert, en met name, doch niet uitsluitend, winst, rente, vermogensaanwas, dividenden, royalty's en uitkeringen.

4. « grondgebied » : het grondgebied van het Koninkrijk België, het grondgebied van het Groothertogdom Luxemburg en het grondgebied van de Republiek Cuba, evenals de zeegebieden, d.w.z. de gebieden op en onder zee die zich voorbij de territoriale wateren van de betreffende Staten uitstrekken en waarin laatstgenoemde, overeenkomstig het internationaal recht, soevereine rechten en rechtsmacht uitoefenen met het oog op de opsporing, de winning en het behoud van de natuurlijke rijkdommen.

Artikel 2

Bevordering van investeringen

1. Elke Overeenkomstsluitende Partij bevordert investeringen van investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij op haar grondgebied en laat zodanige investeringen toe in overeenstemming met haar wetgeving.

2. Elke Overeenkomstsluitende Partij staat in het bijzonder het sluiten en uitvoeren van licentieovereenkomsten en overeenkomsten inzake commerciële, administratieve of technische bijstand toe, voor zover deze activiteiten verband houden met zodanige investeringen.

Artikel 3

Bescherming van investeringen

1. Alle investeringen, zij het rechtstreekse of onrechtstreekse, door investeerders van een der Overeenkomstsluitende Partijen genieten op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij een eerlijke en rechtvaardige behandeling, met uitsluiting van elke onredelijke of discriminatoire maatregel die, in rechte of in feite, het beheer, de instandhouding, het gebruik, het genot of de liquidatie van deze investeringen zou kunnen belemmeren.

2. De in het eerste lid van dit Artikel beschreven behandeling en bescherming moeten minstens gelijk zijn aan die welke de investeerders van een derde Staat genieten en ze mogen in elk geval niet minder gunstig zijn dan die waarin het internationaal recht voorziet.

3. Deze behandeling en bescherming strekken zich evenwel niet uit tot de voorrechten die een Overeenkomstsluitende Partij toekent aan de investeerder van een derde Staat op grond van zijn lidmaatschap van of associatie met een vrijhandelszone, een douane-unie, een gemeenschappelijke markt of iedere andere vorm van regionale economische organisatie.

Artikel 4

Onteigening en
eigendomsbeperking

1. Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt zich geen enkele maatregel tot onteigening of nationalisatie noch enige andere maatregel te treffen die tot gevolg heeft dat aan de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij rechtstreeks of onrechtstreeks de hun toebehorende investeringen op haar grondgebied worden ontnomen.

2. Wanneer om redenen van openbaar nut, veiligheid of nationaal belang van het in het eerste lid van dit Artikel bepaalde moet worden afgeweken, dienen de volgende voorwaarden te worden vervuld :

a) de maatregelen worden genomen volgens een wettelijke procedure;

b) de maatregelen zijn niet discriminatoir of in strijd met bijzondere verbintenissen;

c) de maatregelen gaan vergezeld van voorzieningen voor de betaling van een billijke en reële schadeloosstelling.

3. Het bedrag van de schadeloosstelling komt overeen met de reële waarde van de investeringen op de dag voordat de maatregelen werden genomen of bekendgemaakt.

De schadeloosstelling wordt uitgekeerd in de munt van de Staat waarvan de investeerder onderdaan is of in een andere omwisselbare munt. Ze moet onverwijld worden betaald en moet vrij kunnen worden overgemaakt. Ze levert rente op tegen een gewone commerciële rentevoet vanaf de datum van de vaststelling van het bedrag tot de datum van uitbetaling.

4. Aan investeerders van de ene Overeenkomstsluitende Partij die verliezen lijden met betrekking tot hun investeringen wegens oorlog of een ander gewapend conflict, een nationale noodtoestand of opstand op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, wordt door laatstgenoemde, wat de restitutie, schadevergoeding, schadeloosstelling of een andere regeling betreft, een behandeling toegekend die ten minste gelijk is aan die welke aan investeerders van de meest begunstigde natie wordt verleend.

5. Voor de in dit Artikel behandelde kwesties verleent elke Overeenkomstsluitende Partij aan de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij een behandeling die ten minste gelijk is aan die welke investeerders van de meest begunstigde natie op haar grondgebied genieten en die in elk geval niet minder gunstig is dan die waarin het internationaal recht voorziet.

Artikel 5

Overmakingen

1. Elke Overeenkomstsluitende Partij verleent de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij de vrije overmaking van alle met een investering verband houdende uitkeringen. Deze omvatten in het bijzonder :

a) bedragen bestemd om de investering tot stand te brengen, te behouden of uit te breiden;

b) bedragen bestemd voor het nakomen van contractuele verbintenissen, met inbegrip van de bedragen die nodig zijn voor de terugbetaling van leningen, royalty's en andere betalingen voortvloeiend uit licenties, franchises, concessies en andere soortgelijke rechten, alsmede de bezoldiging van het geëxpatrieerd personeel;

c) de opbrengst van investeringen;

d) de opbrengst van de gehele of gedeeltelijke liquidatie van de investeringen, met inbegrip van meerwaarden of verhogingen van het geïnvesteerd kapitaal;

e) de in toepassing van Artikel 4 uitgekeerde schadeloosstelling.

2. De onderdanen van elke Overeenkomstsluitende Partij die uit hoofde van een investering toelating hebben gekregen om op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij te werken, is het tevens toegestaan een passend deel van hun verdiensten over te maken naar hun land van herkomst.

3. De overmakingen dienen zonder vertraging te geschieden in de inwisselbare munt waarin het kapitaal aanvankelijk was geïnvesteerd, dan wel in een andere inwisselbare munt, die de goedkeuring heeft van de investeerder en de betrokken Overeenkomstsluitende Partij. Tenzij anderszins overeengekomen door de investeerder, gebeuren de overmakingen tegen de wisselkoers op de datum van de overmaking, overeenkomstig de geldende wisselvoorschriften.

4. Elke Overeenkomstsluitende Partij verleent de toelating die vereist is om de overmaking zonder onrechtmatige vertraging uit te voeren, zonder andere lasten dan de gebruikelijke taksen en kosten.

5. De in dit Artikel vermelde waarborgen zijn ten minste gelijk aan die welke worden toegestaan aan investeerders van de meest begunstigde natie.

Artikel 6

Subrogatie

1. Indien één der Overeenkomstsluitende Partijen of één van haar openbare instellingen een schadeloosstelling uitkeert aan haar eigen investeerders op grond van een waarborg tegen niet-commerciële risico's voor een investering, erkent de andere Overeenkomstsluitende Partij dat de eerstgenoemde Overeenkomstsluitende Partij of de desbetreffende openbare instelling in de rechten van de investeerders is getreden.

2. In verband met de overgedragen rechten kan de andere Overeenkomstsluitende Partij jegens de verzekeraar die in de rechten van de schadeloosgestelde investeerders is getreden, de verplichtingen laten gelden die wettelijk of contractueel op de investeerders rusten.

Artikel 7

Toepasbare regels

Wanneer een vraagstuk omtrent investeringen wordt geregeld bij deze Overeenkomst en bij de nationale wetgeving van de ene Overeenkomstsluitende Partij dan wel bij internationale overeenkomsten waarbij de Partijen partij zijn of op een later tijdstip kunnen worden, kunnen de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij aanspraak maken op de bepalingen die voor hen het meest gunstig zijn.

Artikel 8

Bijzondere overeenkomsten

1. Investeringen waarvoor een bijzondere overeenkomst is gesloten tussen de ene Overeenkomstsluitende Partij en investeerders van de andere Partij zijn onderworpen aan de bepalingen van deze Overeenkomst en aan die van de bijzondere overeenkomst.

2. Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt zich de door haar aangegane verbintenissen ten aanzien van investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij te allen tijde na te komen.

Artikel 9

Regeling
van investeringsgeschillen

1. Van elk investeringsgeschil tussen een investeerder van de ene Overeenkomstsluitende Partij en de andere Overeenkomstsluitende Partij wordt schriftelijk kennis gegeven door de eerste partij die een vordering instelt. De kennisgeving gaat vergezeld van een behoorlijk toegelichte nota.

De partijen dienen ernaar te streven geschillen in de mate van het mogelijke door onderhandeling te regelen, of anders door middel van bemiddeling tussen de Overeenkomstsluitende Partijen langs diplomatieke weg.

2. Wanneer de bij het geschil betrokken partijen niet rechtstreeks tot een minnelijke schikking zijn gekomen of het geschil niet door bemiddeling langs diplomatieke weg hebben kunnen regelen binnen zes maanden na de kennisgeving, wordt het, naar keuze van de investeerder, voorgelegd aan hetzij de bevoegde rechtsmacht van de Staat waar de investering werd gedaan, hetzij aan internationale arbitrage.

Elke Overeenkomstsluitende Partij geeft daartoe haar voorafgaande en onherroepelijke toestemming elk geschil aan zodanige arbitrage te onderwerpen. Deze toestemming houdt in dat beide Partijen afstand doen van het recht om de uitputting van alle nationale administratieve en rechtsmiddelen te verzoeken

3. In geval van internationale arbitrage, wordt het geschil naar keuze van de investeerder voorgelegd aan één van de volgende instellingen :

­ een scheidsgerecht ad hoc, ingesteld volgens de arbitrage-regels van de Commissie van de Verenigde Naties voor Internationaal Handelsrecht (U.N.C.I.T.R.A.L.);

­ het Scheidsgerecht van de Internationale Kamer van Koophandel te Parijs;

­ het Instituut voor Arbitrage van de Kamer van Koophandel te Stockholm.

Indien wordt overgegaan tot de arbitrageprocedure op initiatief van een Overeenkomstsluitende Partij, verzoekt die Partij de betrokken investeerder schriftelijk het scheidsgerecht aan te wijzen waaraan het geschil zal worden voorgelegd.

4. Geen van de bij een geschil betrokken Overeenkomstsluitende Partij, zal in enig stadium van de arbitrageprocedure of van de uitvoering van een scheidsrechterlijke uitspraak als verweer kunnen aanvoeren dat de investeerder die tegenpartij is bij het geschil, een vergoeding ter uitvoering van een verzekeringspolis of van de in Artikel 6 van deze Overeenkomst vermelde waarborg heeft ontvangen, die het geheel of een gedeelte van zijn verliezen dekt.

5. Het scheidsgerecht beslist op grond van het nationale recht, met inbegrip van de regels inzake wetsconflicten, van de Overeenkomstsluitende Partij die partij is bij het geschil en op het grondgebied waarvan de investering werd gedaan alsmede op grond van de bepalingen van deze Overeenkomst, van de bepalingen van de met betrekking tot de investering eventueel gesloten bijzondere overeenkomst en van de beginselen van internationaal recht.

6. De uitspraken van het scheidsgerecht zijn onherroepelijk en bindend voor de partijen bij het geschil. Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt zich ertoe ze uit te voeren overeenkomstig haar nationale wetgeving.

Artikel 10

Meest begunstigde natie

In alle aangelegenheden met betrekking tot de behandeling van investeringen genieten de investeerders van elke Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij de behandeling van meest begunstigde natie.

Artikel 11

Geschillen tussen de Overeenkomstsluitende Partijen betreffende de uitlegging of toepassing van deze Overeenkomst

1. Geschillen betreffende de uitlegging of toepassing van deze Overeenkomst worden zoveel mogelijk langs diplomatieke weg beslecht.

2. Indien het geschil niet langs diplomatieke weg kan worden beslecht, wordt het voorgelegd aan een gemengde commissie bestaande uit vertegenwoordigers van beide Partijen; de commissie komt op verzoek van de meest gerede Partij en zonder onredelijke vertraging bijeen.

3. Indien het geschil niet door de gemengde commissie kan worden beslecht, wordt het, op verzoek van een van de Overeenkomstsluitende Partijen, voorgelegd aan een scheidsgerecht dat voor elk geval afzonderlijk op de volgende wijze wordt samengesteld :

Elke Overeenkomstsluitende Partij benoemt een scheidsman binnen een tijdspanne van twee maanden vanaf de datum waarop een der Overeenkomstsluitende Partijen de andere Overeenkomstsluitende Partij in kennis heeft gesteld van haar voornemen het geschil aan arbitrage te onderwerpen.

Binnen twee maanden na hun benoeming benoemen de twee scheidsmannen in onderling overleg een onderdaan van een derde Staat tot voorzitter van het scheidsgerecht.

Indien deze termijnen worden overschreden, kan een der Overeenkomstsluitende Partijen de President van het Internationale Gerechtshof verzoeken de noodzakelijke benoeming(en) te verrichten.

Indien de Voorzitter van het Internationale Gerechtshof onderdaan is van een Overeenkomstsluitende Partij of van een Staat waarmee een der Overeenkomstsluitende Partijen geen diplomatieke banden heeft of indien hij om een andere reden verhinderd is genoemde functie uit te oefenen, wordt de Vice-President van het Internationale Gerechtshof verzocht de benoeming(en) te verrichten.

4. Het aldus samengesteld scheidsgerecht stelt zijn eigen procedureregels vast. Het doet uitspraak bij meerderheid van stemmen; de uitspraken zijn onherroepelijk en bindend voor de Overeenkomstsluitende Partijen.

5. Elke Overeenkomstsluitende Partij draagt de kosten van de door haar benoemde scheidsman. De kosten die voortvloeien uit de benoeming van de derde scheidsman en de ambtelijke kosten van het gerecht worden gelijkelijk door de Overeenkomstsluitende Partijen gedragen.

Artikel 12

Vorige investeringen

Deze Overeenkomst is eveneens van toepassing op investeringen die vóór de inwerkingtreding van deze Overeenkomst werden gedaan door investeerders van een Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, in overeenstemming met de wetten en voorschriften van laatstgenoemde. De Overeenkomst is evenwel niet van toepassing op geschillen of disputen die voor haar inwerkingtreding zijn ontstaan.

Artikel 13

Inwerkingtreding
en duur

1. Deze Overeenkomst treedt in werking een maand na de datum waarop de Overeenkomstsluitende Partijen de akten van bekrachtiging hebben uitgewisseld. Ze blijft van kracht gedurende een tijdvak van tien jaar.

Tenzij ten minste zes maanden vóór de datum van het verstrijken van de geldigheidsduur door een van beide Overeenkomstsluitende Partijen mededeling van beëindiging is gedaan, wordt deze Overeenkomst telkens stilzwijgend verlengd voor een tijdvak van tien jaar, met dien verstande dat elke Overeenkomstsluitende Partij zich het recht voorbehoudt de Overeenkomst te beëindigen met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste zes maanden vóór de datum van het verstrijken van de lopende geldigheidstermijn.

2. Ten aanzien van investeringen die vóór de datum van beëindiging van de Overeenkomst zijn gedaan, blijft deze van kracht gedurende een tijdvak van tien jaar vanaf de datum van beëindiging.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende vertegenwoordigers, daartoe naar behoren gemachtigd door hun onderscheiden Regeringen, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

GEDAAN te Brussel op 19 mei 1998 in twee oorspronkelijke exemplaren in de Nederlandse, de Franse, de Spaanse en de Engelse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek. In geval van verschil in uitlegging is de Engelse tekst doorslaggevend.

VOORONTWERP VAN WET VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE


Voorontwerp van wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Regering van de Republiek Cuba inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend te Brussel op 19 mei 1998

Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2

De Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Regering van de Republiek Cuba inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend te Brussel op 19 mei 1998, zal volkomen gevolg hebben.


ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE


De RAAD VAN STATE, afdeling wetgeving, eerste kamer, op 5 februari 1999 door de minister van Buitenlandse Zaken verzocht hem van advies te dienen over een voorontwerp van wet « houdende instemming met de overeekomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Regering van de Republiek Cuba inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend te Brussel op 19 mei 1998 », heeft op 18 maart 1999 het volgende advies gegeven :

In fine van het verdrag, na artikel 13, wordt gesteld dat de Nederlandse, Franse, Spaanse en Engelse tekst gelijkelijk authentiek zijn, doch dat in geval van verschil in uitlegging, de Engelse tekst doorslaggevend is.

Het is derhalve raadzaam, teneinde de leden van de Wetgevende Kamers volledig voor te lichten over de juise draagwijdte van de verdragsbepalingen, ook de Engelse tekst aan de Wetgevende Kamers voor te leggen.

De kamer was samengesteld uit :

De heer D. VERBIEST, voorzitter;

De heren M. VAN DAMME en J. SMETS, staatsraden;

De heren G. SCHRANS en E. WYMEERSCH, assessoren van de afdeling wetgeving;

Mevrouw A. BECKERS, griffier.

De overeenstemming tussen de Nederlandse en de Franse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer D. VERBIEST.

Het verslag werd uitgebracht door de heer P. DEPUYDT, auditeur. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door de heer E. VANHERCK, adjunct-auditeur.

De griffier, De voorzitter,
A. BECKERS. D. VERBIEST.