1-1328/3

1-1328/3

Belgische Senaat

ZITTING 1998-1999

22 APRIL 1999


Herziening van artikel 150 van de Grondwet


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE INSTITUTIONELE AANGELEGENHEDEN UITGEBRACHT DOOR DE HEER NOTHOMB


INLEIDING

De commissie voor de Institutionele Aangelegenheden besprak dit ontwerp tot herziening van arti

kel 150 van de Grondwet op haar vergaderingen van 25 maart 1999, 1, 2 en 22 april 1999.

Op de vergadering van 25 maart 1999 heeft de commissie de algemene bespreking aangevat. Een lid was van oordeel dat, aangezien het ontwerp tot herziening van artikel 150 van de Grondwet nog niet door de plenaire vergadering van de Kamer van volksvertegenwoordigers was aangenomen (1), de commissie de bespreking van dit ontwerp nog niet kon aanvatten.

Andere leden verwezen echter naar artikel 27.1 van het reglement van de Senaat (2) en waren van oordeel dat de commissie de bespreking van het voorstel reeds kon aanvatten zonder evenwel tot stemming over te gaan. Het eerste lid was van oordeel dat het geciteerde artikel van het reglement van de Senaat niet van toepassing is op de voorstellen tot herziening van de Grondwet, in tegenstelling tot voorstellen en ontwerpen van wet.

De commissie besliste echter met 8 stemmen tegen 1 de algemene bespreking aan te vatten. De meerderheid van de commissie besliste ook niet in te gaan op de vraag van een lid om, voorafgaand aan de bespreking van het ontwerp tot herziening van artikel 150 van de Grondwet, een hoorzitting te organiseren met een vertegenwoordiging van de Algemene Vereniging van Beroepsjournalisten in België omwille van de invloed van het ontwerp op de persvrijheid. Een dergelijke hoorzitting paste volgens het lid perfect in het kader van de taken van de Senaat als reflectiekamer. De meerderheid van de commissie was van oordeel dat dit onderwerp reeds veelvuldig aan bod gekomen is, zowel in de Kamer van volksvertegenwoordigers (Werkgroep van de volksvertegenwoordigers Reynders en Declerck) als in de Senaat. De Senaat organiseerde immers op 7, 8 en 9 december 1995 een colloquium over « Justitie en Media ». Dit colloquium resulteerde in een lijvig verslagboek waarin men de standpunten van alle betrokkenen terugvindt. De commissie verwierp het verzoek om hoorzittingen te houden met 8 stemmen tegen 1 (3).

Op de vergadering van 1 april 1999 werd de algemene bespreking gesloten. Op de vergadering van 2 april 1999 werd de bespreking van het artikel gehouden, alsook de eindstemming.

I. ALGEMENE BESPREKING

De hoofdindiener van het voorstel tot herziening van artikel 150 van de Grondwet van de heer Vandenberghe c.s. licht het ontwerp tot herziening van artikel 150 van de Grondwet, zoals het door de bevoegde Kamercommissie is goedgekeurd, toe. De tekst van het ontwerp van de Kamer van volksvertegenwoordigers is immers volledig dezelfde als die van het door het lid ingediende voorstel.

De motivering voor het initiatief is een betere juridische inkadering van de vrijheid van meningsuiting in het licht van de beperkingen die daarvoor noodzakelijk zijn in een democratische samenleving.

Als eerste punt moet worden vastgesteld dat het initiatief geenszins de bedoeling heeft de vrijheid van mening in te perken. In de politieke discussie is de vrijheid van mening een essentieel punt : zonder vrijheid van mening bestaat er geen democratische wilsvorming en bij die meningsvorming moet de ruimste vrije meningsuiting en vrije mening ook worden gewaarborgd. Dit blijkt uit de Grondwet en de diverse internationale verdragen die de vrijheid van mening als een fundamenteel mensenrecht beschermen. Spreker verwijst naar artikel 10 van het Europees Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en de artikelen 18 en 19 van het Internationaal Verdrag inzake de burgerrechten en politieke rechten.

Ten tweede is er geen sprake van dat men met dit initiatief een vorm van politieke correctheid zou willen invoeren. De vrije meningsuiting wordt niet gekoppeld aan het beginsel van de politieke correctheid, zoals dit in de Verenigde Staten beschreven wordt. De vrijheid van meningsuiting bestaat voor alle opvattingen, ook deze die louter marginaal zijn, zeer kritisch, provocerend, aanstootgeven, storend, ... er is een indrukwekkende rechtspraak van het EHRM daarover : een voorbeeld hiervan is het arrest De haes en Ghyssels van 1998. In de politiek en zeker in de politieke discussie moet men een uitzonderlijk incasseringsvermogen hebben dat dit van Cassius Clay in grote mate overstijgt. Dit werd met zoveel woorden als beginsel door het EHRM gehanteerd in onder meer het arrest Lingers over een artikel waarin de toenmalige Oostenrijkse kanselier Kreisky als corrupt werd omschreven . Het EHRM oordeelde in dit arrest dat er geen materiële feiten waren om de kwalificatie te steunen en dat de feiten binnen het kader van de politieke polemiek dienden aanvaard te worden. Maar ook wanneer het recht van meningsuiting een fundamenteel recht is, kan het beperkt worden. Het EHRM zegt bij de lezing van artikel 10 EVRM dat deze beperkingen zeer restrictief worden geïnterpreteerd.

Dit betekent dat de beperkingen de doeleinden moeten nastreven die worden opgesomd in het tweede lid van artikel 10 EVRM, met name de openbare orde, de onpartijdigheid van de rechterlijke macht, de rechten van anderen, de openbare veiligheid. Deze doeleinden moeten uitdrukkelijk door de wet worden nagestreefd en bovendien moet de beperking ingegeven worden door een dwingende maatschappelijke noodzakelijkheid. Er moet met andere woorden een dwingende maatschappelijke reden aanwezig zijn om een beperking aan te brengen op de vrije meningsuiting. Er moet een specifieke motivering zijn waarom de bescherming van de democratische rechtsstaat, een beperking verantwoordt. Er is met andere woorden geen sprake van om zomaar de vrije meningsuiting te beperken, maar om deze te beperken in het licht van artikel 10, tweede lid, van het EVRM. Het lid wijst op het bestaan van de wet van 30 juli 1981 betreffende de daden die aanzetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon wegens zijn ras, zijn huidskleur, zijn afstamming of afkomst of nationaliteit.

Tevens herinnert het lid aan de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide tijdens de Tweede Wereldoorlog door het Duitse nationaal-socialistische regime. In de praktijk blijkt dat de afdwingbaarheid van deze wetten hoogst problematisch is. Drukpersmisdrijven zijn immers onderworpen aan de bevoegdheid van het hof van assisen ­ de juryrechtspraak : dit heeft er in de praktijk toe geleid dat drukpersmisdrijven in België niet worden vervolgd. In vele andere landen zijn jury's niet bevoegd voor persdelicten. In België is deze waarborg van de juryrechtspraak om historische redenen verklaarbaar. De vaders van de Belgische Grondwet hadden zeer veel eerbied voor de vrije meningsuiting en wegens van de schending van dit beginsel door het regime vóór de Belgische onafhankelijkheid, heeft men de juryrechtspraak als garantie in de Belgische Grondwet ingeschreven.

Maar aangezien de strafrechtelijke beteugeling van een aantal misbruiken van de vrijheid van meningsuiting niet effectief en efficiënt kon geschieden, is er reeds geruime tijd grote onvrede in bepaalde middens ten aanzien van misbruik van pamfletten, folders, affiches die tot rassenhaat en xenofobie aanzetten. Derhalve is het wenselijk dat niet alleen de wetgeving wordt aangepast maar ook de Grondwet : de dwingende, noodzakelijke, maatschappelijke reden is immers aanwezig om een einde te stellen aan de misbruiken die werden gemaakt van de vrije meningsuiting en die de persoon in de persoonlijke waardigheid treffen.

Er zijn verschillende voorstellen ingediend terzake en er zijn in het Parlement hierover verschillende discussies gevoerd, onder meer met de vertegenwoordigers van de pers. De meerderheid in het Parlement is het erover eens dat het nodig is artikel 150 van de Grondwet aan te passen en een bijzonder regime in het leven geroepen zijn door racisme :

­ de vrijheid van meningsuiting is niet absoluut. Ze dient samen gezien te worden met de waarde van verdraagzaamheid, die evenzeer een wezenskenmerk is van een democratische samenleving. Een bijzondere bescherming van de verdraagzaamheid dringt zich op gezien de nefaste gevolgen die onverdraagzaamheid in het verleden heeft gehad en in de toekomst nog kan hebben;

­ het UNO- verdrag van 7 maar 1966 inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie (goedgekeurd door de wet van 9 juli 1975) legt de verdragsluitende partijen de verplichting op om onverwijld positieve maatregelen te nemen die erop zijn gericht aan elke vorm van aanzetting tot of aan elke uiting van rassendiscriminatie een einde te maken;

­ het voorgestelde onderscheid tussen gewone en racistische drukpersmisdrijven doet in generlei wijze afbreuk aan artikel 10 van het EVRM omdat dit een aspect is dat eigen is aan de Belgische rechtsorde;

­ in tegenstelling tot de slachtoffers van de meeste andere drukpersmisdrijven zijn de slachthoffers van racistische drukpersmisdrijven een hele groep of gemeenschap en niet één of meerdere slachtoffers;

­ een algemene onttrekking van drukpersmisdrijven aan de bevoegdheid van het hof van assisen wordt uitdrukkelijk niet wenselijk geacht omdat dit de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting in het gedrang dreigt te brengen en omdat de pacificatie die hierover bestaat in België niet zou worden verstoord.

Het lid wijst er echter op dat er geen reden is om naar aanleiding van deze discussie de discussie te openen over het onderscheid tussen het drukpersmisdrijf en het persmisdrijf. Dit zou immers tot een bijkomende complicatie kunnen leiden en tot andere standpunten. Drie sprekers verzetten zich uitvoerig tegen de voorgestelde tekst.

Één van deze sprekers wijst erop dat men het voorliggende ontwerp tot herziening van artikel 150 van de Grondwet niet los kan zien van een aantal andere, reeds gestemde en nog te stemmen voorstellen. Het lid verwijst terzake naar het voorstel van wet, ingediend in de Kamer van volksvertegenwoordigers, waarbij men als bijkomende sanctie, indien men wordt veroordeeld wegens overtreding van de wet op het racisme, zijn passief kiesrecht zou verliezen. Er zit achter het geheel van voorstellen volgens dit lid dan ook een bepaalde strategie. Het lid begrijpt het onderscheid niet dat men in het ontwerp maakt tussen bepaalde soorten persmisdrijven. De eerste vraag die bij het lid opwelt, is dan ook of dit ontwerp om de Grondwet te wijzigen niet in strijd is met de Grondwet zelf. Het lid denkt van wel en is van oordeel dat het ontwerp in strijd is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet (gelijkheidsbeginsel en non-discriminatiebeginsel). Dit leidt het lid af uit het advies van de Raad van State nr. L. 27. 513/2 op het wetsvoorstel strekkende tot het invoeren van een summiere rechtspleging voor het hof van assisen om daadwerkelijke bestraffing van racistiche drukpersmisdrijven te bewerkstelligen (4). De bedoeling was om, wat procedure betreft, een onderscheid te maken tussen enerzijds zogenaamde. racistische drukpersmisdrijven en de andere drukpersmisdrijven.

De Raad van State herinnerde aan de tekst van het huidige artikel 150 van de Grondwet en stelde :

« Een onderscheid maken tussen misdaden enerzijds en persmisdrijven anderzijds, zou ook een schending inhouden van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, als men ze niet afzonderlijk beschouwt maar in samenhang met artikel 150. Het zou immers discriminerend zijn categorieën van strafbare feiten, die de Grondwetgever duidelijk op identieke wijze heeft willen behandelen wat het bevoegde rechtscollege betreft, verschillend te behandelen.

Een onderscheid maken tussen racistische persmisdrijven en andere persmisdrijven houdt niet alleen een schending in van artikel 150 van de Grondwet, maar ook van de artikelen 10 en 11, zelfs afzonderlijk beschouwd. »

Tevens stelde de Raad van State met betrekking tot het maken van een onderscheid tussen racistische drukpersmisdrijven en andere drukpersmisdrijven :

« Het is de Raad van State niet duidelijk om welke objectieve redenen alleen voor overtredingen van de anti-racistische wetgeving de nieuwe procedure zou worden gevolgd. »

Het lid is van oordeel dat dezelfde opmerkingen kunnen worden gemaakt ten aanzien van het voorliggende ontwerp tot herziening van artikel 150 van de Grondwet.

Het lid is bovendien van oordeel dat het eerste lid in zijn inleiding het volgende over het hoofd heeft gezien. Naar aanleiding van de parlementaire behandeling van de herziening van de regeling voor de procedure van de opheffing van de parlementaire onschendbaarheid, maakte het eerste lid de volgende bezwaren : « De politiek mag niet voor de rechtbank worden bedreven. Indien wij niet opletten, gaan wij ervoor zorgen dat, omwille van allerlei mogelijke redenen, men de politieke opponenten eerder voor de rechtbank gaat bevechten dan wel met politieke argumenten. » Volgens het lid is het voorliggende ontwerp juist een poging om een politieke opponent niet politiek uit te schakelen maar wel via juridische weg. De stelling als zou dit ontwerp bedoeld zijn om het racisme te bestrijden, gaat volgens het lid niet op. Het is de bedoeling om de boodschapper van schijnbaar een slechte boodschap uit te schakelen.

Het lid vindt het dan ook hallucinant dat in de Kamer van volksvertegenwoordigers voor dit voorstel een volksvertegenwoordiger als rapporteur werd aangeduid die zelf deel uitmaakt van een politieke partij die in het verleden personen in haar rangen had die zelf niet afkerig waren van een racistische uitspraak. Zo was er een verkozene die de straten van Brussel « opgefleurd » heeft met 20 m2 -affiches met daarop de slogan « Avec Nols, ils y seraient déjà ». Dit verwees naar een C-130-vliegtuig dat migranten terug naar hun land van herkomst zou moeten brengen. Dezelfde politieke partij heeft vandaag de dag nog leden in haar rangen die in 1991 voor de rechtbank zijn moeten verschijnen wegens racistische verkiezingspropaganda. Verkozenen van deze politieke partij nemen ook racistische standpunten in in bepaalde commissies : bijvoorbeeld het stilaan verlagen van de sociale uitkeringen voor werkloze vreemdelingen indien zij geen premie zouden aanvaarden om terug te keren naar hun land van herkomst.

Bovendien stonden in het verkiezingsprogramma van 1995 van deze politieke partij volgende stellingen :

« Dresser un inventaire complet de l'ensemble des fonds publics engagés dans le cadre de la politique de l'immigration. Nous voulons éviter le saupoudrage des projets. De même, il n'y a pas de raison de réserver les subsides à des organisations de jeunes issus des milieux immigrés. (...) Éloignement effectif des réfugiés non reconnus. Il faut accroître le nombre de rapatriements forcés, de préférence par des procédures de retour collectif. Il faut savoir qu'expulser un Pakistanais vers son pays d'origine coûte 300 000 francs au trésor public. C'est le prix de son ticket d'avion et celui des gendarmes (...) Renvoi effectif des étrangers hors UE : délinquants, illégaux ou clandestins menaçant l'ordre public (...) Incitation au départ des chômeurs étrangers de longue durée. En cas de refus, les allocations de chômage leur seraient réduites progressivement. (...) Limitation de l'accès à la sécurité sociale non contributive pour les étrangers extérieurs à l'Union européenne : seuls ceux qui ont travaillé et payé des cotisations sociales devraient pouvoir bénéficier de la solidarité nationale (...) Mieux contrôler l'exercice du regroupement familial (...) »

Het lid is van oordeel dat, indien de politieke partij waartoe hij behoort, dergelijke bepalingen zou neerschrijven, deze partij dadelijk met de vinger zou worden gewezen en verweten zou worden racistische uitspraken te doen.

De bedoeling van het voorliggende ontwerp is volgens het lid niet het racisme te bestrijden maar wel een politieke opponent waarvan men beweert dat deze niet democratisch zou zijn. Er doet zich de laatste jaren op dit vlak een eigenaardig fenomeen voor : men zegt in eerste instantie van zichzelf dat men democraat is en dat is zo omdat men dat van zichzelf heeft gezegd en hoe meer men dat van zichzelf zegt, des te meer is dit waar. Vanuit dat axioma zegt men dan van de anderen ­ zoals bijvoorbeeld de politieke partij waarvan het lid deel uitmaakt en de mandatarissen van deze partij ­ dat zij niet democratisch zijn. De anderen hebben dat beslist. Het lid daagt eenieder uit om de teksten die opgesteld en verspreid worden door de politieke partij waarvan het lid deel uitmaakt erop na te slaan en te zoeken waar in de teksten het stelsel van de parlementaire democratie ook maar in vraag zou worden gesteld.

Een ander lid vraagt zich dan toch af waarom de vorige spreker zo nerveus reageert op het ontwerp.

Het lid repliceert dat de nervositeit voortkomt uit het feit dat er met twee maten en twee gewichten wordt gemeten.

Nog een lid wijst erop dat er geen sprake is van twee maten en twee gewichten en dat iedereen op dezelfde wijze aan de nieuwe regeling zal worden onderworpen.

Vorige spreker blijft bij zijn standpunt dat er met twee maten en twee gewichten wordt gewogen : enkel de politieke partij waartoe hij behoort, wordt onderworpen aan een zogenaamd « cordon sanitaire ». Het ontwerp kadert volgens het lid in een strategie om één politieke partij monddood te maken. Men heeft dit reeds aangevat door een aanpassing van de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen : naar aanleiding van deze wijziging heeft men uitdrukkelijk gesteld dat het de bedoeling was, niet om het racisme te bestrijden, maar om de politieke partij waarvan het lid deel uitmaakt droog te leggen. Op deze wijze wordt deze politieke partij verhinderd, op een gelijkwaardige wijze als de andere partijen, politiek te bedrijven en de publieke opinie te beïnvloeden. Het voorliggende ontwerp is eveneens een stap in de richting van het voor één bepaalde politieke partij zo moeilijk mogelijk maken en haar monddood maken.

Het lid herinnert er bovendien aan dat men reeds vroeger een proces heeft gevoerd tegen de politieke partij waarvan het lid deel uitmaakt. Enkel de teksten van deze politieke partij zijn aan een rechtbank voorgelegd. Het is omdat er geen veroordeling is gekomen dat men nu andere initiatieven neemt. Men trekt met andere woorden niet de conclusie dat de betrokken politieke partij niet racistisch is, neen, men concludeert dat de wet niet adequaat is en bijgevolg moet worden aangepast.

Bovendien vindt het lid het hoogst eigenaardig dat een aantal parlementsleden, die klacht hadden ingediend tegen bepaalde teksten van zijn politieke partij, op de koffie zijn gegaan bij de procureur des Konings die deze klacht behandelde. Dit is volgens hem in strijd met de scheiding der machten. De procureur des Konings in kwestie heeft met deze klacht bovendien niets kunnen doen.

Met het voorliggende ontwerp wil men nu dringend racistische drukpersmisdrijven ­ die echter niet nader worden gedefinieerd ­ correctionaliseren. Volgens het lid is dit nu zo dringend omdat men vreest dat zijn politieke partij onder meer ook in Brussel bij de volgende parlementsverkiezingen zal scoren.

Bij het totstandbrengen van dit ontwerp heeft men bovendien een zeer speciale procedure gevolgd : in de Kamer van volksvertegenwoordigers werd een werkgroep « Reynders-Declerck » opgericht waarin alle politieke partijen zaten, behalve het Vlaams Blok. Deze werkgroep heeft het voorliggende ontwerp op papier gezet. Bij de behandeling van het ontwerp in de bevoegde Kamercommissie is er over dit ontwerp daarna zo goed als geen debat geweest.

Wat de correctionalisering van racistische drukpersmisdrijven zelf betreft, is het zo dat één van de pijlers van de vrije meningsuiting met dit voorstel onderuit wordt gehaald. Het is niet voor niets dat in 1830 de Constituante geoordeeld heeft dat persmisdrijven voor een jury moesten worden gebracht en als dit systeem nu niet blijkt te werken, kan men zich afvragen waarom men het systeem enkel voor racistische persmisdrijven moet wijzigen. Als men vaststelt dat de assisenjury niet werkt, waarom schaft men deze procedure dan niet af voor alle drukpersmisdrijven ? Waarom haalt men er alleen de zogenaamde racistische persmisdrijven uit ? Volgens het lid vallen bijvoorbeeld pedofiele geschriften ook onder drukpersmisdrijven. Men zou hiervoor perfect dezelfde redenering kunnen ontwikkelen als voor de racistische drukpersmisdrijven. Waarom maakt men voor dergelijke geschriften dan ook niet dezelfde uitzondering en volgt men hierbij niet dezelfde redenering dat de wet niet werkt en bijgevolg de Grondwet moet worden gewijzigd ? Het lid vraagt zich af of men hieruit moet concluderen dat voor de indieners van het voorstel het bestraffen van wat zij « racistische » permisdrijven noemen, veel belangrijker is dan het bestraffen van pedofiele geschriften.

Het lid verwijst bovendien met betrekking tot deze problematiek naar het colloquium « Justitie en Media » dat in december 1995 heeft plaatsgehad. Men is op dat colloquium nog eens nagegaan waarom men de assisenjury heeft ingesteld om persmisdrijven te bestraffen en waarom dit eventueel zou moeten worden gewijzigd.

Tijdens dat colloquium herinnerde professor Velaers aan het historische belang van het beginsel van de persvrijheid. Hij formuleerde bovendien vier argumenten voor het behoud van de assisenprocedure (5) :

­ het behoud van de bevoegdheid van het hof van assisen hoeft niet neer te komen op een depenalisatie;

­ er is geen behoefte aan een toename van persprocessen. De bevoegdheid van het hof van assisen voorkomt de banalisering van persprocessen;

­ een relatief wantrouwen ten aanzien van de rechterlijke macht blijft verantwoord : « Qui juge la presse, la possède »;

­ het hof van assisen heeft bepaalde intrinsieke kwaliteiten.

Het lid wijst erop dat er binnen enkele weken bovendien nog een ander voorstel van wet ter bespreking zal worden voorgelegd waarin men voorschrijft dat men passief kiesrecht zal verliezen indien men veroordeeld wordt wegens overtreding van de racismewet. Ook stoort het lid zich aan de medeplichtigheid van de pers in heel deze aangelegenheid. Aanvankelijk, toen de correctionalisering van racistische drukpersmisdrijven voor het eerst ter sprake kwam, hebben de verenigingen van journalisten zich bijzonder kritisch uitgelaten ten opzichte van deze correctionalisering. Vandaag echter zwijgt de pers over het voorliggende voorstel. De pers heeft volgens het lid genoegen genomen met hetgeen zij in de werkgroep « Reynders-Declerck » te horen heeft gekregen, met name dat niet wordt beoogd om de persvrijheid aan banden te leggen maar dat het effectief de bedoeling is om een politieke partij te viseren.

Het ontwerp tot herziening van artikel 150 van de Grondwet en ook eerdere en latere wetsvoorstellen zijn voorbeelden van de triomf van het totalitarisme, volgens het lid. Elk totalitair regime heeft één kenmerk : men wil de oppositie uitschakelen. Het is volgens het lid vreemd dat het gehele « establishment » zich werpt op één bepaalde politieke partij, die in feite weinig macht heeft, om deze partij niet alleen politiek maar ook met juridische en financiële middelen uit te schakelen.

Een senator wijst op het feit dat de oorspronkelijke grondwetgever het recht op vrije meningsuiting ­ terecht ­ zo belangrijk achtte, dat in de Grondwet werd ingeschreven dat het uiten van een mening via drukpers enkel kon bestraft worden door een volksjury in het hof van assisen. Voorliggend ontwerp zondert één categorie van drukpersmisdrijven uit van die bescherming, omdat het moeilijk is racistische persdelicten te vervolgen via het hof van assisen en zulks leidt tot straffeloosheid. Deze opmerking geldt echter voor àlle persdelicten. Ernstige drukpersmisdrijven blijven vaak straffeloos, zoals tijdschriften die aanzetten tot druggebruik, wat niet enkel een misdrijf is maar ook een ernstige kwaal in onze samenleving. De uitgevers van dergelijke tijdschriften blijven evenwel ongestraft. Ook de uitgevers van pamfletten die oproepen tot geweld tegen personen met een andere geloofsovertuiging of tegen personen met een andere politieke opvatting, ontsnappen aan vervolging. Om dezelfde reden, namelijk de loodzware procedure voor het hof van assisen, blijven publicaties die aanzetten tot pedofilie ongestraft.

Ofwel moet men de aparte categorie van de persmisdrijven gewoon afschaffen, zodat ze kunnen vervolgd worden, ofwel moet men ze in de Grondwet definitief buiten elke vervolging plaatsen. Wanneer men toch het onderscheid maakt tussen, aan de ene kant, het aanzetten tot crimineel gedrag, en aan de andere kant het uiten van een politieke mening, dient dit te worden voorgelegd aan een representatieve volksjury.

In de argumentatie om racistische permisdrijven te correctionaliseren schuilt overigens een merkwaardige tegenstelling. Men stelt dat het probleem zo zwaar weegt op onze samenleving, dat men het voor een « banale » correctionele rechter wil laten behandelen. Als racisme dan toch een zo ernstig probleem is ­ een vorige spreker noemde het een « agressief misbruik van het recht op vrije meningsuiting » ­, verdient het dan niet de meest zwaarwichtige procedure, die ook de meeste publieke belangstelling krijgt ? Wanneer het proces wordt gemaakt van activiteiten die de democratie zouden bedreigen, is deze publieke belangstelling meer dan gerechtvaardigd. Onderhavig ontwerp wil daarentegen juist vermijden dat de beklaagde en zijn verdediging zich zouden kunnen verheugen in een publieke belangstelling. In de toelichting bij het ontwerp wordt immers expliciet gesteld dat de ruime mediabelangstelling juist één van de redenen is waarom nooit tot vervolging wordt overgegaan. Het gezond verstand van een volksjury zou immers een beklaagde kunnen vrijspreken. De Liga voor de mensenrechten schreef ooit : « Stel u voor dat het Vlaams Blok voor een volksjury, bestaande uit Antwerpenaren, zou moeten berecht worden. » Deze liga lijkt niet erg democratisch te zijn ... Met het beginsel non bis in idem zit men een tijdje opgescheept met het Vlaams Blok, om van de politieke propagandawaarde van een dergelijk proces nog maar te zwijgen.

Wat is het belangrijkste aspect van het recht op vrije meningsuiting ? In de toelichting staat het antwoord duidelijk te lezen : « Het vrije (politieke) debat behoort tot de kern van de democratische samenleving. Democratie heeft immers niet alleen te maken met democratische procedures voor machtsverwerving en machtsuitoefening. Democratie is niet alleen vorm, maar ook inhoud. Een politiek systeem met verkiezingen, maar zonder vrijheid van meningsuiting, zonder persvrijheid, zonder discriminatieverbod, zonder waarborgen tegen willekeurige vrijheidsberoving en zonder een behoorlijke en onafhankelijke rechtsbedeling, is geen democratie. » (6)

Met andere woorden : het recht op politieke vrije meningsuiting is het belangrijkste onderdeel van het recht op vrije meningsuiting, en dit om twee redenen. Ten eerste is het gevaar, dat de machtshebbers willen ingrijpen in de vrijheid van meningsuiting, juist het grootst op het politieke vlak. Op die manier kan men immers lastige kritiek van de oppositie het zwijgen opleggen. Ten tweede zullen, wanneer de vrije meningsuiting zou beperkt worden tot het gebied van de politiek, de maatschappelijke gevolgen veel erger zijn dan in andere gevallen. De democratie wordt dan immers zelf beperkt. Indien de politieke vrijheid van meningsuiting het koninginnestuk is van deze vrijheid, mag men dan niet aannemen dat dit onderdeel juist meer, in plaats van minder bescherming dient te genieten ? Onderhavig ontwerp doet precies het omgekeerde. Racisme is immers een politiek zwaar beladen woord. Zelfs al neemt men aan dat racisme een kwestie van gemeen recht is, dan nog moet men toegeven dat er veel politieke aspecten kunnen verbonden zijn aan het uiten van een opinie die als racistisch beschouwd wordt. Dit is minder het geval met andere vormen van meningsuiting, bijvoorbeeld het aanzetten tot het plegen van misdrijven.

Overigens is het merkwaardig dat het ontwerp van grondwetsbepaling niet verwijst naar de bestaande wet op het racisme. Men verwijst enkel naar « drukpersmisdrijven die door racisme of xenofobie ingegeven zijn ». Dit is breder en van meer politieke aard dan de wet op het racisme zelf. Het volstaat immers een rechter te vinden die meent dat racisme, in de meest brede betekenis van het woord, een leitmotiv is van een bepaalde politieke partij, om elke vorm van persmisdrijf vanwege deze partij te correctionaliseren. Men mag tenslotte niet vergeten dat de wet op het racisme reeds een uitzonderingsregime heeft ingevoerd, met name het regime van de « geprivatiseerde vervolging », waarbij elke VZW die volgens haar statuten tegen racisme is, rechtstreeks kan dagvaarden en de procedure op gang kan brengen. Professor Senelle omschrijft dit systeem als « het einde van de rechtsstaat ». Het werd gelukkig nog enigszins gemilderd door de onmogelijkheid rechtstreeks te dagvaarden voor het hof van assisen. Door racistische persmisdrijven te correctionaliseren, wordt ook deze rem weggenomen, waardoor het aantal politieke processen, waarbij aan beroepsrechters wordt gevraagd uitspraak te doen over de inhoud van het politiek programma van een politieke partij, zal verveelvoudigen.

Men mag van deze, vaak fanatieke verenigingen niet verwachten dat ze respect opbrengen voor de rechtszekerheid, de eenheid van het vervolgingsbeleid, het algemeen maatschappelijk belang, persoonlijke objectiviteit en onafhankelijkheid van de vervolging, hetgeen men normaal toch van de parketten mag eisen. Het ontwerp voert dan ook niet één, maar twee uitzonderingsprocedures in voor de categorie van de persmisdrijven : de correctionalisering én de geprivatiseerde vervolging.

Een ander model van uitzonderingsprocedure werd reeds eerder voorgesteld door een lid van de commissie, die een « assisen light-procedure » ontwierp (7), die talrijke schendingen inhield van de Grondwet en van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Eén bezwaar van de Raad van State verdient bijzondere aandacht. De Raad stelt in zijn advies : « Een onderscheid maken tussen racistische persmisdrijven en andere persmisdrijven houdt niet alleen een schending in van artikel 150 van de Grondwet, maar ook van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. Het is de Raad van State niet duidelijk om welke objectieve redenen alleen voor de overtredingen van de antiracistische wetgeving de nieuwe procedure zou worden gevolgd ». Dit bezwaar blijft nog steeds gelden. De Raad van State heeft echter over het ontwerp geen advies kunnen geven, en zou ook geen nuttig advies kunnen verstrekken. De grondwetgever is immers volledig vrij, en moet zich niet storen aan andere artikelen in de Grondwet. Indien een wetgever de democratische pedalen verliest, kunnen de Raad van State en het Arbitragehof gelukkig nog ingrijpen. Wanneer de grondwetgever op hol slaat, zoals thans gebeurt, is hiertegen geen verweer mogelijk, behalve de democratische rechtsgang via de stembus. Net deze democratische rechtsgang is echter het voorwerp van de grondwettelijke dwaling!

De beschuldiging is immers dat een bepaalde politieke propaganda als kwetsend wordt ervaren tegenover bepaalde bevolkingsgroepen. Wellicht is dit juist, en dit is spijtig. Het Europees Hof voor de rechten van de mens heeft echter reeds herhaaldelijk gesteld ­ overigens in dezelfde termen als het Amerikaanse Hooggerechtshof ­ dat vrije meningsuiting ook moet gelden, en zelfs nodig is, voor meningen die storend of kwetsend kunnen zijn. Bovendien zijn de vreemdelingen niet de kop van jut van de media, wel integendeel. Vaak worden zij uit de wind gezet door de systematische verzwijging van de afkomst of nationaliteit van de daders. Een groot deel van hun publiek blijkt daarin echter geïnteresseerd te zijn. Bovendien worden in de media zoveel bevolkingsgroepen regelmatig gekwetst. Dit is bijvoorbeeld het geval met personen met een katholieke geloofsovertuiging. De Kerk en haar leider worden regelmatig geridiculiseerd, zelfs door de staatsomroep. Tenslotte stelt spreker te kunnen meepraten over beledigingen en kwetsen door de media. Het Vlaams Blok wordt afgeschilderd als racistisch, nazistisch, vrouwonvriendelijk en tegen homo's en gehandicapten. Dit is ergerlijk en betreurenswaardig, doch de personen die zulks beweren moeten niet worden vervolgd omwille van hun politieke mening.

Er is nauwelijks een racistisch probleem in dit land. Waar er toch een is, verdient dit geen strafrechtelijke aanpak. De uitzonderlijke gevallen, waarin dit wel het geval is, zijn niet het gevolg van politieke propaganda via het gebruik van de drukpers. Waarom dan deze grondwetswijziging ? Dit wijst op een probleem van onverdraagzaamheid.

Een aantal mensen zien hun project ­ de multiculturele samenleving ­ in gevaar gebracht door de electorale successen en de boodschap van een bepaalde politieke partij, die in haar publicaties stelling neemt tegen wat anderen beschouwen als definitieve ideologische verworvenheden en dogma's of als een definitieve intellectuele consensus. Hoe men zich hieraan krampachtig vastklampt, blijkt uit de toelichting bij het ontwerp : « Nochtans bestaat er in de samenleving een algemene consensus dat dergelijke geschriften verwerpelijk en strijdig met de democratische beginselen zijn, en bijgevolg moeten bestreden worden. » Hoe kan men van een dergelijke consensus spreken, in het licht van bovenvermelde studies van de Europese Commissie en de Vlaamse Gemeenschap, en in het licht van het succes van het Vlaams Blok ? Dat hierover unanimiteit zou bestaan ­ quod non ­ is overigens irrelevant volgens de hoofdindiener van het voorstel tot herziening van artikel 150 van de Grondwet (Stuk Senaat, nr. 1-1231), die aanvoert dat zelfs de meest marginale opinies onder het recht van vrije meningsuiting moeten vallen. Een bijna volledige maatschappelijke consensus ­ die er niet is ­ mag dus niet leiden tot de strafrechtelijke vervolging van andere opinies.

Te veel intellectuelen, journalisten en politici zitten nog steeds met het complex van de « bange blanke westerse man », die er stilaan van overtuigd raakt dat zijn geschiedenis er een is van misdaden tegen andere rassen. Elke zelfverdediging van de eigen bevolking wordt onmiddellijk geïdentificeerd met uitbuiting van andere rassen. Men is bovendien niet meer in staat enige kwaadaardigheid te herkennen in de daden van vreemdelingen tegenover Vlamingen, hoewel de vijandigheid eerder daar te situeren is. Men roept steeds op tot een voortdurende dialoog met de islam, terwijl de vijandigheid zich vanuit deze hoek manifesteert. Niemand heeft ooit de term « racistisch » in de mond genomen bij de gewelddadige dood van Patrick Mombaerts. Hoe zou men reageren wanneer een jonge Marokkaanse arbeider zou worden aangevallen door een groepje jonge Vlamingen ? Wellicht zou eenieder racistische motieven vermoeden.

Wanneer het racisme als enig maatschappelijk probleem wordt behandeld met uitzonderingsprocedures die minder waarborgen bieden voor de verdediging, moet er iets vreselijks aan de gang zijn. Een vorige spreker heeft daarover gezegd, dat deze beperking op de vrije meningsuiting noodzakelijk is, omdat er een dwingende sociale noodzaak aanwezig is om zulks te doen. Wat is deze dwingende sociale noodzaak ? Men kan slechts veronderstellen dat er zeer erge dingen via de drukpers worden verspreid, met vreselijke gevolgen, zodanig dat in de Grondwet een uitzonderingsprocedure moet worden ingeschreven om hieraan het hoofd te bieden.

Het Vlaams Blok, en eventueel het Front National, zouden de grote boosdoeners zijn. Welke veelvuldige problematische druksels zouden anders tot deze grondwetswijziging aanleiding hebben gegeven ? Het Vlaams Blok zou op massale schaal aanzetten tot haat en discriminatie, vermits jaarlijks miljoenen folders en pamfletten worden verdeeld. Vermits ongeveer een half miljoen kiezers op deze partij stemt, zouden deze ook effect moeten hebben en zou er veel haat en racisme moeten bestaan, maar in de praktijk blijkt daar weinig van terecht te komen.

Wanneer zijn in België voor het laatst mensen aangevallen of vermoord omwille van hun huidskleur ? In Nederland zijn er een aantal gevallen, zonder dat er een politieke partij van betekenis bestaat die hiervoor verantwoordelijk zou kunnen worden gesteld. In Duitsland is dit eveneens het geval. In de Verenigde Staten en in Groot-Brittannië zijn een aantal gevallen van racistisch geweld bekend, hoewel ook daar geen politieke partij aanwezig is die zich verzet tegen de multiculturele samenleving.

Het is juist omdat men de mensen een politiek kanaal geeft om hun verzet te uiten tegen de overlast van vreemdelingen, dat de kans op geweld vermindert. In België is geen racistisch geweld. Een viertal bedienden van een grootwarenhuis moeten zich voor de rechter verantwoorden omdat zij door de intercom een aantal racistische uitspraken zouden hebben gedaan tegen twee zwarte medebedienden, en met groenten zouden hebben gegooid. Indien dit gedrag het ergste geval is van racistisch geweld van de laatste jaren, dan heeft het Vlaams Blok zijn werk niet goed gedaan op het vlak van aanzetten tot haat en geweld. Nochtans zijn er wél dagelijks geweldplegingen van jonge vreeemdelingen tegen autochtonen. Vrouwen worden sexueel geïntimideerd door vreemdelingen. Asielzoekers slaan in op treinreizigers in de trein naar Amsterdam. Buschauffeurs en leraars worden gemolesteerd en beledigd met racistische termen. Brandweer- en ziekenhuispersoneel wordt bekogeld, wanneer zij hulp bieden aan een autochtoon of aan een zwarte.

In Schaarbeek werd iemand doodgeslagen omdat hij de weg vroeg aan enkele jonge vreemdelingen. Blijkbaar moeten hiervoor geen uitzonderingsprocedures in het leven geroepen worden. Deze problemen worden niet aangepakt, tenzij door het aanleggen van speelpleintjes.

Naast geweld, bestaan er ook andere vormen van racisme, die het gevolg kunnen zijn van het aanzetten door het Vlaams Blok tot discriminatie en segregatie. Bij hun aanwervingsbeleid zouden werkgevers zich wel eens kunnen laten leiden door racistische motieven. Hoe kan een politieke partij dit beïnvloeden ? Werkgevers laten zich leiden door de kost van het loon en door de baten van de nieuwe werknemer. Werkgevers hebben overigens in het verleden aangetoond niet racistisch te zijn door mensen aan te nemen die zich hier zijn komen vestigen enkel en alleen om hier werk te vinden.

Cafébazen en dancinguitbaters weren soms vreemdelingen uit hun etablissementen. Dit gebeurt echter nooit om racistische redenen. Uitbaters weigeren immers geen klanten uit plezier. Wie zulks doet, is geleerd door ervaring, en is niet opgestookt door racistische propaganda. De Vlaming is immers niet racistisch van aard. Hij gaat uit eten in het Chinees restaurant om de hoek, kijkt op TV naar komische reeksen met zwarten in de hoofdrol, luistert naar muziek van zwarte muzikanten en gaat op reis naar Tunesië of Turkije. De Vlaming heeft, op enkele gevallen na, geen afkeer van andere rassen. Waarom weigeren uitbaters dan vreemde klanten, of loopt een man's avonds een straatje om wanneer een groep luidruchtige vreemdelingen zijn pad dreigen te kruisen ? Omdat men geleerd is door ervaring, zowel in de eigen kring of in de ruimere wereld, door statistieken die het disproportioneel aandeel van vreemdelingen in de criminaliteit aantonen. De houding ten opzichte van vreemdelingen is dus niet gebaseerd op vooroordelen, maar op feiten.

Dit wantrouwen kan men niet kwalificeren als « racisme », zonder dit begrip geweld aan te doen. Politieke partijen worden met een ernstig dilemma geconfronteerd, wanneer zij in een studie van de Europese Commissie vaststellen dat de meerderheid van de Vlamingen zichzelf racistisch noemen. Ook een studie van de Vlaamse Gemeenschap toont aan dat de onverdraagzaamheid van de Vlamingen ernstige proporties aanneemt. Een politieke partij heeft dan twee mogelijkheden. Ofwel moet men toegeven dat een meerderheid van de bevolking, uit onwetendheid of ­ in het slechtste geval ­ uit boosaardigheid, racistisch is en moet men hieruit de democratische consequentie trekken.

Ofwel moet men vaststellen dat de term « racisme » zodanig gedevalueerd is dat de meerderheid van de Vlamingen eronder valt. De houding van de Vlamingen is louter een reactie op misbruikte gastvrijheid : wij geven hen levensonderhoud en onderwijs, en zij geven ons misdadigheid en de voortdurende beschuldiging racistisch te zijn, omdat wij hen niet in één generatie kunnen geven waar we tientallen generaties voor hebben moeten vechten. Uiteraard treffen deze verwijten slechts een deel van de vreemdelingenpopulatie. Dit mag echter niemand verhinderen de waarheid te zeggen, ook indien dit voor onschuldigen uit die bevolkingsgroep als kwetsend wordt ervaren.

Spreker zegt zich ervan bewust te zijn dat hij de senatoren niet kan overtuigen, noch in deze commissie noch in de plenaire vergadering. Desondanks beschouwt hij het als zijn plicht zijn argumentatie ten aanzien van het ontwerp te ontwikkelen. Deze opdracht werd immers gegeven door meer dan 12 % van het kiezerskorps. Mogelijk zal zelfs een groter percentage van de kiezers de senatoren niet kunnen overtuigen van het antidemocratische gehalte van voorliggend ontwerp. Het Vlaams Blok, dat zo antidemocratisch wordt ingeschat dat het werd uitgesloten van de voorbereidende gesprekken, vertrouwt daarentegen wel op de kiezer. Wie meent dat de kiezer voor de verkeerde partij stemt, roept zich hier uit tot de ware democraten, terwijl diegenen die vertrouwen op de kiezer de antidemocraten zijn.

Het Vlaams Blok vraagt de bestaande toestand te handhaven, vermits deze politieke partij geen schrik heeft van het gezond verstand van een volksjury. Wanneer een volksjury moet oordelen over een pamflet dat zogezegd racistisch is, zal deze dit argument weglachen. Daarom stelt men voor dergelijke kwesties voor te leggen aan beroepsmagistraten. De wetgevende macht wordt misbruikt om een zetelbedreigende politieke tegenstrever uit te schakelen. Voorliggend ontwerp maakt immers deel uit van een drietand om het Vlaams Blok uit te schakelen : de wet op de partijfinanciering, de wetgeving op de racistische pamfletten en de ontwerpen inzake de uitsluiting van de politieke mandatarissen die thans in de maak zijn.

Het Vlaams Blok voelt zich dan ook geviseerd. Sommigen beweren dat men daardoor het bewijs verschaft dat het inderdaad racistisch is. Dit is totale onzin. Het is niet omdat een verdachte op de vlucht slaat, dat hij daardoor ook het bewijs van zijn schuld levert. Volgens deze redenering zouden de Kosovaren schuldig zijn in het conflict in de Balkan, omdat zij vluchten. Dit is intellectueel oneerlijk en volstrekt idioot. Het is immers niet omdat alle politieke partijen, behalve één, rook veroorzaken dat er ook vuur is. Het is niet omdat men iemand ervan beschuldigt racistisch of xenofoob te zijn, en deze zich daartegen verzet, dat het bewijs geleverd is. De termen « racisme » en « xenofobie » worden te pas en te onpas gebruikt en zijn verworden tot een louter verbalisme. De inhoud ervan is volledig verdwenen, zoals de inhoud van het begrip « democratie » zal verdwijnen indien men op de ingeslagen weg verder gaat. Het Vlaams Blok heeft sinds zijn ontstaan alle democratische spelregels gerespecteerd. Nu blijkt dat men het Vlaams Blok in de loop van de jongste 20 jaar geen ondemocratische handelingen kan verwijten, neemt men het programma onder de loep. Over de wijze waarop de mandatarissen zich gedragen, en waarop de kandidaten zich onderwerpen aan het oordeel van de kiezer, kan men immers niets zeggen.

In het programma van het Vlaams Blok en in het 70 puntenprogramma wordt inderdaad het vreemdelingenprobleem aangekaart. Dit 70 puntenprogramma is echter reeds achtmaal aangepast, telkens wanneer één van de punten werd uitgevoerd door een minister van de meerderheidspartijen. Dit is bijvoorbeeld het geval met het organiseren van vluchten om vluchtelingen naar hun land van herkomst te brengen. Niemand stoort zich hieraan, maar het programma van het Vlaams Blok wordt wel geviseerd. Zelfs indien het programma niet de nodige elementen oplevert, zoekt men de bedoeling van het programma, en beweert men dat de straatvechters van het Vlaams Blok zich vermommen als mandatarissen. Men tracht via een glazen bol de verborgen agenda van het Vlaams Blok te ontdekken. Met een dergelijke argumentatie kan men echter geen politiek debat voeren. Dit dient te gebeuren aan de hand van objectieve, meetbare criteria, bijvoorbeeld hoe een politieke partij de regels van het democratische spel respecteert. Indien dit het geval is, moet men niet overgaan tot de wijziging van deze regels.

De politieke intolerantie en de intellectuele lafheid die met dergelijke complexen gepaard gaan, en die zich richten tegen het Vlaams Blok, hebben evenveel te maken met puur ideologische motieven als met electorale motieven. Volgens de wet op de partijfinanciering mag een bepaalde speler op het bord slechts half zo snel vooruit gaan. Als deze desondanks dan toch dreigt eerst aan te komen, wordt hij op het einde van het ganzenbord definitief naar de put verwezen. De consequenties van de wet op de partijfinanciering, in combinatie met de racismewetgeving en met het verlies aan politieke rechten dat nu in voorbereiding is, zijn enorm. Het is voldoende dat één politiek benoemde beroepsrechter, hoewel hij onafhankelijk is, onder druk van sociale motieven of van carrièrevooruitzichten stelt dat het Vlaams Blok een racistische vereniging is ­ wat niet moet gemotiveerd worden vermits het om een feitenkwestie gaat ­, opdat alle parlementsleden en alle leden van het Vlaams Blok strafbaar worden gesteld. Geen enkele vorm van mededaderschap of medeplichtigheid moet worden bewezen. Zij dienen voor een rechter te verschijnen ­ niet eens gedaagd door het parket, maar door een kleine groep van VZW's ­, dreigen hun politieke rechten te verliezen en kunnen niet meer in het Parlement zetelen. De andere partijen moeten dit ook aan hun kiezers zeggen, zodat de mensen tenminste nog één keer de kans hebben voor het Vlaams Blok te stemmen.

Samenvattend voert men een draconische wetgeving in die het meest fundamentele recht in een democratie, zijnde het recht op vrije meningsuiting, aantast om een te verwaarlozen maatschappelijk probleem ­ het mythische spook van het racisme ­ aan te pakken. Het enige effect, dat achter de schermen wordt gewild, is dat een politieke tegenstander wordt verboden en bestraft door de strafrechter. Van de Waalse politieke partijen kan men dit verwachten, vermits men in Wallonië met de term « democratie » niet altijd een reeks fundamentele principes bedoelt, maar veeleer een systeem van « checks and balances » tussen bepaalde politieke holdings. Van socialisten en groenen kan men dit verwachten, vermits ze altijd belast zijn geweest met een stuk van de de marxistisch-leninistische erfenis. Vanwege CVP en VLD is dit echter onbegrijpelijk, tenzij men aanneemt dat men het kortstondig politiek gewin van het uitschakelen van een politieke tegenstrever belangrijker acht dan de fundamentele principes van de democratie.

Een lid zegt, als militant van het Vlaams Blok, een volkse benadering van dit onderwerp te willen nastreven, die onder meer geïnspireerd is door de reacties van de mensen op de wetten die het Vlaams Blok viseren. Enkel een regime dat zich bedreigd voelt, probeert op deze manier een democratische tegenstander neer te slaan.

Men wil de drukpersmisdrijven die ingegeven zijn door racisme of xenofobie ­ en dankzij een amendement ook het negationisme ­ bestrijden door ze onder de bevoegdheid van de correctionele rechtbank te brengen. Als reden haalt men aan dat de thans geldende assisenrechtspraak een te grote ruchtbaarheid aan de aangeklaagde feiten geeft, er een proces van lange duur van maakt, de kosten te veel opdrijft en tenslotte dat er geen beroepsmogelijkheid meer is. Indien er dan toch zo'n verfoeilijke zaken worden verspreid via de drukpers, is het dan niet opportuun een zo groot mogelijke ruchtbaarheid aan deze misdadige activiteit te geven, zodat zoveel mogelijk mensen worden gesensibiliseerd om ertegen in te gaan.

Kan het dan bezwaarlijk zijn, dat die ergerlijke feiten zo lang mogelijk worden aangeklaagd omwille van de duur van het proces ? Indien een daad zo verderfelijk is en indruist tegen de moraal, mag men dan de proceskosten inroepen als reden om niet in te grijpen ? Het gaat dan ook om drogredenen. De zogenaamde verdedigers van de democratie blijken geen vertrouwen te hebben in de stem van het volk. Men verkiest immers een correctionele rechtbank, met politiek benoemde rechters, boven de vrije meningsuiting van het volk, vooral als het over meningen gaat die door dit volk worden geuit en die door de enige echte oppositiepartij worden verkondigd.

De vorige minister van Justitie heeft in de Kamer van volksvertegenwoordigers gesteld dat het begrip « racisme » moeilijk te definiëren valt. Hij verwees naar de tweede definitie in het woordenboek van Dale : « het aanzetten tot haat en discriminatie van bepaalde personen, uitsluitend op basis van hun ras, huidskleur, afkomst, en dergelijke meer ». Maakt het Vlaams Blok zich daar alleen schuldig aan ? Tot nog toe heeft men die partij nog niet kunnen treffen, niettegenstaande de inschakeling van de beste advocaten van de Liga voor de rechten van de mens. Het volksnationalisme waarop het Vlaams Blok zich beroept, getuigt precies van respect voor de eigenheid van elk volk. Daarin is geen plaats voor minachting van het ene volk ten opzichte van het andere. Pleegt men een racistisch persmisdrijf wanneer men schrijft dat de vreemdelingen 9 à 10 % van de bevolking uitmaken, maar dat 40 % van de misdadigers tot een vreemde volksgroep behoren ? Pleegt men een persmisdrijf wanneer men de nationaliteit van een misdadiger vermeldt ? Is het racisme wanneer het Vlaams Blok zich in zijn pamfletten afzet tegen het ­ politiek correcte ­ multiculturalisme, waarvan inmiddels herhaaldelijk bewezen is dat het systeem niet werkt, en ijvert voor het behoud van de eigen cultuur en voorstelt dat de niet-aangepasten en de onwilligen terugkeren naar hun land van oorsprong ? Is het een racistische uitlating te zeggen, zoals ex-minister Wathelet ooit deed, dat « l'islam et la culture occidentale n'étaient pas compatibles » ?

Zal men de wet op de drukpersmisdrijven ook retroactief maken, zoals de naoorlogse repressiewet ? Dit zou logisch zijn, vermits wat nu als racistisch wordt bestempeld, het ook was in het verleden. Wanneer men dan teruggaat naar een artikel van de hoofdredacteur van Le Peuple , het dagblad van de toenmalige Belgische Werkliedenpartij, van zondag 13 december 1885, leest men met betrekking tot de reis van de neef van de Koning naar Zanzibar het volgende : « Laat ze allemaal naar Afrika ophoepelen, die roofdieren van de stam van de Coburgs. Die koninklijke brol is enkel goed voor nikkers (...). »

Dit taalgebruik kon toen rekenen op de bescherming van artikel 18 van de Grondwet : « De drukpers is vrij. De censuur kan nooit worden ingevoerd. »

Wellicht zal men de hatelijke Franstalige pers met rust laten. De wet op het racisme stelt immers dat interne etnische twisten niet als drukpersmisdrijf kunnen worden beschouwd. In zijn Nieuwsbrief van juni 1998 schrijft Mark Grammens : « De anti-Vlaamse hetze is al een tijdje aan de gang. Het bijwijlen nog verrassend haatproza dat men in de Franstalige pers heeft kunnen lezen, naar aanleiding van de intentie van de Vlaamse regering om de faciliteitenregeling in de zes gemeenten van Vlaams-Brabant correct, naar de letter en de geest van de wet, toe te passen, grenst aan het onwaarschijnlijke. Het heeft de betrokken Vlaamse minister Peeters in hoge mate gegriefd. (...) »

Zoals men weet, bepaalt de Belgische wet op racismebestrijding uitdrukkelijk dat zij niet van toepassing is op interne Belgische etnische verhoudingen. Met andere woorden : racisme is in België verboden, maar Franstaligen mogen, indien de Vlamingen daarvan het slachtoffer zijn, zoveel racistisch zijn als ze willen. » In een latere editie van zijn Nieuwsbrief schrijft Mark Grammens over de heer Leman : « Is het dat wat pater Leman wil bestrijden ? Is dat voor hem racismebestrijding ? Zo ja, wat doet hij dan met de Franstaligen ? Men kan kort zijn wat dit betreft. Ziehier wat Guido Tastenhoye in de Gazet van Antwerpen heeft geschreven : « Als een Vlaming zou spreken over de migranten in de termen waarin FDF-voorzitter Maingain het heeft over de Vlamingen, zou die Vlaming vervolgd worden wegens inbreuken op de antiracismewet. Welnu, waarop wacht pater Leman om in de Franstalige pers een artikel te publiceren, waarin hij eist dat het FDF niet langer zou genieten van de overheidssteun voor de partijen, of dat Maingain uit het FDF verwijderd moet worden wegens racisme ? Of zijn in dit land enkel Vlamingen potentiële racisten, en dient het Centrum uitsluitend ter bestrijding van hun racisme ? »

Is het de bedoeling om bijvoorbeeld het afdrukken van grappen over joden te verbieden, vermits sommigen ook het negationisme viseren ? Spreker vindt het niet racistisch dat een volk om zijn miserie kan lachen, maar als men tot de foute partij behoort, weet men maar nooit. In het boek « Langs mijn neus weg » van Max Tailleur, een jood, staan niets anders dan moppen over joden. Wanneer de voorgestelde grondwetswijziging inderdaad plaatsvindt, is dit boekje ongrondwettig. Zal men echter ook de uitspraken van de heer Tobback over « vreemdelingen die als meeuwen op een stort neerstrijken omdat ze te lui waren om te vissen of te werken » vervolgen ? Een journalist als Guido Tastenhoye daarentegen staat wellicht hoog genoteerd op de lijst van drukpersmisdadigers in spe. Ook Mark Grammens wachten wellicht nog beroerde tijden. Moeten bepaalde boeken dan werkelijk op de brandstapel worden gegooid ?

Publicaties, die vandaag nog toelaatbaar zijn, zullen morgen wellicht worden aangevallen omwille van de politieke correctheid. Dit gebeurt nu reeds, nog niet met wetten, maar wel door zogenaamde linkse en progressieve broodschrijvers die uit de weg willen ruimen wat niet overeenstemt met hun opvattingen. De ministers Tobback en Grijp hebben reeds verklaard de « fascistische onverlaten » te bestrijden met alle mogelijke middelen. Nogmaals : zal men de wet retroactief maken ? Wat vroeger over bepaalde volkeren werd geschreven, bijvoorbeeld door Proudhon of Marx, bekend om hun virulente antisemitische uitspraken, is immers even fout. Voltaire heeft de meest hatelijke teksten geschreven. Aster Berkhof heeft zich moeten verantwoorden voor wat hij schreef over de Marokkanen. Indien men consequent wil zijn in de toepassing van deze wet, en men ervoor wil zorgen dat de burgers niet meer worden geconfronteerd met racistische vooroordelen, moet men alle schrijvers en hun boeken, die dergelijke thema's op een andere, niet politiek correcte manier benaderen, uit de drukpers halen.

In het kader van de uitvoering van de wet, is het interessant voor te stellen een aantal werken op de nieuwe « staatsindex » te zetten, zoals vroeger een aantal boeken op de katholieke index stonden. De Bijbel, de Koran, de Talmoed, Robinson Crusoe, Kuifje in Afrika, boeken van Charles Baudelaire die ronduit racistisch over « les Belges » schreef, of van Jean-Jacques Rousseau over de wilden, Kipling en Shakespeare, Molière, ... : alle worden ze geviseerd door de voorgestelde grondwetswijziging. Ook een meesterwerk als « De Wandelende Jood » van August Vermeylen moet met een politiek correcte loep worden bekeken. Wat te denken van dit citaat uit de vertaalde Koran : « Zij die geloven en eropuit trekken om voor de godsdienst te strijden, mogen op Allah's barmhartigheid rekenen. » of : « O gelovigen, neemt joden noch christenen tot vrienden, want zij zijn slechts vrienden onder elkaar. Wie van u zich met hen inlaat, die is één van hen. De moslim is broeder van alle moslims, de moslims zijn allen broeders, zij strijden als één hand tegen alle andere. » Overigens moet worden opgemerkt dat het woord « islam » is afgeleid van het Arabische werkwoord « aslama », wat betekent : « zich onderwerpen ».

Al te klaarblijkelijk is het echter niet zozeer de boodschap, maar wel de boodschapper die wordt geviseerd. In zijn beklijvende toekomstroman « 1984 » beschreef de gewezen marxist George Orwell een hallucinante « brave new world », een wereld waarin het vrije denken voorgoed aan banden werd gelegd door een alom tegenwoordige gedachtenpolitie, een repressieve staatsstructuur die de laatste vrije geesten aan banden diende te leggen : « Wanneer de Oudspraak eens en voorgoed is verdrongen door de Nieuwspraak, zou de laatste schakel met het verleden verbroken zijn. De geschiedenis was al herschreven, maar hier en daar bestonden nog fragmenten van de literatuur uit het verleden, die niet volmaakt gecensureerd waren, en zolang men zijn kennis van Oudspraak behield, kon men ze lezen. In de toekomst zouden dergelijke fragmenten, zelfs al bleven ze bestaan, onbegrijpelijk zijn, en onvertaalbaar. » Orwell geeft een voorbeeld waarin het woord « vrij » nog wel bestond in de Nieuwspraak, maar het kon alleen worden gebruikt in mededelingen als : « Deze hond is vrij van vlooien ». Het kon niet meer worden gebruikt in de betekenis van « politiek vrij » of « intellectueel vrij », omdat politieke vrijheid en vrijheid van denken zelfs als begrip niet langer bestonden.

De Big Brothers, die in het parlement de dienst uitmaken, bepalen op een stalinistische wijze wat kan en niet kan. De vrijheid van handelen, spreken en schrijven wordt aan banden gelegd. Gelukkig zullen er altijd figuren zijn als Solzenitsyn, Sacharov, Strasser en Jünger, en zullen er in het volk genoeg Uilenspiegels zijn om, desnoods via een sluikpers, de vrije geest te laten waaien.

Bij deze repressieve manier van optreden, past tenslotte een persoonlijke bedenking van het lid. Op 20 februari 1998 werd in een andere parlementaire democratie, met name Spanje, na een monsterproces een vonnis geveld tegen de top van de radicale Baskische nationalistische partij, Herri Batasuna. 23 parlementairen en toppolitici van deze partij werden er tot een gezamenlijke gevangenisstraf van 161 jaar veroordeeld, omdat zij gebruik maakten van hun grondwettelijk gewaarborgde recht op vrije meningsuiting. Waarvan sommigen hier dromen, werd daar verwezenlijkt. De partij werd verboden, en het meest populaire dagblad van Baskenland werd een verschijningsverbod opgelegd. Op 25 oktober 1998 kon de « superdemocraat » Aznar de vruchten plukken van zijn verwoede pogingen het Baskisch nationalisme monddood te maken. De opvolger van Herri Batasuna, behaalde een monsterscore bij de regionale verkiezingen en, gecombineerd met andere Baskische nationalistische politieke partijen, behaalden ze 55 % van de uitgebrachte stemmen. In België is de afspraak op 13 juni.

Een lid is van mening dat de commissie een hallucinant en oneigenlijk debat voert, op een ogenblik dat een bommentapijt wordt gelegd in het gebied waar de Eerste Wereldoorlog ontstond. De ernst van de discussie ontgaat spreker dan ook volledig, zodat men bijna moet terugvallen op hallucinante argumenten. Het is betreurenswaardig dat een afscheidswet wordt gemaakt voor méér dan de helft van de senatoren, vermits meer dan de helft van de uittredende senatoren niet opnieuw kandidaat is voor een nieuw mandaat in de Senaat.

Juist op zo'n moment wordt één van de belangrijkste pijlers van de Grondwet van 1830 onderuit gehaald. Het is erg voor de afscheidnemende senatoren dat zij gedwongen worden, om één of ander dogma, een dergelijke grondwetswijziging te slikken. Niettemin apprecieert spreker de houding van de voorzitter die aan eenieder die zulks wenst, de gelegenheid biedt zijn standpunt uiteen te zetten. De bedoeling is echter het halveren van de persvrijheid, die door de grondwetgever van 1830 zo ruim mogelijk bedoeld was, omwille van partijpolitieke redenen. Indien dit zo waanzinnig belangrijk is voor alle andere partijen, waarom is dan geen enkele van de hoofdindieners van de toegevoegde voorstellen aanwezig bij de bespreking? Alle amendementen op het ontwerp zullen overigens worden weggestemd, tenzij de politieke identiteit van de indieners ervan belangrijker is dan de tekst en de argumentatie van de spreker.

Het voorstel tot halvering van de persvrijheid werd initieel ondertekend door alle partijen behalve één. Die ene partij, het Vlaams Blok, werd niet gevraagd omdat het voorstel niet zozeer de hooggestemde omschrijvingen dient, maar wel gericht is tegen die ene partij. Door deze partij uit te sluiten, geeft men zonneklaar de bedoeling aan van het ontwerp. Opeens is de persvrijheid zo belangrijk dat een politieke partij wordt uitgesloten. In een « Verzameling der Wetten » zitten zo'n 800 000 artikelen vervat, waarvan 60 tot 70 % handelen over de criminaliteit en de wijze waarop deze moet worden bestreden. Is het de hoofdintentie van de Senaat om die wetten die, zo blijkt uit de statistieken, hun doel helemaal niet bereiken, te verfijnen, of om de criminaliteit efficiënter aan te pakken ? Dit is blijkbaar niet het geval. Blijkbaar is het veel belangrijker het Vlaams Blok te bestrijden en in een ontwerp te schrijven dat racisme moet verstoken blijven van de assisenprocedure. Nochtans zijn er geen racisten die betonblokken gooien naar treinstellen, die winkeliers doodsteken, die de criminaliteit doen stijgen of die een mafia op poten zetten die de handel ontwricht.

De situatie is vergelijkbaar met een cartoon, bestaande uit twee tekeningetjes. In het eerste zit een man te slapen in een stoel. Wanneer iemand hem komt vertellen dat het land in brand staat, slaapt deze gewoon verder. In de tweede prent komt iemand hem vertellen dat zijn zetel in gevaar is. Dan schiet de slapende persoon opeens wakker en slaat hij alarm. Dit is precies wat vandaag gebeurt : de zetels zijn in gevaar. Het lid wil niet zover gaan daarin de kruisiging van het Vlaams Blok te zien, want dit zou bepaalde personen kunnen kwetsen, maar wil daarmee wel aantonen dat een waanzinnig onbelangrijk ontwerp wordt besproken terwijl de criminaliteit stijgt en er oorlog is in Kosovo.

Men doet alles om te zoeken naar de bedoelingen van het Vlaams Blok. Dit was de enige opdracht waarmee mevrouw D'Hondt werd belast op het einde van de jaren tachtig, vermits men het Vlaams Blok niet kon pakken op zijn handelingen. Het enige wat mevrouw D'Hondt heeft gedaan, is een polarisering gecreëerd bij de bevolking. Al diegenen die het niet eens waren met een van de andere partijen, werden gestigmatiseerd. Op die manier werd het één tegen allen. Waar vele partijen om vragen in tijden van verkiezingen ­ een polarisering over een welbepaald agendapunt ­ heeft het Vlaams Blok cadeau gekregen van mevrouw D'Hondt. Zij heeft immers vele termen veranderd.

Het onderscheid tussen « integratie » en « assimilatie » is weggevallen : een vreemdeling moest zich niet meer aanpassen. De term « gastarbeider » werd gewijzigd naar « vreemdeling », « migrant », « immigrant », « allochtoon » en thans « jongeren ». Alle jongeren worden vandaag als misdadig bestempeld, omdat men niet meer mag zeggen dat het gaat om een welbepaalde groep van jongeren die overvallen pleegt. Het Vlaams Blok heeft steeds de dingen bij hun naam genoemd en heeft steeds gezegd wie verantwoordelijk was voor bepaalde gebeurtenissen. Dit neemt men het Vlaams Blok kwalijk. Meer en meer partijen beginnen het Vlaams Blok echter te volgen en produceren allerhande veiligheidsplannen, die aangeven in welke wijken het onveiligheidsprobleem zich situeert en welke bevolking daar woont. Het taboe, gecreëerd door mevrouw D'Hondt, over de band tussen vreemdelingen en criminaliteit, wordt door de meerderheidspartijen systematisch doorbroken. Dit toont aan dat het veiligheidsthema niet als een reden kan worden beschouwd om de grondwetsherziening door te voeren. Het is daarentegen het dreigende verlies van zetels dat doorslaggevend is.

Is het Vlaams Blok een racistische partij ? Men dient opnieuw te lezen wat hierover in het halfrond van de Senaat reeds herhaaldelijk is gezegd. Het Vlaams Blok pleit voor de verscheidenheid van de volkeren. Het Blok vindt niet dat elk volk gelijkaardig is, wel dat elk volk gelijkwaardig is en ook zo moet worden behandeld. Men wil verwarring zaaien door dit pleidooi voor gelijkwaardigheid racisme te noemen, omdat daarmee de smeltkroes, de gelijkwaardigheid en de eenheidsmens worden afgewezen. Het Vlaams Blok heeft er steeds voor gepleit dat elk volk, waar ook ter wereld, maximaal het recht moet krijgen tot ontplooiing van zijn capaciteiten. Dit kan best gebeuren in de eigen cultuurbedding van deze volkeren. Dit standpunt wordt het Vlaams Blok kwalijk genomen. Voorliggend ontwerp maakt deel uit van een hetze tegen het Vlaams Blok, omdat de motor ervan de Franstalige partijen zijn. De ijver van deze partijen heeft niets te maken met hooggestemde gevoelens als « solidariteit », « verdraagzaamheid », « democratiche principes », enzovoort. Het Vlaams Blok is vandaag de enige separatistische partij en blijft als enige partij benadrukken dat de Vlaamse identiteit recht heeft op een eigen Vlaamse staat met Brussel als hoofdstad. Waar de behoudsgezinde partijen de Belgische staat als doel beschouwen ­ een fascistische gedachte ­, is voor het Vlaams Blok niet de staat maar wel het Vlaamse volk het doel.

Het tweede luik van de drietand die tegen het Vlaams Blok wordt gebruikt, waarover thans wordt gedebatteerd, is geen parlementair initiatief. Een aantal Brusselse parlementsleden hebben aan de Brusselse procureur Dejemeppe gevraagd het Vlaams Blok te vervolgen wegens racisme. De procureur heeft vastgesteld dat het Vlaams Blok erin slaagt de Brusselse inwoners ­ Nederlandstaligen en Franstaligen ­ te overtuigen van haar verzet tegen de multiculturele samenleving. De procureur heeft, als beroepsmagistraat, de Brusselse parlementsleden gesuggereerd de racistische persmisdrijven te correctionaliseren.

Vervolgens hebben alle partijen, behalve één, dit voorstel gelanceerd in het Parlement. Voorliggend ontwerp is derhalve ontsproten aan het brein van een beroepsmagistraat, en is geen initiatief van het Parlement. Het is dan ook zonneklaar dat de beroepsmagistraat, die zal moeten oordelen over het racistische karakter van de pamfletten van het Vlaams Blok, bevooroordeeld is. Net zo eenvoudig als men nu de spelregels van de democratisch verantwoorde maximale persvrijheid wijzigt, zal men morgen ook andere wetten wijzigen, mocht blijken dat het Vlaams Blok in de Brusselse Hoofdstedelijke Raad zoveel zetels verwerft dat de samenstelling van een regering onmogelijk is. De vijand zal immers dezelfde zijn.

Deze voor de democratie dramatische ontwikkelingen zijn nog niet ten einde. Men staat voor legistieke spelletjes waarmee men zoekt hoe men de parlementaire vertegenwoordiging zou kunnen wijzigen, bijvoorbeeld naar Frans model. Wanneer het Vlaams Blok nog verder groeit, zal men het bestrijden met legale middelen, en wanneer nodig met illegale middelen, zoals een parlementslid heeft verklaard.

Men wil de democratische leefruimte van het Vlaams Blok op de ene of de andere wijze inperken. Wanneer dit niet lukt via de partijfinanciering, dan poogt men het te doen door de pamfletten die de eigenheid van één volk benadrukken, racistisch te verklaren. Wanneer dat ook niet lukt, zal men trachten politieke mandatarissen uit te sluiten : wie veroordeeld is op basis van wetten die het Vlaams Blok viseren, mag geen parlementair mandaat meer vervullen. Mocht ook dit niet lukken, zal men naar spitstechnologie grijpen om het Vlaams Blok te boycotten.

Nochtans gaan hiertegen verschillende stemmen op. Onder meer professor Senelle, nochtans geen vriend van het Vlaams Blok, is van mening dat men de grondwettelijke persvrijheid niet moet gebruiken om een politieke tegenstrever uit te schakelen. Hij vindt dat de correctionalisering van racistische persmisdrijven het noodzakelijke debat over zin en onzin van een multiculturele samenleving, de mond zal snoeren. De media zullen immers belet worden hun rol te spelen. Professor Senelle is hierover zeer duidelijk. Het is immers niet mogelijk om racisme en xenofobie zo duidelijk te definiëren, dat de magistratuur een houvast heeft en het toch nog mogelijk blijft het debat in de media te voeren. Er bestaat reeds een anti-racismewet uit 1981, waarvan artikel 3 stelt dat, wie lid is van een racistische vereniging, ook strafbaar is. Een procureur die het oneens is met de ideeën van het Vlaams Blok, kan dus massaal leden van het Vlaams Blok vervolgen aan de hand van de anti-racismewet.

Wanneer hij deze ideeën koppelt aan de pamfletten, die zijns inziens racistisch zijn, dan heeft hij een zeer sterk wapen in handen om een politieke partij te vervolgen. Elk voorstel is immers bedoeld om het Vlaams Blok te treffen. Vandaag reeds bestudeert de heer Leman immers brochures en geschriften van het Vlaams Blok. Hij overlegt daarover met andere overheidsinstanties, bijvoorbeeld De Post, om te verhinderen dat men bepaalde brochures kan ronddragen.

We staan voor één van de grootste aantastingen van de grondwettelijke vrijheden. Het argument van de racistische pamfletten wordt echter volledig ten onrechte ingeroepen. Dit wordt aangetoond door uitspraken van parlementsleden van de meerderheidspartijen, zoals Jacques Lefèvre van de PSC, die stelt dat het Vlaams Blok moet worden bestreden omdat het anders een conservatieve, rechtse partij zal worden. Daarmee geeft hij bijna toe dat het Blok met alle middelen moet worden bestreden, omdat de PSC een conservatieve, rechtse partij moet zijn. Men vreest dat het Vlaams Blok de evenwichten in de federale Staat en in Brussel in gevaar zal brengen. Het Vlaams Blok is geen bedreiging door zijn mandatarissen, het programa of de pamfletten, maar doordat de solidariteitsstromen van Noord naar Zuid kunnen opdrogen. De bedreiging is dat het Vlaams Blok een soevereine Vlaamse Staat wil. Daaruit worden argumenten geput om legale en illegale middelen tegen het Vlaams Blok te gebruiken.

Technisch heeft het Parlement de mogelijkheid om, bij meerderheid, de regels te wijzigen. Of die mogelijkheid ook democratisch is, wanneer ze wordt gebruikt om een lastige minderheid uit te schakelen, is niet zo zeker. Gelukkig zijn de gedachten nog altijd vrij. Er bestaat reeds een gedachtenpolitie, maar één lied werd zowel in Auschwitz, Birkenau, in Breendonk als in de Russische concentratiekampen gezongen, met name : « Die Gedanken sind frei ». Dit was één van de meest sterke uitingen van de geest tegen de dominantie van een toevallige meerderheid, die door een kiezer kan worden gewijzigd.

Een lid is van oordeel dat men in een debat van die aard twee houdingen kan aannemen : men kan zwijgen of men kan spreken. In het verslag dienen verschillende meningen te worden weergegeven, niet uitsluitend de mening van één fractie. Men mag niet weigeren het debat aan te gaan.

Waarom vraagt men de herziening van artikel 150 van de Grondwet ? Omdat men vaststelt dat de wet tot bestraffing van racisme en xenofobie niet wordt toegepast wanneer het gaat om drukpersmisdrijven. Spreker is ervan overtuigd dat de parketten in die aangelegenheid een grote verantwoordelijkheid dragen. Wanneer de procureur des Konings in Brussel openlijk verklaart dat hij geen vervolging wenst in te stellen omdat het gaat om een langdurige en dure procedure en hij bovendien de reactie van een volksjury vreest, kan de spreker niet achter een dergelijke werkwijze staan. Er is slechts één rechtspleging van die aard ingeleid, voor het hof van assisen van Henegouwen, en die heeft tot een veroordeling geleid. De situatie wordt veroorzaakt door de houding van de parketten en meer bepaald die van het Brusselse parket. Het is betreurenswaardig dat de opeenvolgende ministers van Justitie sedert 1980 in bepaalde gevallen geen gebruik hebben gemaakt van hun rechtstreeks injunctierecht. Het commissielid vindt dat een rechtspleging voor een hof van assisen ook geldt als een les in burgerzin. Die procedures worden echter niet toegepast bij drukpersmisdrijven, waardoor een ware toestand van straffeloosheid ontstaat.

Dat is de paradox van het Vlaams Blok. Het lid merkt op dat de vorige spreker erkent dat het door racisme ingegeven drukpersmisdrijf bestaat. Indien het Vlaams Blok noch racistisch, noch xenofoob is, waarom laat het dan een situatie bestaan waarin men dat soort misdrijven niet bestraft ? Indien het Vlaams Blok niet racistisch is, heeft die partij er belang bij dat misdrijven van die aard voor de rechtbank worden gebracht. Het Vlaams Blok spreekt zichzelf dus duidelijk tegen.

Wat de grond van de zaak betreft, onderstreept de spreker dat de Grondwet gewijzigd dient te worden, aangezien de Raad van State duidelijk heeft gezegd dat de gewone wetgevingsprocedure niet volstaat en dat deze dus niet gevolgd kan worden. Het ontwerp van herziening van de Grondwet wordt nu besproken. De uiteenzettingen terzake zijn duidelijk genoeg : het doel dat wordt nagestreefd, is het instellen van een daadwerkelijke vervolging. De tegenstanders van het ontwerp oordelen blijkbaar geringschattend over de magistratuur. Dat de wetgever de beoordeling van een wet aan de rechterlijke macht opdraagt is nochtans een normale oplossing. Daar is niets verwerpelijks aan.

Het lid meent ten slotte dat het ontwerp met overtuiging verdedigd dient te worden. Het maakt immers een einde aan een rechteloze situatie waarbij door de wet erkende misdrijven in alle straffeloosheid kunnen worden begaan.

II. BESPREKING VAN HET ARTIKEL

Enig artikel

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 1), luidende :

« Dit artikel vervangen als volgt :

« De jury, bestaande uit twaalf gezworenen, wordt ingesteld voor alle criminele zaken, alsmede voor politieke misdrijven en drukpersmisdrijven. »

Verantwoording

Artikel 150 van de Grondwet stelt de jury in voor alle criminele zaken, dit zijn alle « misdaden ». Misdaden zijn die misdrijven die door de wet worden bestraft met criminele straffen, met name hechtenis en opsluiting van meer dan 5 jaar.

Op het ogenblik dat men het nodig acht voor een bepaalde categorie van misdrijven expliciet te bepalen dat de juryrechtspraak niet van toepassing is, omdat men klaarblijkelijk bij de traditionele politieke partijen eveneens geen vertrouwen heeft in de volksjury, past het de principiële discussie aan te gaan of bepaalde aspecten van de thans bestaande assisenprocedure niet zo belangrijk zijn dat zij opgenomen moeten worden in de Grondwet.

Dit wordt des te relevanter nu recent voorstellen werden ingediend om de assisenprocedure grondig te hervormen, door het beperken van het aantal juryleden of het toevoegen van beroepsmagistraten.

Het is zinvol te overwegen in artikel 150 een aantal bepalingen op te nemen over de werking van de jury, zoals die thans reeds vermeld staan in het Wetboek van strafvordering en dus thans reeds toegepast worden.

De hoofdindiener verduidelijkt dat de amendementen nrs. 1-23 tot doel hebben de juryrechtspraak te versterken. Deze amendementen zijn ingegeven vanuit de vrees dat door de inschrijving in de Grondwet van twee soorten drukpersmisdrijven men een deel van de persvrijheid uitholt.

Het lid verwijst in dit verband naar het advies nr. 27.513/2 van de Raad van State op het wetsvoorstel strekkende tot het invoeren van een summiere rechtspleging voor het hof van assisen om daadwerkelijke bestraffing van racistische drukpermisdrijven te bewerkstelligen (8). In dit advies oordeelde de Raad van State dat het maken van een onderscheid tussen racistische drukpersmisdrijven en andere drukpersmisdrijven in strijd is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. Het lid herinnert bovendien aan de reden waarom de persvrijheid in 1831 door de Constituante op deze wijze werd neergeschreven :

« Un des premiers soins du gouvernement provisoire fut de faire disparaître les entraves par lesquelles le pouvoir avait jusqu'à présent enchaîné la pensée dans son expression, sa marche et ses développements. La liberté de la presse appartient en effet à l'essence même du gouvernement parlementaire. Elle y est le couronnement de toutes les institutions, le complètement des libertés publiques, l'intermédiaire le plus grand et le plus actif entre les gouvernants et les gouvernés. Dans toutes les parties de l'Europe qui ont adopté le régime représentatif, la presse quotidienne est devenue l'arène où se vident les querelles politiques, religieuses et morales. Écho universel de toutes les doctrines, instrument infatigable et puissant de toutes les patiences généreuses ou funestes, organe de tous les intérêts moraux et matériels, elle exerce aujourd'hui une influence prépondérante à laquelle le pouvoir exécutif chercherait en vain à opposer des mesures préventives. Dans toute notre organisation sociale, telle qu'elle a été établie par l'assemblée constituante de 1830, il n'est pas un rouage qui ne soit soumis à son contrôle, pas un germe de prospérité ou de gloire qui n'ait besoin de son appui pour grandir et se procurer l'assentiment des masses. Le Congrès national répondait à la fois aux voeux du peuple et aux exigences du gouvernement parlementaire en proclamant la liberté absolue de la presse. Il n'a fait aucune distinction entre les ouvrages étendus, les brochures, les pamphlets et les journaux. La presse est libre, quelle que soit l'étendue, la forme ou le mode de publication de l'écrit. » (Source : la Constitution belge annotée : l'état de la doctrine, de la jurisprudence et de la législation).

Volgens het lid tilt de pers zelf ook zwaar aan het feit dat er met dit ontwerp een uitzondering op de persvrijheid wordt toegestaan. De voorzitter van de AVBB (Algemene Vereniging van beroepsjournalisten in België) heeft daarover het volgende gezegd : « Vandaag een uitzondering toestaan zet de deur open voor andere uitzonderingen morgen. De persvrijheid zal tot niets worden herleid omdat journalisten wegens « slechte motieven » voor de correctionele rechtbank zullen gedaagd worden. »

Ook professor Senelle heeft zich over het voorliggende ontwerp kritisch uitgelaten in een vrije tribune in De Standaard van 28 januari 1999 : « Het initiatief van de werkgroep Reynders-Declerck doet vragen rijzen. Een eerste bemerking heeft betrekking op het feit dat zogenaamde door racisme of xenofobie ingegeven drukpersmisdrijven aan de jury worden onttrokken, dan wanneer voor alle andere drukpersmisdrijven de jury blijft ingesteld. Naar mijn gevoelen is dit juridisch systeem onaanvaardbaar. Het is het een of het ander. Ofwel worden alle drukpersmisdrijven aan de jury onttrokken, ofwel blijft artikel 150 van de Grondwet ongewijzigd. Met het gevolg dat de jury voor alle drukpersmisdrijven ingesteld blijft. Het door de werkgroep uitgedachte systeem is barslecht omdat het aan de zogenaamde racistische permisdrijven een soort van voorkeursbehandeling verleent. Alle drukpersmisdrijven moeten over dezelfde kam worden geschoren, zoniet keert men terug naar de toestand van voor de Franse revolutie toen bepaalde drukpersmisdrijven, onder meer geschriften tegen de regerende vorst, als bijzonder erg werden beschouwd en een uitzonderlijke bestraffing gerechtvaardigd leek.

Bij dit alles mag men geenszins uit het oog verliezen dat artikel 150 van de Grondwet moet worden samengelezen met artikel 25 van de Grondwet over de vrijheid van drukpers. Dat grondwetsartikel is thans eveneens voor herziening vatbaar en in de verklaring tot herziening wordt erop gewezen dat het kan worden herzien om een nieuw lid in te voegen teneinde de waarborgen van de drukpers uit te breiden tot de andere informatiemiddelen. Welnu, de voorgenomen wijziging van artikel 150 van de Grondwet komt neer op een beperking van de constitutionele voorzorgsmaatregelen om de algemene persvrijheid onaantastbaar te maken. Hoe dan ook, twee soorten van drukpersmisdrijven zijn alleszins uit den boze. Mijn vrees is dat de vrije meningsuiting op sluipende wijze verder in de verdrukking zal komen. Vandaag gaat het zogezegd om uitingen van racisme en xenofobie, wat zal het morgen zijn? »

Het lid resumeert dat er nogal wat ongenoegen is over de wijze waarop dit grondwetsartikel gewijzigd wordt. Het lid is bovendien van oordeel dat meerderen de mening van professor Senelle delen, doch ze niet uiten omwille van de druk van het politiek correct denken. Volgens dit denken mogen een aantal politieke thema's blijkbaar niet meer op de agenda geplaatst worden en als ze erop geplaatst worden, is de druk groot om in een bepaalde trend te denken. In dit kader werd ook de gedachtenpolitie opgericht, namelijk het Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding. Vakbonden en bedrijven hebben leden van de geviseerde politieke partij ontslagen.

Volgens het lid zou men er beter aan doen om eens naar de boodschap van de doorsnee kiezer te luisteren. Nu wordt de boodschapper aangevallen in de hoop dat daarmee de door deze boodschapper gesignaleerde problemen in het niets zouden verdwijnen. Niets is minder waar.

Volgens het lid is het voorliggende ontwerp slechts één van de elementen in een politieke sluipmoord die nu bezig is. Het lid denkt niet dat er in de naoorlogse Belgische geschiedenis zo'n achtervolgingswaanzin heeft geheerst tegen één politieke partij. Het lot dat de politieke partij van het lid te beurt valt, valt zelfs niet te vergelijken met het lot dat de communistische partij onderging na de Tweede Wereldoorlog.

Er is volgens het lid nog een aanval aan het adres van zijn politieke partij op komst, namelijk het wetsvoorstel bepalende dat iemand die volgens de racismewet is veroordeeld zijn passief kiesrecht zou verliezen.

Één van de argumenten voor het voorliggende ontwerp is de zogezegde feitelijke straffeloosheid van drukpersmisdrijven omwille van de complexe procedure voor het hof van assisen. Het komt het lid toch vreemd voor dat men niet tot de conclusie komt dat er wellicht geen of zeer weinig (racistische) drukpersmisdrijven zijn. Onder het mom van de democratische rechtsstaat neemt men maatregelen die met een democratische rechtsstaat niets meer te maken hebben.

Tenslotte citeert het lid uit de publicatie « De beperkingen van de vrijheid van meningsuiting » van professor Velaers :

« Het pleidooi voor het afschaffen van het jurysysteem opdat persmisdrijven frequenter door correctionele rechtbanken zouden vervolgd worden, kunnen we niet bijtreden. Wanneer gedurende 50 jaar geen enkel persmisdrijf vervolgd wordt, dan is dit ons inziens een begin van bewijs dat het in onze democratische samenleving niet werkelijk nodig is strafrechtelijk op te treden inzake drukpersmisdrijven. Onze samenleving kan blijkbaar zonder strafvervolging van persmisdrijven. De feitelijke strafrechtelijke immuniteit voor lasterlijke en eerrovende aantijgingen in de pers kan wellicht worden betreurd, vooral wanneer private burgers er het slachtoffer van worden. De niet-vervolging van de persmisdrijven impliceert evenwel niet dat deze totaal onbeschermd zouden zijn door het recht. De bugerlijke vordering tot schadevergoeding en het recht op antwoord staan hun ter beschikking. Het komt ons voor dat een bijkomende strafrechtelijke beteugeling van deze misdrijven ­ die veelal slechts tot de veroordeling tot een geldboete zal leiden ­ de eer en de goede naam niet dermate meer zal beschermen dat het de moeite loont om terwille daarvan één van de belangrijke grondwettelijke waarborgen voor de persvrijheid (instelling van de jury) af te bouwen. Er bestaat ons inziens geen dwingende reden om de strafrechtspleging te versoepelen door de afschaffing of de aanpassing van de jury. Het was overigens de bedoeling van de grondwetgever om door de instelling van de jury de veroordelingen wegens persmisdrijven te verminderen. Daarin is de grondwetgever wonderwel geslaagd, zij het dat niet alleen de veroordelingen, doch zelfs de vervolgingen van persmisdrijven volledig verdwenen zijn. »

Het lid meent dat hij voldoende argumenten heeft gegeven om in de Grondwet de juryrechtspraak voor drukpersmisdrijven niet alleen te behouden maar zelfs nog te versterken.

Het amendement nr. 1 wordt verworpen met 7 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 2), luidende :

« Dit artikel vervangen als volgt :

« De jury, die gaat zitten in de door het lot aangewezen orde, wordt ingesteld voor alle criminele zaken, alsmede voor politieke misdrijven en drukpersmisdrijven. »

Verantwoording

Zie amendement nr. 1.

Het amendement nr. 2 wordt verworpen met 7 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 3), luidende :

« Dit artikel vervangen als volgt :

« De jury, waarvan de leden een voor een met opgeheven hand antwoorden « ik zweer het » na voorlezing door de voorzitter van de tekst van artikel 312 van het Wetboek van strafvordering wordt ingesteld voor alle criminele zaken, alsmede voor politieke misdrijven en drukpersmisdrijven. »

Verantwoording

Zie amendement nr. 1.

Het amendement nr. 3 wordt verworpen met 7 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 4), luidende :

« Dit artikel vervangen als volgt :

« De jury, waarvan de gezworenen vragen kunnen stellen aan de getuigen mits toestemming van de voorzitter, wordt ingesteld voor alle criminele zaken, alsmede voor politieke misdrijven en drukpersmisdrijven. »

Verantwoording

Zie amendement nr. 1.

Het amendement nr. 4 wordt verworpen met 7 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 5), luidende :

« Dit artikel vervangen als volgt :

« De jury, die gewaarschuwd wordt wanneer een getuige ook een aangever is, wordt ingesteld voor alle criminele zaken, alsmede voor politieke misdrijven en drukpersmisdrijven. »

Verantwoording

Zie amendement nr. 1.

Het amendement nr. 5 wordt verworpen met 7 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 6), luidende :

« Dit artikel vervangen als volgt :

« De jury, waarvan de leden kunnen optekenen wat hen gewichtig lijkt, wordt ingesteld voor alle criminele zaken, alsmede voor politieke misdrijven en drukpersmisdrijven. »

Verantwoording

Zie amendement nr. 1.

Het amendement nr. 6 wordt verworpen met 7 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 7), luidende :

« Dit artikel vervangen als volgt :

« De jury, waarvan de leden niet kunnen aangesteld worden als tolk voor de getuigen of de beschuldigde, wordt ingesteld voor alle criminele zaken, alsmede voor politieke misdrijven en drukpersmisdrijven. »

Verantwoording

Zie amendement nr. 1.

Het amendement nr. 7 wordt verworpen met 7 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 8), luidende :

« Dit artikel vervangen als volgt :

« De jury, waarvan de leden door de voorzitter herinnerd worden aan hun ambtsverplichtingen vooraleer zij beraadslagen, wordt ingesteld voor alle criminele zaken, alsmede voor politieke misdrijven en drukpersmisdrijven. »

Verantwoording

Zie amendement nr. 1.

Het amendement nr. 8 wordt verworpen met 7 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 9), luidende :

« Dit artikel vervangen als volgt :

« De jury, waaraan de vragen worden gesteld die door de voorzitter opgesteld zijn, wordt ingesteld voor alle criminele zaken, alsmede voor politieke misdrijven en drukpersmisdrijven. »

Verantwoording

Zie amendement nr. 1.

Het amendement nr. 9 wordt verworpen met 7 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 10), luidende :

« Dit artikel vervangen als volgt :

« De jury, die de vraag beantwoordt « is de beschuldigde schuldig aan die bepaalde doodslag, die diefstal of die bepaalde andere misdaad ? », wordt ingesteld voor alle criminele zaken, alsmede voor politieke misdrijven en drukpersmisdrijven. »

Verantwoording

Zie amendement nr. 1.

Het amendement nr. 10 wordt verworpen met 7 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 11), luidende :

« Dit artikel vervangen als volgt :

« De jury, die bij het aanvoeren van een verschonend feit door de beschuldigde antwoordt op de bijkomende vraag « staat dat feit vast ? », wordt ingesteld voor alle criminele zaken, alsmede voor politieke misdrijven en drukpersmisdrijven. »

Verantwoording

Zie amendement nr. 1.

Het amendement nr. 11 wordt verworpen met 7 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 12), luidende :

« Dit artikel vervangen als volgt :

« De jury, waarvan de hoofdman van de voorzitter voor de beraadslaging de vragen, de akte van beschuldiging, de processen-verbaal die het misdrijf vaststellen, en de processtukken ontvangt, wordt ingesteld voor alle criminele zaken, alsmede voor politieke misdrijven en drukpersmisdrijven. »

Verantwoording

Zie amendement nr. 1.

Het amendement nr. 12 wordt verworpen met 7 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 13), luidende :

« Dit artikel vervangen als volgt :

« De jury, die bij haar uitspraak vermeldt of de beschuldigde bij eenvoudige meerderheid schuldig werd verklaard aan het hoofdfeit, wordt ingesteld voor alle criminele zaken, alsmede voor politieke misdrijven en drukpersmisdrijven. »

Verantwoording

Zie amendement nr. 1.

Het amendement nr. 13 wordt verworpen met 7 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 14), luidende :

« Dit artikel 1 vervangen als volgt :

« De jury, die beraadslaagt in een afgesloten kamer, wordt ingesteld voor alle criminele zaken, alsmede voor politieke misdrijven en drukpersmisdrijven. »

Verantwoording

Zie amendement nr. 1.

Het amendement nr. 14 wordt verworpen met 7 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 15), luidende :

« Dit artikel vervangen als volgt :

« De jury, waarvan de hoofman de gezworene is waarvan de naam als eerste uit de bus is gekomen of diegene die door de gezworenen wordt benoemd en de opdracht aanvaardt, wordt ingesteld voor alle criminele zaken, alsmede voor politieke misdrijven en drukpersmisdrijven. »

Verantwoording

Zie amendement nr. 1.

Het amendement nr. 15 wordt verworpen met 7 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 16), luidende :

« Dit artikel vervangen als volgt :

« De jury, die beraadslaagt in een afgesloten kamer, wordt ingesteld voor alle criminele zaken, alsmede voor politieke misdrijven en drukpersmisdrijven. »

Verantwoording

Zie amendement nr. 1.

Het amendement nr. 16 wordt verworpen met 7 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 17), luidende :

« Dit artikel vervangen als volgt :

« De jury, waarvan de gezworenen na de beraadslaging de kamer pas mogen verlaten nadat zij een verklaring hebben opgemaakt waarin op de door de voorzitter gestelde vragen wordt geantwoord, wordt ingesteld voor alle criminele zaken, alsmede voor politieke misdrijven en drukpersmisdrijven. »

Verantwoording

Zie amendement nr. 1.

Het amendement nr. 17 wordt verworpen met 7 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 18), luidende :

« Dit artikel vervangen als volgt :

« De jury, waarvan niemand de kamer tijdens de beraadslaging mag betreden zonder schriftelijk verlof van de voorzitter, wordt ingesteld voor alle criminele zaken, alsmede voor politieke misdrijven en drukpersmisdrijven. »

Verantwoording

Zie amendement nr. 1.

Het amendement nr. 18 wordt verworpen met 7 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1328/2, amendement nr. 19), luidende :

« Dit artikel vervangen als volgt :

« De jury, waarvan de gezworenen eerst beraadslagen over het hoofdfeit en daarna over elke omstandigheid, wordt ingesteld voor alle criminele zaken, alsmede voor politieke misdrijven en drukpersmisdrijven. »

Verantwoording

Zie amendement nr. 1.

Het amendement nr. 19 wordt verworpen met 7 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1382/2, amendement nr. 20), luidende :

« Dit artikel vervangen als volgt :

« De jury, waarvan de hoofdman tijdens de beraadslaging bij elke stemming de stemmen opneemt in tegenwoordigheid van de gezworenen en de beslissing onmiddellijk aantekent naast de vraag, zonder het aantal stemmen te vermelden, behalve in geval dat de bevestigende verklaring omtrent het hoofdfeit slechts bij eenvoudige meerderheid is tot stand gekomen, wordt ingesteld voor alle criminele zaken, alsmede voor politieke misdrijven en drukpersmisdrijven. »

Verantwoording

Zie amendement nr. 1.

Het amendement nr. 20 wordt verworpen met 7 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1382/2, amendement nr. 21), luidende :

« Dit artikel vervangen als volgt :

« De jury, die op straffe van nietigheid de beslissing voor of tegen de beschuldigde neemt met meerderheid van stemmen, wordt ingesteld voor alle criminele zaken, alsmede voor politieke misdrijven en drukpersmisdrijven. »

Verantwoording

Zie amendement nr. 1.

Het amendement nr. 21 wordt verworpen met 7 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1382/2, amendement nr. 22), luidende :

« Dit artikel vervangen als volgt :

« De jury, waarvan de hoofdman na de beraadslaging antwoordt op de vragen van de voorzitter « in eer en geweten, de verklaring van de jury is : ja, de beschuldigde, enz.; neen, de beschuldigde, enz. » wordt ingesteld voor alle criminele zaken, alsmede voor politieke misdrijven en drukpersmisdrijven ».

Verantwoording

Zie amendement nr. 1.

Het amendement nr. 22 wordt verworpen met 7 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1382/2, amendement nr. 23), luidende :

« Dit artikel vervangen als volgt :

« De jury, tegen wiens verklaring geen enkel rechtsmiddel kan worden ingesteld, wordt ingesteld voor alle criminele zaken, alsmede voor politieke misdrijven en drukpersmisdrijven. »

Verantwoording

Zie amendement nr. 1.

Het amendement nr. 23 wordt verworpen met 7 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 24), luidende :

« De woorden « die door racisme of xenofobie ingegeven zijn » vervangen door de woorden « waarbij aangezet wordt tot het gebruik van geweld met het oog op het omverwerpen van de democratische rechtsstaat en de vestiging van een dictatoriaal regime. »

Verantwoording

De indieners zijn van mening dat het inderdaad moet overwogen worden om een aantal drukpersmisdrijven te onttrekken aan de assisenrechtspraak. Zo zou het onaanvaardbaar zijn dat er omwille van de omslachtige assisenprocedure geen vervolging wordt ingesteld tegen het feit dat in een druksel aangezet wordt tot geweld dat ten doel heeft de democratische orde omver te werpen. De bescherming die artikel 150 van de Grondwet aan de drukpers biedt, mag in geen geval misbruikt worden door individuen en groepen die de vestiging van een dictatoriaal systeem op het oog hebben.

De hoofdindiener van de amendementen geeft de volgende toelichting bij de amendementen nrs. 24-51 :

De bedoeling van deze amendementen is om de redenering die ten grondslag ligt aan het ontwerp tot herziening van artikel 150 van de Grondwet ­ namelijk correctionalisering van racistische drukpersmisdrijven om feitelijke straffeloosheid ervan tegen te gaan ­ door te trekken naar andere soorten van drukpersmisdrijven die toch ook maatschappelijk belangrijk zijn, bijvoorbeeld drukwerken die aanzetten tot het gebruik van geweld met het oog op het omverwerpen van de democratische rechtsstaat en de vestiging van een dictatoriaal regime, drukwerken die aanzetten tot seksuele misdrijven tegen minderjarigen en meerderjarigen of tot moord en het plegen van terreurdaden.

Men is volgens het lid bovendien de laatste jaren bezig met een semantische manipulatie : de woorden die men gebruikt, dekken niet meer de inhoud die zij zouden moeten hebben. Dat is gevaarlijk. Men noemt zijn politieke partij antidemocratisch, terwijl die partij nooit de parlementaire democratie in vraag heeft gesteld. De publieke opinie slikt dit niet meer : die weet zeer goed dat zijn partij een democratische partij is en dat zij de regels van de democratie verdedigt. Maar als er morgen een politieke partij zal opstaan die werkelijk ondemocratisch is, zal men niet meer geloven dat deze partij wél een gevaar voor de democratie vormt.

Een mede-indiener vult aan dat men in België in een unieke situatie verkeert : wanneer men het volksnationalisme bekijkt in bijvoorbeeld Baskenland, Koerdistan, Ierland,... dan heeft men te maken met een uitgesproken links georiënteerd volksnationalisme dat wel degelijk in alle pamfletten oproept tot het omverwerpen van de democratische rechtsregels en tot het uitroepen van de autonome, dictatoriaal geleide staat. In dit land heeft men te maken met een rechts volksnationalisme dat in al zijn uitspraken, teksten en programma's benadrukt heeft dat het respect heeft voor de democratische wijze van werken en dat men zijn wetgevende opdracht wil gebruiken om de standpunten te verwoorden. Men zou tevreden moeten zijn over het feit dat in Vlaanderen enkel een rechts volksnationalisme bestaat dat niet oproept tot geweld om de Staat omver te werpen maar wel degelijk de democratische weg wil bewandelen. Vandaag de dag moet men vaststellen dat het bewandelen van deze democratische weg blijkbaar succesvol is en door de mentaliteit en het karakter van de bevolking wordt aanvaard.

Het amendement nr. 24 wordt verworpen met 8 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 25), luidende :

« De woorden « die door racisme of xenofobie ingegeven zijn » vervangen door de woorden « waarbij het in artikel 19 gewaarborgde principe van de vrijheid van eredienst wordt aangevallen. »

Verantwoording

De indieners zijn van mening dat het inderdaad moet overwogen worden om een aantal drukpersmisdrijven te onttrekken aan de assisenrechtspraak. Zo zou het onaanvaardbaar zijn dat er omwille van de omslachtige assisenprocedure geen vervolging wordt ingesteld tegen het feit dat de persvrijheid wordt misbruikt om het in artikel 19 van de Grondwet gewaarborgde principe van de vrijheid van eredienst in vraag te stellen. De problematiek van het religieus fundamentalisme komt hier om de hoek kijken. Tegen dit fenomeen moet door de democratische rechtsstaat op de meest krachtige wijze weerwerk geboden worden. Een aanpassing van artikel 150 van de Grondwet kan te dien einde zeer zinvol zijn.

De hoofdindiener verduidelijkt dat er met de amendementen nrs. 25 et 26 wordt beoogd ook de drukpersmisdrijven te correctionaliseren die de vrijheid van eredienst aanvallen of die ingegeven zijn door religieus fanatisme.

De mede-indiener benadrukt dat zijn partij uitdrukkelijk de vrijheid van eredienst verdedigt en dat deze dan ook maatschappelijk gerespecteerd en gewaarborgd moet blijven. Religieus fanatisme moet echter worden bestreden.

Het amendement nr. 25 wordt verworpen met 8 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 26), luidende :

« De woorden « die door racisme of xenofobie ingegeven zijn » vervangen door de woorden « die ingegeven zijn door religieus fanatisme. »

Verantwoording

Het religieus fanatisme is een probleem dat in ons land ­ mede door de massale aanwezigheid van niet-Europese vreemdelingen met een totaal verschillende religieuze en culturele achtergrond ­ meer en meer de kop opsteekt. Tegen dit fenomeen moet door de democratische rechtsstaat op de meest krachtige wijze weerwerk geboden worden. Een aanpassing van artikel 150 van de Grondwet kan te dien einde zeer zinvol zijn.

Het amendement nr. 26 wordt verworpen met 8 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr 27), luidende :

« De woorden « die door racisme of xenofobie ingegeven zijn » vervangen door de woorden « die ingegeven zijn door de bedoeling om de in artikel 19 bedoelde vrijheid van meningsuiting af te schaffen. »

Verantwoording

De indieners zijn van mening dat het inderdaad moet overwogen worden om een aantal drukpersmisdrijven te onttrekken aan de assisenrechtspraak. Zo zou het onaanvaardbaar zijn dat er omwille van de omslachtige assisenprocedure geen vervolging wordt ingesteld tegen druksels die de afschaffing van de vrije meningsuiting zelf op het oog hebben. De persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting mogen in geen geval misbruikt worden voor pleidooien om de vrijheid van meningsuiting van anderen te beknotten. De democratische rechtsstaat moet in een dergelijk geval krachtig optreden. Een aanpassing van artikel 150 van de Grondwet kan te dien einde zeer zinvol zijn.

De hoofdindiener wijst erop dat, indien men dit amendement zou aanvaarden, er heel wat verenigingen en uitgevers in de problemen zouden komen. Vandaag de dag bijvoorbeeld worden advertenties voor zijn politieke partij in de gehele media geweerd. Dit is volgens het lid een ernstige inbreuk op de vrijheid van meningsuiting. Dergelijke inperking treft de andere politieke partijen niet. Een zeer concreet voorbeeld betreft de postbedeling : recentelijk is vastgelegd dat het Centrum voor gelijke kansen en racismebestrijding De Post kan adviseren om bepaalde drukwerken niet meer via de post te bedelen. In een land waar er zo goed als een postmonopolie bestaat, is dit onaanvaardbaar. Indien men het maatschappelijk belangrijk vindt dat racistische drukpersmisdrijven worden bestraft, is het lid van oordeel dat het maatschappelijk nog veel belangrijker is die drukpersmisdrijven te bestraffen die aanleiding geven tot het inperken van de vrijheid van meningsuiting.

De mede-indiener illustreert dat sommige uitgevers de advertenties van zijn politieke partij enkel wensen op te nemen indien zij zelf de inhoud mogen bepalen. Dit is volgens de spreker hallucinant : men wil wel het geld maar de vrije meningsuiting wordt op flagrante wijze geschonden. Integendeel, dit is volgens hem een gestuurde vorm van meningsuiting die niet duldbaar is.

Het amendement nr. 27 wordt verworpen met 8 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 28), luidende :

« De woorden « die door racisme of xenofobie ingegeven zijn » vervangen door de woorden « waarbij aangezet wordt tot het wederrechtelijk binnendringen van andermans woning. »

Verantwoording

De indieners zijn van mening dat het inderdaad moet overwogen worden om een aantal drukpersmisdrijven te onttrekken aan de assisenrechtspraak. Zo zou het onaanvaardbaar zijn dat er omwille van de omslachtige assisenprocedure geen vervolging wordt ingesteld tegen druksels die aanzetten tot het wederrechtelijk binnendringen in de woning van personen. De door artikel 15 van de Grondwet gewaarborgde onschendbaarheid van de woning is een belangrijk principe in een democratische rechtsstaat. De rechtsstaat heeft de plicht om krachtig op te treden tegen elk misbruik van de persvrijheid dat aan dit principe afbreuk doet. Een aanpassing van artikel 150 van de Grondwet is daarom aangewezen.

Wat het amendement nr. 28 betreft, wijst de mede-indiener erop dat tot het wederrechtelijk binnendringen van andermans woning tijdens de repressie kort na de tweede wereldoorlog werd opgeroepen in pamfletten. Dit heeft toen voor gevolg gehad dat in heel wat gezinswoningen zeer veel schade werd aangericht. Vaak betrof het de woning van mensen die later van elke blaam werden vrijgesproken. Ook dergelijke pamfletten zouden volgens de spreker moeten worden geviseerd in het ontwerp. Dit amendement is zeker op zijn plaats om de zogenaamde volksrechtspraak van tijdens de repressieperiode te veroordelen.

Het amendement nr. 28 wordt verworpen met 8 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 29), luidende :

« De woorden « die door racisme of xenofobie ingegeven zijn » vervangen door de woorden « waarbij aangezet wordt tot de aantasting van de seksuele integriteit van een minderjarige. »

Verantwoording

De indieners zijn van mening dat het inderdaad moet overwogen worden om een aantal drukpersmisdrijven te onttrekken aan de assisenrechtspraak. Zo zou het onaanvaardbaar zijn dat er omwille van de omslachtige assisenprocedure geen vervolging wordt ingesteld tegen het feit dat de persvrijheid wordt misbruikt om aan te zetten tot de aantasting van de seksuele integriteit van een minderjarige. Dit kan door de rechtsstaat niet geduld worden. Daarom is een aanpassing van artikel 150 van de Grondwet zinvol.

Amendement nr. 29 strekt ertoe, aldus de hoofdindiener ervan, drukwerken die aanzetten tot het aantasten van de integriteit van minderjarigen, voor de correctionele rechtbank te kunnen vervolgen. Indien men dit amendement niet goedkeurt, dan wijst de hoofdindiener van de amendementen erop dat drukwerken die oproepen tot pedoseksualiteit in de praktijk ongestraft worden gedrukt en verspreid wegens de logge procedure voor het hof van assisen.

De mede-indiener verwijst ook naar het Internet-gebeuren. Op Internet wordt vandaag de dag expliciet publiciteit gemaakt voor drukwerken die pedoseksualiteit promoten. Dergelijke publiciteit moet volgens de spreker aan banden worden gelegd. Wanneer men bovendien iets afdrukt van het Internet, bekomt men een gedrukte tekst die volgens hem ook onderworpen kan worden aan artikel 150 van de Grondwet. Het lid betreurt het in dit verband dat de Senaat tijdens deze legislatuur het voorgenomen maatschappelijke debat over de informatiemaatschappij niet heeft gehouden. Op dergelijk debat had de spreker zijn visie immers kunnen toetsen aan de visie van experten.

Het amendement nr. 29 wordt verworpen met 8 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 30, luidende :

« De woorden « die door racisme of xenofobie ingegeven zijn » vervangen door de woorden « waarbij aangezet wordt tot het misdrijf van verkrachting. »

Verantwoording

De indieners zijn van mening dat het inderdaad moet overwogen worden om een aantal drukpersmisdrijven te onttrekken aan de assisenrechtspraak. Zo zou het onaanvaardbaar zijn dat er omwille van de omslachtige assisenprocedure geen vervolging wordt ingesteld tegen het feit dat de persvrijheid wordt misbruikt om aan te zetten tot verkrachting. Dit kan door de rechtsstaat niet geduld worden. Daarom is een aanpassing van artikel 150 van de Grondwet zinvol.

Bij de amendementen nrs. 30, 31 en 32 wenst men, aldus de hoofdindiener ervan, het aanzetten tot verkrachting van minder- en meerderjarigen ook aan dezelfde procedure te onderwerpen als het aanzetten tot racisme en xenofobie. Het kan volgens de mede-indiener niet dat tijdschriften met als titel « Rape » ongestraft worden verspreid en verkocht in krantenwinkels.

Het amendement nr. 30 wordt verworpen met 8 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 31), luidende :

« De woorden « die door racisme of xenofobie ingegeven zijn » vervangen door de woorden « waarbij aangezet wordt tot verkrachting van een persoon beneden de leeftijd van zestien jaar. »

Verantwoording

De indieners zijn van mening dat het inderdaad moet overwogen worden om een aantal drukpersmisdrijven te onttrekken aan de assisenrechtspraak. Zo zou het onaanvaardbaar zijn dat er omwille van de omslachtige assisenprocedure geen vervolging wordt ingesteld tegen het feit dat de persvrijheid wordt misbruikt om aan te zetten tot verkrachting van een minderjarige. Dit kan door de rechtsstaat niet geduld worden. Daarom is een aanpassing van artikel 150 van de Grondwet zinvol.

Het amendement nr. 31 wordt verworpen met 8 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 32), luidende :

« De woorden « die door racisme of xenofobie ingegeven zijn » vervangen door de woorden « waarbij aangezet wordt tot het bijwonen van de prostitutie van een minderjarige. »

Verantwoording

De indieners zijn van mening dat het inderdaad moet overwogen worden om een aantal drukpersmisdrijven te onttrekken aan de assisenrechtspraak. Zo zou het onaanvaardbaar zijn dat er omwille van de omslachtige assisenprocedure geen vervolging wordt ingesteld tegen het feit dat de persvrijheid wordt misbruikt voor het bijwonen van de prostitutie van een minderjarige. Dit kan door de rechtsstaat niet geduld worden. Daarom is een aanpassing van artikel 150 van de Grondwet zinvol.

Het amendement nr. 32 wordt verworpen met 8 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 33), luidende :

« De woorden « die door racisme of xenofobie ingegeven zijn » vervangen door de woorden « waarbij aangezet wordt tot moord. »

Verantwoording

De indieners zijn van mening dat het inderdaad moet overwogen worden om een aantal drukpersmisdrijven te onttrekken aan de assisenrechtspraak. Zo zou het onaanvaardbaar zijn dat er omwille van de omslachtige assisenprocedure geen vervolging wordt ingesteld tegen het feit dat de persvrijheid wordt misbruikt om aan te zetten tot moord. Dit kan door de rechtsstaat niet geduld worden. Daarom is een aanpassing van artikel 150 van de Grondwet zinvol.

Het amendement nr. 33 wordt verworpen met 8 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 34), luidende :

« De woorden « die door racisme of xenofobie ingegeven zijn » vervangen door de woorden « waarbij aangezet wordt tot kindermoord. »

Verantwoording

De indieners zijn van mening dat inderdaad moet overwogen worden om een aantal drukpersmisdrijven te onttrekken aan de assisenrechtspraak. Zo zou het onaanvaardbaar zijn dat er omwille van de omslachtige assisenprocedure geen vervolging wordt ingesteld tegen het feit dat de persvrijheid wordt misbruikt om aan te zetten tot kindermoord. Dit kan door de rechtsstaat niet geduld worden. Daarom is een aanpassing van artikel 150 van de Grondwet zinvol.

Het amendement nr. 34 wordt verworpen met 8 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 35), luidende :

« De woorden « die door racisme of xenofobie ingegeven zijn » vervangen door de woorden « waarbij aangezet wordt tot het plegen van terreurdaden. »

Verantwoording

De indieners zijn van mening dat inderdaad moet overwogen worden om een aantal drukpersmisdrijven te onttrekken aan de assisenrechtspraak. Zo zou het onaanvaardbaar zijn dat er omwille van de omslachtige assisenprocedure geen vervolging wordt ingesteld tegen het feit dat de persvrijheid wordt misbruikt om aan te zetten tot het plegen van terreurdaden. Dit kan door de rechtsstaat niet geduld worden. Daarom is een aanpassing van artikel 150 van de Grondwet zinvol.

Het amendement nr. 35 wordt verworpen met 8 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 36), luidende :

« De woorden « die door racisme of xenofobie ingegeven zijn » vervangen door de woorden « waarbij aangezet wordt tot brandstichting. »

Verantwoording

De indieners zijn van mening dat inderdaad moet overwogen worden om een aantal drukpersmisdrijven te onttrekken aan de assisenrechtspraak. Zo zou het onaanvaardbaar zijn dat er omwille van de omslachtige assisenprocedure geen vervolging wordt ingesteld tegen het feit dat de persvrijheid wordt misbruikt om aan te zetten tot brandstichting. Dit kan door de rechtsstaat niet geduld worden. Daarom is een aanpassing van artikel 150 van de Grondwet zinvol.

Het amendement nr. 36 wordt verworpen met 8 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 37), luidende :

« De woorden « die door racisme of xenofobie ingegeven zijn » vervangen door de woorden « waarbij aangezet wordt tot het gebruik van verdovende middelen. »

Verantwoording

De indieners zijn van mening dat inderdaad moet overwogen worden om een aantal drukpersmisdrijven te onttrekken aan de assisenrechtspraak. Zo zou het onaanvaardbaar zijn dat er omwille van de omslachtige assisenprocedure geen vervolging wordt ingesteld tegen het feit dat de persvrijheid wordt misbruikt om aan te zetten tot het gebruik van verdovende middelen. De strijd tegen drugs moet een prioriteit zijn in onze samenleving. Daarom is een aanpassing van artikel 150 van de Grondwet zinvol.

De amendementen nrs. 37, 38 en 39 hebben volgens de hoofdindiener ervan, tot doel drukpersmisdrijven te correctionaliseren waarbij aangezet wordt tot het gebruik van verdovende middelen. Recent onderzoek in Vlaanderen heeft aangewezen dat druggebruik bij jongeren een probleem is dat groter wordt. Publicaties waarin aangezet wordt tot druggebruik en waarin adressen staan waar men drugs kan verkrijgen en dergelijke zouden volgens de hoofdindiener op zijn minst op dezelfde wijze moeten worden behandeld als drukwerken waarin aangezet wordt tot racisme of xenofobie.

De mede-indiener komt tot de vaststelling dat justitie ten aanzien van dergelijke fenomenen ­ waarbij drukwerken worden verspreid die aanzetten tot druggebruik ­ niet voldoende snel kan reageren. Er wordt in dergelijke drukwerken vaak reclame gemaakt voor Nederlandse koffieshops. Wegens het feit dat een dergelijke publicatie in Nederland werd uitgegeven maar toch in Vlaanderen werd verspreid, kon de Belgische justitie niet snel genoeg ingrijpen. Nochtans is het in Nederland bij wet verboden reclame te maken voor koffieshops : in Nederland wordt er tegen dergelijke drukwerken dan ook snel ingegrepen. In België grijpt men veel trager in tegen dergelijke fenomenen.

Het amendement nr. 37 wordt verworpen met 8 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 38), luidende :

« De woorden « die door racisme of xenofobie ingegeven zijn » vervangen door de woorden « waarbij aangezet wordt tot het gebruik van cocaïne. »

Verantwoording

De indieners zijn van mening dat het inderdaad moet overwogen worden om een aantal drukpersmisdrijven te onttrekken aan de assisenrechtspraak. Zo zou het onaanvaardbaar zijn dat er omwille van de omslachtige assisenprocedure geen vervolging wordt ingesteld tegen het feit dat de persvrijheid wordt misbruikt om aan te zetten tot het gebruik van cocaïne. De strijd tegen drugs moet als een prioritaire opdracht van de hele samenleving worden beschouwd. Daarom is een aanpassing van artikel 150 van de Grondwet zinvol.

Het amendement nr. 38 wordt verworpen met 8 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 39), luidende :

« De woorden « die door racisme of xenofobie ingegeven zijn » vervangen door de woorden « waarbij aangezet wordt tot het gebruik van heroïne. »

Verantwoording

De indieners zijn van mening dat het inderdaad moet overwogen worden om een aantal drukpersmisdrijven te onttrekken aan de assisenrechtspraak. Zo zou het onaanvaardbaar zijn dat er omwille van de omslachtige assisenprocedure geen vervolging wordt ingesteld tegen het feit dat de persvrijheid wordt misbruikt om aan te zetten tot het gebruik van heroïne. De strijd tegen drugs moet als een prioritaire opdracht van de hele samenleving worden beschouwd. Daarom is een aanpassing van artikel 150 van de Grondwet zinvol.

Het amendement nr. 39 wordt verworpen met 8 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 40), luidende :

« De woorden « die door racisme of xenofobie ingegeven zijn » vervangen door de woorden « waarbij aangezet wordt tot de bevrijding van gedetineerden. »

Verantwoording

De indieners zijn van mening dat het inderdaad moet overwogen worden om een aantal drukpersmisdrijven te onttrekken aan de assisenrechtspraak. Zo zou het onaanvaardbaar zijn dat er omwille van de omslachtige assisenprocedure geen vervolging wordt ingesteld tegen het feit dat de persvrijheid wordt misbruikt om aan te zetten tot de bevrijding van gevangenen. Daarom is een aanpassing van artikel 150 van de Grondwet zinvol.

Het amendement nr. 40 wordt verworpen met 8 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 41), luidende :

« De woorden « die door racisme of xenofobie ingegeven zijn » vervangen door de woorden « een overtreding inhouden van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden. »

Verantwoording

Voor een goed begrip van de wet, die de burger geacht wordt te kennen en na te leven, is het van het allergrootste belang dat de in de wet gehanteerde begrippen zo precies mogelijk gedefinieerd worden. Dat is in het huidige ontwerp geenszins het geval. Wanneer de wetgever beoogt om een drastische ingreep door te voeren als de afbouw van de door de Grondwet geboden bescherming van de persvrijheid is een uiterst zorgvuldige en duidelijke formulering noodzakelijk. Zoniet lopen we het gevaar dat dit ontwerp zijn doel voorbijschiet en dat door een veel te ruime interpretatie van het begrip racisme de persvrijheid volledig wordt ondergraven. Daarom kiezen de indieners ervoor om te verwijzen naar de wet van 30 juli 1981, en zulks ongeacht de vraag of de indieners deze wet op zichzelf een goede wet achten.

De hoofdindiener wijst erop dat dit amendement ertoe strekt concreter te definiëren wat de begrippen « racisme en xenofobie » inhouden door te verwijzen in artikel 150 van de Grondwet naar de wet van 30 juli 1981. Het gevaar is immers groot dat de noties « racisme en xenofobie » door verscheidene personen verschillend zullen worden geïnterpreteerd. Dit maakt het werk voor de rechters zeer moeilijk. Via zijn amendement wordt meer rechtszekerheid geboden.

De mede-indiener onderlijnt dat dit amendement de noodzakelijke duidelijkheid biedt. Geen definitie geven van « racisme en xenofobie » zet de deur open voor misbruiken.

Het amendement nr. 41 wordt verworpen met 7 stemmen tegen 1 bij 1 onthouding.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 42), luidende :

« De woorden « die door racisme of xenofobie ingegeven zijn » vervangen door de woorden « die ingegeven zijn door de bedoeling om het recht op leven in te perken. »

Verantwoording

De persvrijheid mag niet misbruikt worden om de inperking van fundamentele rechten en vrijheden zoals omschreven in het EVRM te bepleiten.

Wat het amendement nr. 42 betreft, verduidelijkt de mede-indiener dat het niet de bedoeling is van het amendement te verhinderen dat er in het Parlement debatten worden gevoerd over euthanasie of een recht op waardig sterven. Het is enkel de bedoeling om in te treden in de logica van het ontwerp dat werd overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers.

Het amendement nr. 42 wordt verworpen met 8 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 43), luidende :

« De woorden « die door racisme of xenofobie ingegeven zijn » vervangen door de woorden « die ingegeven zijn door de bedoeling om het verbod van foltering geheel of gedeeltelijk op te heffen. »

Verantwoording

Zie amendement nr. 42.

De mede-indiener herinnert eraan dat de plenaire vergadering van de Senaat zeer recent heeft ingestemd met het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, ondertekend te New York op 10 december 1984. Het amendement moet in dit kader worden gesitueerd.

Het amendement nr. 43 wordt verworpen met 8 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 44), luidende :

« De woorden « die door racisme of xenofobie ingegeven zijn » vervangen door de woorden « die ingegeven zijn door de bedoeling om het verbod van slavernij en dwangarbeid geheel of gedeeltelijk op te heffen. »

Verantwoording

Zie amendement nr. 42.

De mede-indiener illustreert dit amendement met voorbeelden die aantonen dat vandaag de dag slavernij nog steeds voorkomt, ook in West-Europa en in ons land.

Het amendement nr. 44 wordt verworpen met 8 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 45), luidende :

« De woorden « die door racisme of xenofobie ingegeven zijn » vervangen door de woorden « die ingegeven zijn door de bedoeling om het recht vrijheid en veiligheid in te perken. »

Verantwoording

Zie amendement nr. 42.

De mede-indiener wijst erop dat het aantal kindhoertjes, onder meer in het Antwerpse, uit de hand loopt. De politie geeft zelf toe dat zij daarop geen vat heeft.

Het amendement nr. 45 wordt verworpen met 8 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 46), luidende :

« De woorden « die door racisme of xenofobie ingegeven zijn » vervangen door de woorden « die ingegeven zijn door de bedoeling om het recht op een eerlijk proces in te perken. »

Verantwoording

Zie amendement nr. 42.

Het amendement nr. 46 wordt verworpen met 8 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 47), luidende :

« De woorden « die door racisme of xenofobie ingegeven zijn » vervangen door de woorden « die ingegeven zijn door de bedoeling om het recht op eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven in te perken. »

Verantwoording

Zie amendement nr. 42.

Voor wat het amendement nr. 47 betreft, verduidelijkt de hoofdindiener dat het voor hem stilaan een maatschappelijke kwaal is geworden dat er drukwerken worden verspreid die ingegeven zijn door de bedoeling om het recht op eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven in te perken. Daar moet volgens hem dan ook paal en perk aan worden gesteld. De meerderheid in het Parlement belijdt volgens de spreker enkel met de lippen dat het recht op privéleven moet worden gevrijwaard : voor de leden van zijn politieke partij zou dit immers niet gelden. In de Kamer van volksvertegenwoordigers heeft een volksvertegenwoordiger immers aangekondigd dat hij de namen van de schenkers van meer dan 5 000 frank aan de politieke partij waarvan het lid deel uitmaakt, bekend zou maken.

De mede-indiener vult aan dat er op Internet vandaag de dag een lijst is gepubliceerd met de namen, de adressen en familiebanden van personen die sympathiseren of in het verleden gesympathiseerd hebben met de politieke partij waarvan de mede-indiener deel uitmaakt. Dit is een flagrante schending van het recht op privéleven. Er is daartegen reeds klacht ingediend maar de Amerikaanse aanbieder van het programma kan niet terugvinden vanwaar de web-site komt.

Het amendement nr. 47 wordt verworpen met 8 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 48), luidende :

« De woorden « die door racisme of xenofobie ingegeven zijn » vervangen door de woorden « die ingegeven zijn door de bedoeling om de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst in te perken. »

Verantwoording

Zie amendement nr. 42.

Op dit ogenblik wordt volgens de hoofdindiener van dit amendement enkel zijn politieke partij geviseerd op dat vlak. Men mag in dit land fundamentalistische congressen houden, op basis van de grondwettelijk gegarandeerde vrijheid van vergadering en vereniging. Zijn politieke partij wordt dit recht echter ontzegd, althans in Brussel.

Het amendement nr. 48 wordt verworpen met 8 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 49), luidende :

« De woorden « die door racisme of xenofobie ingegeven zijn » vervangen door de woorden « die ingegeven zijn door de bedoeling om de vrijheid van vergadering en vereniging in te perken. »

Verantwoording

Zie amendement nr. 42.

Het amendement nr. 49 wordt verworpen met 8 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 50), luidende :

« De woorden « die door racisme of xenofobie ingegeven zijn » vervangen door de woorden « die ingegeven zijn door de bedoeling om het recht om te huwen in te perken. »

Verantwoording

Zie amendement nr. 42.

Het amendement nr. 50 wordt verworpen met 8 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 51), luidende :

« De woorden « die door racisme of xenofobie ingegeven zijn » vervangen door de woorden « die ingegeven zijn door de bedoeling om het recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel in te perken. »

Verantwoording

Zie amendement nr. 42.

Het amendement nr. 51 wordt verworpen met 8 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 52), luidende :

« Dit artikel aanvullen met een nieuw lid, luidende :

« De begrippen racisme en xenofobie zijn niet van toepassing op de politieke stellingnamen die voortvloeien uit het bestaan in België van de gemeenschappen als bedoeld in artikel 2 en de taalgebieden als bedoeld in artikel 4. »

Verantwoording

Meer en meer doet de stelling opgeld dat de standpunten die worden ingenomen met betrekking tot de verhoudingen tussen Vlamingen en Franstaligen van racistische inslag kunnen zijn (cf. Anne Morelli). De indieners vinden deze verruiming van het racismebegrip grotesk en willen vermijden dat in de toekomst elk publiek debat over de communautaire kwestie in dit land onmogelijk wordt gemaakt.

Voor wat amendement nr. 52 betreft, verduidelijkt de hoofdindiener dat mevrouw Morelli deze stelling huldigt in de publicatie « Racisme, een element in het conflict tussen Vlamingen en Franstaligen ». Het amendement is volgens het lid bedoeld om het FDF te beschermen.

Het amendement nr. 52 wordt verworpen met 8 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 53), luidende :

« Dit artikel aanvullen met een nieuw lid, luidende :

« Onder racisme wordt verstaan de opvatting dat het ene ras superieur is aan het andere en, daaruit voortvloeiend, dat ten aanzien van het ene ras andere maatstaven kunnen worden aangelegd dan ten aanzien van het andere. »

Verantwoording

Het komt de indieners noodzakelijk voor toelichting te verschaffen bij de notie racisme zodat hierover geen onduidelijkheid bestaat.

Volgens de hoofdindiener sluit het amendement nr. 53 aan bij het amendement nr. 41. Er wordt een nieuwe definitie gegeven van wat « racisme » inhoudt, vanuit de bekommernis voor rechtszekerheid. Op basis van deze definitie beklemtoont het lid dat de stellingnames van zijn politieke partij niet onder deze definitie vallen. Alle volkeren zijn volgens hem immers gelijkwaardig in hun eigenheid en hun identiteit.

Een ander lid is van oordeel dat, indien men de amendementen nrs. 41 of 53 zou stemmen, men kan afleiden dat de hoofdindiener in feite akkoord gaat met de idee die aan de basis ligt van het voorliggende ontwerp.

De hoofdindiener ontkent dit maar nodigt de commissie uit deze amendementen goed te keuren.

De mede-indiener van de amendementen kan als volksnationalist niet in de logica treden dat gelijk welk volk minderwaardig zou zijn aan een ander volk. Hij meent dat elk volk gelijke ontplooiingskansen moet krijgen. Het gaat in dit verband dan niet om gelijkaardig zijn maar wel om gelijkwaardig zijn. Zij die dat ontkennen, mogen inderdaad terecht met de vinger gewezen worden. Vandaar dat de indieners dit amendement noodzakelijk vonden : al te vaak wordt te kwader trouw hun politieke partij een racistische houding aangewreven. Elk volk heeft volgens de spreker recht op maximale ontplooiingskansen en die krijgen zij het best in hun eigen cultuurbedding.

Het amendement nr. 53 wordt verworpen met 8 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 54), luidende :

« Dit artikel aanvullen met een nieuw lid, luidende :

« De begrippen racisme en xenofobie zijn niet van toepassing op vormen van onderscheid, uitsluiting, beperking of voorkeur die in acht worden genomen tussen Belgen en vreemdelingen. »

Verantwoording

De indieners zijn van oordeel dat een onderscheid dat gemaakt wordt op grond van nationaliteit niet als racisme kan aangemerkt worden. Zij verwijzen hierbij uitdrukkelijk naar artikel 1, punt 2, van het verdrag van 7 maart 1966 inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie.

De hoofdindiener wijst erop dat men op dit ogenblik in onze Grondwet systematisch een onderscheid maakt inzake rechten en plichten op basis van de nationaliteit. Dit zijn vormen van discriminatie die blijkbaar door iedereen aanvaard worden. Indien men het voorgestelde amendement niet zou goedkeuren, is de grondwetgever in tegenspraak met zichzelf, aldus de spreker.

De mede-indiener verduidelijkt dat racisme niet van toepassing is op het onderscheid dat gemaakt wordt tussen inwoners van België en vreemdelingen omdat men anders wel eens problemen zou kunnen krijgen met bijvoorbeeld de toegang tot het statuut van ambtenaar, de verblijfsvergunningen, het uitreiken van afzonderlijke vreemdelingenpaspoorten, toeristenvisa, ... Er zijn met andere woorden verschillende gangbare praktijken die een onderscheid op basis van nationaliteit verantwoord maken. Vandaar de indiening van het amendement.

Het amendement nr. 54 wordt verworpen met 8 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 55), luidende :

« Dit artikel aanvullen als volgt :

« Alsook voor het wanbedrijf omschreven in artikel 368 van het Strafwetboek. »

Verantwoording

In het woelige en complexe debat over de hervormingen van justitie op het eind van de jaren '90 is de vraag of het hof van assisen al dan niet dient te worden behouden niet aan de orde geweest onder andere om de technische reden dat wijzigingen aan het statuut van deze rechtbank een grondwetsherziening vereisen. De discussie over het lot van het hof van assisen is onderhuids echter nog steeds aanwezig, bewijze het Liber Amicorum Armand Vandeplas van 1994.

Niet alleen de discussie over het hof van assisen maar ook de kritiek op de drieledige indeling van de misdrijven, waarop ons strafrecht steunt, is verbonden aan de vraag of het wenselijk is de juryrechtspraak in haar huidige vorm te handhaven.

Onze huidige drieledige indeling wordt verweten louter kwantitatief van aard te zijn terwijl het onderscheid tussen de misdrijven van kwalitatieve aard zou moeten zijn, namelijk door het verschil te maken tussen misdrijven die intrinsieke maatschappelijke waarden beschermen en misdrijven die slechts reglementair van aard zijn. In de ons omringende landen worden de misdrijven in twee categorieën verdeeld : in Nederland kent men misdrijven en overtredingen, in Duitsland Verbrechen en Vergehen, in de Common law felonies en misdemeanours of indictable en non-indictable offences.

Tot hiertoe werd gesteld dat een vervanging van het drieledig stelsel door een tweeledig stelsel moeilijk zou zijn aangezien de bevoegdheid van het hof van assisen door de Grondwet is vastgelegd en het dus onmogelijk is zonder grondwetsherziening aan het bestaande systeem te tornen.

De mogelijkheid tot beide discussies is door voorliggend wetsontwerp nu wèl mogelijk geworden. Men wil hier echter opzettelijk een goede kans missen en beide discussies uit de weg aan. Hierbij wordt opnieuw niet gekeken naar de signalen van de burger die duidelijk een debat heeft gewenst naar aanleiding van de zaak Dutroux en een wezenlijke verandering van justitie heeft gewild. De wens naar veranderingen hield niet zozeer juridisch-technische veranderingen in maar eerder inhoudelijke veranderingen, zoals het strafrecht. De huidige regering is slechts tot een gedeeltelijke verandering van het juridisch-technische gedeelte gekomen via de wet Franchimont. Er is daarentegen nog geen sprake van een begin aan een inhoudelijke verandering.

Voorliggend amendement heeft tot doel een aanzet te zijn tot het opdelen van de misdrijven in misdrijven betreffende intrinsiek maatschappelijke waarden en misdrijven die slechts reglementair van aard zijn. De indieners van huidig amendement zijn van oordeel dat misdrijven die intrinsiek maatschappelijke waarden beschermen maar die volgens de huidige driedelige indeling onder wanbedrijven vallen, in het huidig bestaande concept van rechtbanken (dat ook de drieledigheid bevat : politierechbanken, correctionele rechtbanken en hof van assisen) tot de bevoegdheid van het hof van assisen moeten behoren. De Dutroux-affaire heeft immers aangetoond dat de bevolking deze misdrijven ernstig acht.

Artikel 368 handelt over de ontvoering van minderjarigen en kan dus gecatalogeerd worden onder de misdrijven die intrinsiek maatschappelijke waarden wenst te beschermen. De affaire Dutroux heeft aangetoond dat dit wanbedrijf als zeer ernstig moet worden beschouwd en dus alle aandacht mag en moet genieten.

Wat de amendementen nrs. 55 tot 64 betreft, verduidelijkt de hoofdindiener dat deze amendementen er op gericht zijn de juryrechtspraak als dusdanig opnieuw te herwaarderen. Vandaag de dag zijn reeds heel wat misdrijven gecorrectionaliseerd, wat volgens het lid een uitholling is van de bevoegdheid van het hof van assisen.

De amendementen strekken ertoe om een aantal misdrijven, opgenomen in het Strafwetboek en die volgens de spreker misdrijven zijn betreffende intrinsiek maatschappelijke waarden, niet langer voor de correctionele rechter te brengen en het hof van assisen hiervoor bevoegd te maken.

Het amendement nr. 55 wordt verworpen met 8 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 56), luidende :

« Dit artikel aanvullen als volgt :

« , alsook voor het wanbedrijf omschreven in artikel 373 van het Strafwetboek. »

Verantwoording

Zie amendement nr. 55. Artikel 373 van het Strafwetboek handelt over de aanranding van de eerbaarheid.

Het amendement nr. 56 wordt verworpen met 8 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 57), luidende :

« Dit artikel aanvullen als volgt :

« , alsook voor het wanbedrijf omschreven in artikel 377, derde lid, van het Strafwetboek. »

Verantwoording

Zie amendement nr. 55. Artikel 377, derde lid, van het Strafwetboek handelt over de aanranding van de eerbaarheid door bloedverwanten en gezaghebbende personen.

Het amendement nr. 57 wordt verworpen met 8 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 58), luidende :

« Dit artikel aanvullen als volgt :

« , alsook voor het wanbedrijf omschreven in artikel 380bis, §§ 1 en 2, van het Strafwetboek. »

Verantwoording

Zie amendement nr. 55. Artikel 380bis, §§ 1 en 2, van het Strafwetboek handelt over het aanzetten tot prostitutie en bederf van de jeugd.

Het amendement nr. 58 wordt verworpen met 8 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 59), luidende :

« Dit artikel aanvullen als volgt :

« , alsook voor het wanbedrijf omschreven in artikel 380quater van het Strafwetboek. »

Verantwoording

Zie amendement nr. 55. Artikel 380quater van het Strafwetboek handelt over het aanzetten tot ontucht.

Het amendement nr. 59 wordt verworpen met 8 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 60), luidende :

« Dit artikel aanvullen als volgt :

« , alsook voor het wanbedrijf omschreven in artikel 380quinquies van het Strafwetboek. »

Verantwoording

Zie amendement nr. 55. Artikel 380quinquies van het Strafwetboek handelt over het maken van reclame over prostitutie specifiek gericht op minderjarigen.

Het amendement nr. 60 wordt verworpen met 8 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 61), luidende :

« Dit artikel aanvullen als volgt :

« , alsook voor het wanbedrijf omschreven in artikel 383 van het Strafwetboek. »

Verantwoording

Zie amendement nr. 55. Artikel 383 van het Strafwetboek handelt over openbare schennis van de goede zeden.

Het amendement nr. 61 wordt verworpen met 8 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 62), luidende :

« Dit artikel aanvullen als volgt :

« , alsook voor het wanbedrijf omschreven in artikel 385 van het Strafwetboek. »

Verantwoording

Zie amendement nr. 55. Artikel 385 van het Strafwetboek handelt over openbare zedenschennis in tegenwoordigheid van een kind beneden 16 jaar.

Het amendement nr. 62 wordt verworpen met 8 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 63), luidende :

« Dit artikel aanvullen als volgt :

« , alsook voor het wanbedrijf omschreven in artikel 386 van het Strafwetboek. »

Verantwoording

Zie amendement nr. 55. Artikel 386 van het Strafwetboek handelt over verkoop van pornografie aan minderjarigen.

Het amendement nr. 63 wordt verworpen met 8 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 64), luidende :

« Dit artikel aanvullen als volgt :

« , alsook voor het wanbedrijf omschreven in artikel 386bis van het Strafwetboek. »

Verantwoording

Zie amendement nr. 55. Artikel 386bis van het Strafwetboek handelt over verkoop of tentoonstellen van oneerbare voorwerpen aan minderjarigen.

Het amendement nr. 64 wordt verworpen met 8 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 65), luidende :

« Dit artikel aanvullen met de woorden « , alsmede voor de verkrachting van een kind van minder dan 10 jaar oud, zelfs indien verzachtende omstandigheden worden weerhouden door een onderzoeksgerecht. »

Verantwoording

Artikel 150 van de Grondwet stelt de jury in voor alle criminele zaken, dit zijn alle « misdaden ». Misdaden zijn die misdrijven die door de wet worden bestraft met criminele straffen, met name hechtenis en opsluiting van meer dan 5 jaar.

Vele zware door de wet als misdaad omschreven feiten komen echter nooit voor een jury, en dit door de quasi-automatische aanneming van « verzachtende omstandigheden ». Daardoor worden de misdaden gecorrectionaliseerd, en door de onderzoeksgerechten verwezen naar de correctionele rechtbank.

Principieel is bepaald dat verzachtende omstandigheden niet kunnen aangenomen worden, en correctionalisering dus niet mogelijk is voor misdaden die strafbaar zijn gesteld met opsluiting van meer dan 20 jaar, maar meteen worden daarop een aantal uitzonderingen voorzien, waardoor in de praktijk vrijwel alle zeer zware misdaden toch kunnen gecorrectionaliseerd worden.

In het boek « Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen » schrijft de Antwerpse professor Van den Wyngaert dan ook terecht : « In de loop der jaren zijn op deze regel zoveel uitzonderingen ingevoerd dat de regel totaal is uitgehold waardoor nu de meeste misdaden vatbaar zijn voor correctionalisering ».

Hierdoor wordt de toepassing van artikel 150 van de Grondwet op onaanvaardbare wijze uitgehold, en dit automatisme wordt door de bevolking ervaren als strijdig met het rechtvaardigheidsgevoel. Het hof van assisen wordt gedegradeerd tot een « Hof van de passionele moord », terwijl talrijke andere schokkende en verwerpelijke misdaden niet aan de jury worden onderworpen.

Op het ogenblik dat men het nodig acht voor een bepaalde categorie van misdrijven expliciet te bepalen dat de juryrechtspraak niet van toepassing is, past het tegelijkertijd voor een aantal bijzonder zware misdaden expliciet in artikel 150 op te nemen dat de juryrechtspraak wel degelijk moet toegepast worden, ongeacht de eventuele aanneming door een onderzoeksgerecht van verzachtende omstandigheden.

Aldus kan het onderzoeksgerecht voor dergelijke misdaden door het aannemen van verzachtende omstandigheden wel een signaal geven naar de jury, maar wordt de werking van artikel 150 in ere hersteld in die zin dat de jury het laatste woord behoudt.

Wat de amendementen 65 en volgende betreft, verduidelijkt de mede-indiener dat het principe van de volksjury, zolang het bestaat, naar zijn volle gewicht en kracht moet kunnen functioneren. Volgens de rechtsleer kan de volksjury een belangrijk tegengewicht zijn tegen de beroepsmagistraten en de professoren. Bovendien bestaat de volksjury, volgens de spreker, bijna overal ter wereld. De spreker wenst het professoraat niet in discrediet te brengen, maar hij heeft in de plenaire vergadering van de Senaat af en toe de indruk dat nogal wat collega's geen opmerkingen maken of een tussenkomst houden uit vrees voor dom versleten te worden. Het is echter onmogelijk voor elk individu, zélfs voor een gespecialiseerde professor in één materie, om alle aspecten van het maatschappelijk leven te bevatten en deze allemaal te kennen en te doorgronden tot in de finesse. Het is juist het waardevolle aan een vergadering zoals de Senaat dat de senatoren gespecialiseerd zijn in zeer diverse domeinen en hun kennis en informatie en wetenschap kunnen meedelen aan al de leergierige collega's. Hij denkt dat het noodzakelijk is af te stappen van het zich wentelen in bepaalde terminologieën en dat men eindelijk eens zou moeten overgaan tot het begrijpelijk maken van, niet alleen onze rechtspraak, maar ook van de wetteksten. Daarom is het volgens de spreker noodzakelijk een maatschappelijk debat te voeren in het Parlement ­ en dus niet enkel onder specialisten ­ over het belang en de functie van de volksjury.

De misdrijven waarvan wordt voorgesteld ze terug te onderwerpen aan de volksjury zijn volgens de spreker bewust gekozen : het betreft telkens misdrijven die kortelings werden gecorrectionaliseerd bij het in acht nemen van verzachtende omstandigheden en bijgevolg aan de volksjury werden onttrokken.

Tenslotte waarschuwt de mede-indiener ervoor dat de politieke stromingen die het voorliggende ontwerp tot herziening van artikel 150 van de Grondwet zullen goedkeuren de politieke stromingen van het verleden zijn die de politieke stroming van de toekomst pogen onmogelijk te maken en te hypothekeren. Spreker denkt dat de toekomst zal aantonen dat de vele jongeren die deel uitmaken van de politieke stroming van de toekomst de achterhoedegevechten van de politieke stromingen van het verleden zullen weglachen.

Het amendement nr. 65 wordt verworpen met 8 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 66), luidende :

« Dit artikel aanvullen met de woorden :

« alsmede voor politieke misdrijven en drukpersmisdrijven, alsmede voor gijzeling wanneer de gegijzelden een blijvende fysieke of psychishe ongeschiktheid oplopen, zelfs indien verzachtende omstandigheden worden weerhouden door een onderzoeksgerecht. »

Verantwoording

Zie amendement nr. 65.

Het amendement nr. 66 wordt verworpen met 8 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 67), luidende :

« Dit artikel aanvullen met de woorden :

« alsmede voor politieke misdrijven en drukpersmisdrijven, alsmede voor zware diefstal waarbij de slachtoffers blijvende fysieke of psychishe ongeschiktheid oplopen, zelfs indien verzachtende omstandigheden worden weerhouden door een onderzoeksgerecht. »

Verantwoording

Zie amendement nr. 65.

Het amendement nr. 67 wordt verworpen met 8 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 68), luidende :

« Dit artikel aanvullen met de woorden :

« alsmede voor politieke misdrijven en drukpersmisdrijven, alsmede voor de brandstichting bij nacht, zelfs indien verzachtende omstandigheden worden weerhouden door een onderzoeksgerecht. »

Verantwoording

Zie amendement nr. 65.

Het amendement nr. 68 wordt verworpen met 8 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 69), luidende :

« Dit artikel aanvullen met de woorden :

« alsmede voor politieke misdrijven en drukpersmisdrijven, alsmede voor de brandstichting met slachtoffers, zelfs indien verzachtende omstandigheden worden weerhouden door een onderzoeksgerecht. »

Verantwoording

Zie amendement nr. 65.

Het amendement nr. 69 wordt verworpen met 8 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 70), luidende :

« Dit artikel aanvullen met de woorden :

« alsmede voor politieke misdrijven en drukpersmisdrijven, alsmede voor de vernieling of beschadiging van roerende goederen, gepleegd met geweld of bedreiging, met een ziekte of lichamelijk letsel als gevolg, zelfs indien verzachtende omstandigheden worden weerhouden door een onderzoeksgerecht. »

Verantwoording

Zie amendement nr. 65.

Het amendement nr. 70 wordt verworpen met 8 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem c.s. dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1328/2, amendement nr. 71), luidende :

« Dit artikel aanvullen met de woorden :

« alsmede voor politieke misdrijven en drukpersmisdrijven, alsmede voor de vernieling of beschadiging van roerende goederen, gepleegd met geweld of bedreiging, met een ziekte of lichamelijk letsel als gevolg, met name een blijvende ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijke arbeid bepaald in artikel 400 van het Strafwetboek, zelfs indien verzachtende omstandigheden worden weerhouden door een onderzoeksgerecht. »

Verantwoording

Zie amendement nr. 65.

Het amendement nr. 71 wordt verworpen met 8 stemmen tegen 1.

III. STEMMING OVER HET ENIGE ARTIKEL

Het ontwerp tot herziening is aangenomen met 7 stemmen tegen 1 stem bij 1 onthouding.

Ten gevolge van de aanneming van het ontwerp tot herziening van artikel 150 van de Grondwet vervallen de voorstellen tot herziening van datzelfde artikel (Stukken Senaat, nrs. 1-451/1, 1-548/1, 1-837/1 et 1-1231/1 en 2).

Het verslag is goedgekeurd bij eenparigheid van de 10 aanwezige leden.

De rapporteur,
Charles-Ferdinand NOTHOMB.
De voorzitter,
Frank SWAELEN.

BIJLAGE


Brussel, 25 maart 1999.

Aan dhr. F. SWAELEN

Voorzitter van de Senaat

Voorzitter van de commissie Institutionele Aangelegenheden

Betreft : voorstel tot herziening van artikel 150 Grondwet

Geachte voorzitter,

Op uw vraag om te kunnen beschikken over de verslagen van de werkgroep die onder onze leiding de problematiek van de racistische persdelicten heeft onderzocht, kunnen wij U mededelen dat deze werkgroep een louter informeel karakter had en van haar bijeenkomsten geen verslagen zijn opgemaakt.

Op een aantal bijeenkomsten waren vertegenwoordigers van de journalistenverenigingen en van de dagbladuitgevers aanwezig. Over deze vergadering is in de media uitvoerig bericht.

Verscheidene deskundigen en journalisten hebben bij diverse gelegenheden, onder meer op het door de Senaat georganiseerde colloquium over « Justitie en Media », hun standpunt over de herziening van artikel 150 van de Grondwet uiteengezet. Hun standpunten zijn ook terug te vinden in publicaties die voor iedereen beschikbaar zijn.

Om deze redenen heeft de Kamercommissie voor de Herziening van de Grondwet trouwens geoordeeld geen hoorzittingen over de herziening van artikel 150 van de Grondwet te organiseren.

Hoogachtend,

Stefaan DE CLERCK,

Volksvertegenwoordiger

Didier REYNDERS,

Voorzitter PRL-Kamerfractie


(1) Dit gebeurde op de plenaire vergadering van de Kamer van volksvertegenwoordigers van donderdagnamiddag 25 maart 1999 : zie Stuk Kamer, 1998-1999, nr. 1-1936/3.

(2) Art. 27. ­ 1...
Is bij de Kamer van volksvertegenwoordigers een ontwerp of een voorstel van wet aanhangig, dan kan de bevoegde commissie nog vóór de stemming in de Kamer een rapporteur aanwijzen en de behandeling van de tekst aanvatten, zonder stemmingen.

(3) Zie bijlage.

(4) Zie Stuk Senaat, 1997-1998, nr. 1-472/4.

(5) Zie « Justitie en Media », Referaten van het Colloquium georganiseerd door de Senaatscommissie van Justitie, 7-8-9 december 1995, blz. 81 e.v.

(6) Stuk Kamer, nr. 1936/1, 98/99, blz. 1.

(7) Wetsvoorstel strekkende tot het invoeren van een summiere rechtspleging voor het hof van assisen om daadwerkelijke bestraffing van racistische drukpersmisdrijven te bewerkstelligen (Stuk Senaat, 1996-1997, nr. 472/1-4).

(8) Zie supra , algemene bespreking.