1-1131/3

1-1131/3

Belgische Senaat

ZITTING 1998-1999

3 DECEMBER 1998


HERZIENING VAN DE GRONDWET


Herziening van artikel 8 van de Grondwet

Herziening van artikel 8 van de Grondwet

Herziening van artikel 8 van de Grondwet

Herziening van artikel 8 van de Grondwet

Herziening van artikel 8 van de Grondwet

Herziening van artikel 8 van de Grondwet


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE INSTITUTIONELE AANGELEGENHEDEN UITGEBRACHT DOOR DE HEER NOTHOMB


De Commissie voor de Institutionele Aangelegenheden besprak de voorstellen (stukken nr. 1-568/1, 1-573/1, 1-628/1, 1-745/1, 1-902/1) en het ontwerp (Stuk nr. 1-1131/1) tot herziening van artikel 8 van de Grondwet op haar vergaderingen van 12 november, 20 november en 3 december 1998.

I. INLEIDENDE UITEENZETTINGEN

1. Inleiding

De Grondwet van 1831 kent aan vreemdelingen in België dezelfde rechten en vrijheden toe als aan Belgen, met uitzondering van de politieke rechten, waarvan alleen de Belgische onderdanen het genot hebben.

Sinds jaar en dag worden er voorstellen gedaan om de vreemdelingen stemrecht te geven bij gemeenteraadsverkiezingen, om hen zo beter te integreren in het dagelijks leven.

Met het oog op de Europese integratie is ons land er altijd voorstander van geweest stemrecht voor gemeenteraadsverkiezingen te verlenen aan de burgers van de Europese Unie die zich gevestigd hebben in ons land, wat trouwens is vastgelegd in het Verdrag van Maastricht dat het Belgisch Parlement in 1992 heeft goedgekeurd (wet van 26 november 1992).

Stemrecht voor de Europese verkiezingen in België kregen de EU-burgers reeds in 1984, maar daarvoor hoefde men de Grondwet, waarin uiteraard met geen woord over Europese verkiezingen wordt gerept, niet te wijzigen.

Om het interne recht in overeenstemming te brengen met het Verdrag van Maastricht, dat door het Parlement reeds is goedgekeurd, was er wel een herziening nodig van artikel 8. Voortaan diende in de Grondwet het stemrecht voor EU-burgers gekoppeld te worden aan het stemrecht voor niet EU-burgers. Er werd een hele reeks voorstellen ingediend.

Het voorstel tot herziening van artikel 8 van mevrouw Delcourt-Pêtre c.s. (Stuk Senaat, nr. 568/1) wil de hoedanigheid van Belg als noodzakelijke voorwaarde om de politieke rechten uit te oefenen doen vervallen. Hetzelfde voorstel wordt gedaan door de heer Jonckheer c.s. (Stuk Senaat, nr. 573/1).

De hoofdindiener benadrukt dat haar voorstel nr. 568/1 tot herziening van artikel 8 van de Grondwet beoogt enerzijds te voldoen aan de Europese verplichtingen, met name artikel 8B van het Verdrag van Maastricht en de Europese Richtlijn 94/80/EG van 19 december 1994 (verlenen van actief en passief kiesrecht aan de burgers van de Europese Unie voor de gemeenteraadsverkiezingen en de verkiezingen voor het Europees Parlement in de lidstaat waar zij verblijven) en anderzijds de mogelijkheid te openen om aan de burgers van niet-EU-landen die in België verblijven het actief en passief kiesrecht te verlenen. Concreet strekt haar voorstel ertoe de hoedanigheid van Belg als noodzakelijke voorwaarde voor het uitoefenen van politieke rechten te schrappen. Zij betreurt immers dat het ontwerp van herziening van artikel 8 van de Grondwet dat overgezonden werd door de Kamer van volksvertegenwoordigers een onderscheid inschrijft in de Grondwet tussen de burgers van de Europese Unie die in ons land verblijven en de burgers van niet-EU-landen die in ons land verblijven. De spreekster begrijpt wel dat er politieke redenen zijn om dit onderscheid te rechtvaardigen maar zij had liever gezien dat dergelijk onderscheid in een wet zou worden gemaakt en niet in de Grondwet zelf.

Het voorstel van de heer Erdman c.s. (Stuk Senaat, nr. 745/1) vult artikel 8 aan met een nieuw lid dat de wetgever machtigt om de voorwaarden te bepalen waaronder de Europese burgers en de burgers van landen die niet tot de Europese Unie behoren, erkend kunnen worden als kiezer voor de gemeenteraadsverkiezingen en voor de verkiezingen van de districtsraden.

Ook het voorstel van de heer Lallemand c.s. (Stuk Senaat, nr. 628/1) behoudt de nationaliteitsvoorwaarde voor de uitoefening van de politieke rechten, maar voert tezelfdertijd uitzonderingen in voor het provinciale, het gemeentelijke en het binnengemeentelijke kiesrecht. Het voorstel bepaalt bovendien dat de Grondwet andere uitzonderingen kan invoeren (bijvoorbeeld het beslissend referendum).

Het voorstel van de heer Loones c.s. (Stuk Senaat, nr. 902/1) ten slotte is gekoppeld aan zijn voorstel tot wijziging van artikel 162 van de Grondwet, dat de gewesten bevoegdheid wil toekennen inzake de kieswetgeving voor gemeenteraads- en provincieraadsverkiezingen. De gewesten kunnen uitzonderingen invoeren op de vereiste dat men Belg moet zijn om de politieke rechten te kunnen uitoefenen. Al deze voorstellen zijn opgenomen in een vergelijkende tabel in de bijlage van dit verslag (1).

2. Inleidende uiteenzetting door de eerste minister over het ontwerp tot herziening van artikel 8 van de Grondwet (Stuk Senaat, nr. 1-1131/1)

Het ontwerp tot herziening van artikel 8 van de Grondwet heeft een lange voorgeschiedenis. Oorspronkelijk lag een voorstel ter tafel dat zich beperkte tot het uitvoeren van artikel 8B van het Verdrag van Maastricht.

Tijdens de besprekingen in commissie in de Kamer van volksvertegenwoordigers werd de wens geuit dat de herziening van artikel 8 van de Grondwet ook een uitbreiding zou voorzien naar het verlenen van actief en passief kiesrecht aan burgers van niet-EU-landen die in België verblijven. Er werd geopteerd voor een zogenaamde « open Grondwet ». In de bevoegde Kamercommissie werden uiteenlopende standpunten geformuleerd, gaande van diegenen die een volledige gelijkschakeling beoogden tussen de EU-burgers en de niet EU-burgers waarbij zij van oordeel waren dat men een discriminatie zou invoeren in de Grondwet indien men tussen beide bevolkingsgroepen een verschil zou maken, tot diegenen die van oordeel waren dat de herziening van artikel 8 van de Grondwet moest beperkt blijven tot de EU-burgers.

Binnen de bevoegde Kamercommissie is dan gezocht naar een consensus, rekening houdend met het feit dat men voor de herziening van artikel 8 van de Grondwet een tweederde meerderheid nodig heeft. Zo is er gezocht naar een formule waar een tweederde meerderheid van het Parlement kon achterstaan. Oorspronkelijk was voorzien dat de uitbreiding van stemrecht naar de niet-EU-burgers zou kunnen gebeuren bij een tweederde meerderheid. Deze formule is in de bevoegde Kamercommissie als zodanig gestemd en naar de plenaire vergadering van de Kamer van volksvertegenwoordigers gezonden.

De plenaire vergadering heeft dit voorontwerp echter teruggestuurd naar de bevoegde Kamercommissie. Na verdere bespreking is de oplossing gekomen waarvan de tekst nu voorligt. In deze tekst is voorzien in een regeling die voor de EU-burgers en de niet-EU-burgers volledig parallel loopt, maar in een overgangsbepaling is opgenomen dat de regeling voor de niet-EU-burgers slechts na 2001 kan worden uitgevoerd. Na het jaar 2001 zal deze overgangsbepaling met andere woorden geen inhoud meer hebben en zal deze bepaling bij een latere herziening van de Grondwet kunnen wegvallen. Uiteindelijk blijft er dan een artikel 8 van de Grondwet over waarin een volledig parallelle regeling is voorzien voor EU-burgers en niet-EU-burgers, met dien verstande dat er afzonderlijke wetten mogelijk zijn om de regeling uit te voeren.

Aan het stemrecht van de niet-EU-burgers kunnen voorwaarden gekoppeld worden of beperkingen worden gesteld die, omwille van het EG-Verdrag en de Europese richtlijnen, niet van toepassing kunnen zijn op de EU-burgers; zo zou men aan de niet-EU-burgers een verblijfsduur in de gemeente kunnen opleggen die men niet kan opleggen aan de EU-burgers. Voor de EU-burgers moet men immers dezelfde verblijfsduur in de gemeente voorzien als voor de Belgen.

Beide wetten zijn echter gewone wetten : er is geen bijzondere meerderheid meer vereist. In de Kamercommissie werd uitdrukkelijk benadrukt dat het kiesrecht zowel actief als passief kiesrecht betreft, zowel voor de EU-burgers als voor de niet-EU-burgers. Voor de regeling van het actief en passief kiesrecht van de EU-burgers is reeds een ontwerp van uitvoeringswet ingediend door de regering in de Kamer van volksvertegenwoordigers.

Dit wetsontwerp wordt momenteel besproken in de commissie voor de Binnenlandse Aangelegenheden van de Kamer van volksvertegenwoordigers. De regering heeft duidelijk gesteld in de memorie van toelichting bij dit ontwerp van wet dat enkel de bepalingen van de Europese Richtlijn 94/80/EG worden overgenomen en dat er een aantal beperkingen aan het actief en passief kiesrecht worden ingeschreven die toegelaten zijn door de Europese Richtlijn 94/80/EG : bijvoorbeeld voor de aanduiding van de burgemeester en de schepenen is in het wetsontwerp gespecificeerd dat het niet mogelijk is voor de EU-burgers die geen Belg zijn om voor het jaar 2006 schepen te zijn en dat EU-burgers die geen Belg zijn geen burgemeester kunnen worden.

Bovendien verduidelijkt de eerste minister dat de onrechtstreekse mandaten niet geviseerd zijn door deze regeling : bijvoorbeeld OCMW-mandaten. Een deel van deze materie behoort bovendien tot de bevoegdheid van de gemeenschappen. In de Europese Richtlijn 94/80/EG wordt immers duidelijk benadrukt dat enkel rechtstreeks verkozen mandaten worden geviseerd. De eerste minister vat samen dat er strikt uitvoering wordt gegeven aan de bepalingen van artikel 8B van het Verdrag van Maastricht en van de Europese Richtlijn 94/80/EG en dat er een parallelle regering komt voor de niet-EU-burgers, de overgangsbepaling uitgezonderd.

II. ALGEMENE BESPREKING

Een eerste lid is van oordeel dat er zich een aantal merkwaardige evoluties voordoen in verband met stemrecht, de ambities daaromtrent en zelfs met de beperking van de mogelijkheid van de kiezer om in alle vrijheid zijn mening te uiten. Hij stelt vast dat een bepaald gedeelte van de kiezers wenst dat er een onderscheid komt op basis van geslacht van de verkozenen. Deze kiezers wensen dat de helft van de verkozenen vrouwen zijn en de andere helft mannen. De spreker vreest dat deze evolutie ertoe zal leiden dat men op korte termijn een eis zal krijgen dat 50 % mannen - 50 % vrouwen niet correct is en dat van elk van beide groepen een stukje af moet om nog een andere vorm van seksuele geaardheid verkozen te zien. Hij stelt zich de vraag of men binnen enkele tijd gaat zeggen dat men niet alleen autochtone verkozenen moet hebben maar ook een zeker percentage allochtone verkozenen. Maar wanneer men daaraan nog de eis gaat koppelen van bij die allochtonen ook een gewaarborgde vertegenwoordiging van mannen en vrouwen te hebben, dan denkt het lid dat men bij het opstellen van de verkiezingslijsten en bij de verkiezingen een soort algebra zal moeten toepassen in plaats van dat de vrije wil van de kiezer nog tot uiting komt. Men staat zeer ver af van het basisprincipe « 1 man, 1 stem » waarbij men persoonlijk zijn voorkeur voor een kandidaat kan bekend maken.

De fractie van de spreker gaat met het voorliggende ontwerp van herziening van artikel 8 van de Grondwet niet akkoord om de volgende fundamentele redenen :

­ eerste lid van het ontwerp van herziening van artikel 8

1º België is verplicht de Europese verbintenissen die de parlementaire meerderheid is aangegaan, na te komen. Het is niet goed aan de ene kant voorstander te zijn van een Europese Unie en aan de andere kant ­ wanneer daaruit verplichtingen voortkomen ­, niet aan deze verplichtingen te voldoen. Men moet dan ook behoedzaam zijn voor de veroordelingen die door het Hof van Justitie te Luxemburg worden uitgesproken.

2º Men heeft bij de onderhandelingen geen rekening gehouden met de specifieke situatie in dit land, meer bepaald met de specifieke situatie in Brussel. In de pers heeft de spreker vernomen dat de gewezen adjunct-secretaris-generaal van de VN, de heer Suy, gewezen heeft op het risico van het invoeren van het kiesrecht (de facto is dit volgens de spreker een kiesplicht, overeenkomstig de bepalingen daaromtrent in de Belgische Grondwet; hij vraagt zich af hoeveel van de EU-burgers men zal vervolgen indien zij niet zullen gaan stemmen). Deze EU-burgers zullen wellicht een scheeftrekking veroorzaken in Brussel. De Vlamingen bevinden zich daar reeds in een zeer moeilijke situatie en dit zal nog worden verergerd. Men laat bovendien na dit recht te trekken via de introductie van voorwaarden die men had kunnen stellen, bijvoorbeeld voorwaarden in verband met verblijfsduur, kennis van de taal en dergelijke.

­ tweede lid van het ontwerp van herziening van artikel 8.

Dit ontwerp gaat volgens de spreker nog tot grotere problemen leiden. Men gaat immers komen tot het opgeven van een principe dat volgens de spreker één van de weinige traditionele principes is dat enige waarde heeft, namelijk de koppeling van het begrip nationaliteit aan stemrecht. Dit heeft immers zijn waarde bewezen. Hij wijst er bovendien op dat men in de landen van herkomst van de niet-EU-onderdanen geen vragende partij is van de voorgestelde regeling, wel in tegendeel.

Het uitoefenen van stemrecht betekent in België nog altijd « het vervullen van zijn stemplicht », een duidelijke wilsuiting dat men behoort tot een gemeenschap. Integratie is een dynamisch gegeven : dit betekent dat aan de ene kant de ontvangende gemeenschap een aantal mogelijkheden moet geven, een aantal impulsen moet geven, maar dat aan de andere kant diegene die zich wil integreren, ook duidelijk daaraan moet deelnemen en duidelijk de wil tot integratie moet te kennen geven.

Het vragen van de naturalisatie ­ in de wetenschap dat heel wat mensen die deze naturalisatie vragen zelfs hun oorspronkelijke nationaliteit van het land van herkomst behouden ­ is slechts een kleine, psychologische inspanning die moet geleverd worden om duidelijk te maken dat men deel wil uitmaken van deze gemeenschap. Zelfs die kleine inspanning weigert men in het voorliggende ontwerp te vragen en men stelt in tegendeel dat men zomaar ­ weliswaar onder de voorwaarden en op de wijze door de wet bepaald ­ dit stemrecht kan geven. Dit is een fout signaal naar de Belgische burger die zich reeds ­ wanneer hij zich in dezelfde marginale positie bevindt als anderen, maar minder hulp krijgt van de overheid ­ achtergesteld voelt.

De spreker heeft dan ook het amendement hernomen dat door de heren Dewael en Versnick in de Kamer van volksvertegenwoordigers werd ingediend waarbij gevraagd wordt dat deze materie zou worden toegekend aan het Vlaams Parlement en het Waalse Parlement. Dit amendement is volgens de spreker slechts de uitvoering van wat overeengekomen werd in het zogenaamde Sint-Michielsakkoord. Daar werd overeengekomen dat het gemeentelijk stemrecht zou worden overgedragen aan de gemeenschappen en de gewesten. Vandaar dat de spreker vraagt aan de leden van de politieke formaties die in het verleden het Sint Michielsakkoord hebben ondertekend dat zij zijn amendement zouden steunen. Concluderend stelt de spreker dat zijn politieke formatie het voorliggende ontwerp van herziening van artikel 8 van de Grondwet niet zal goedkeuren en dat hij aandringt op de goedkeuring van zijn amendement.

Een tweede lid is verheugd over het voorliggende ontwerp van herziening van artikel 8 van de Grondwet. Hij vindt het positief dat de Grondwet in die zin zal kunnen worden herzien. De spreker is van oordeel dat het verlenen van kiesrecht aan niet-Belgen die in België verblijven beantwoordt aan een noodzaak, in het bijzonder in een periode waarin men van oordeel is dat de betrokkenheid een essentieel politiek gegeven is. In verscheidene andere sectoren, bijvoorbeeld inzake justitie, politie, werd steeds dit begrip gehanteerd. Wanneer men spreekt over stemrecht, moet men nog meer belang hechten aan dit begrip. Het is bij uitstek in de gemeenten dat deze betrokkenheid het grootst is bij het aanpakken van diverse problemen, zoals het onderwijs, het verkeer, veiligheid en netheid van de buurt... Ook de niet-Belgen die in die gemeenten wonen, moeten betrokken worden bij het besluitvormingsproces in de gemeenten. Het is niet alleen vanuit ethisch oogpunt dat het voorliggend ontwerp een noodzaak is. Ook voldoet het ontwerp aan de verplichtingen, opgelegd door de Europese regelgever, wat het actief en passief kiesrecht voor de EU-burgers betreft. België is bovendien verscheidene malen aangemaand door de Europese Commissie om artikel 8B van het Verdrag van Maastricht en de Richtlijn 94/80/EG uit te voeren. De Europese Commissie is zelfs naar het Hof van Justitie te Luxemburg gestapt. De spreker is ook verheugd dat het ontwerp gedragen wordt door een brede politieke consensus. Ook wat de hervormingen inzake politie en justitie betreft, is men erin geslaagd een consensus te vinden tussen acht politieke partijen. Voor het voorliggende ontwerp is de consensus iets minder ruim maar de politieke fractie van de spreker was van oordeel dat het voorwerp van dit ontwerp de breuklijnen tussen meerderheid en oppositie moest kunnen overstijgen. De spreker bevestigt dat zijn fractie dit ontwerp tot herziening van artikel 8 van de Grondwet zal steunen. Hij stelt tevreden vast dat heel wat schroom werd overwonnen :

­ de huiver van diegenen die het verlenen van stemrecht wilden koppelen aan het belastingplichtig zijn : de spreker is verheugd dat deze koppeling niet heeft standgehouden want op deze wijze zou men terug een vorm van censitair kiesrecht hebben ingevoerd in ons grondwettelijk recht; dit zou een onaanvaardbare stap terug in de tijd geweest zijn;

­ de huiver van diegenen die een koppeling wensten te maken met het inbouwen van garanties voor de Vlamingen in Brussel : concreet wenste men terzelfdertijd de gemeentewet te communautariseren zodat het Vlaams Parlement zelf de voorwaarden van de toepassingswet van het nieuwe artikel 8 van de Grondwet zou kunnen vastleggen. De spreker respecteert de verschillende zienswijzen van zijn collega's, maar, voor wat hemzelf betreft, verzet zich uitdrukkelijk tegen deze koppeling. Het betreft twee totaal verschillende problemen. Het verlenen van stemrecht aan niet-Belgen is reeds een voldoende complex dossier zodat er geen andere dossiers, zeker geen communautaire dossiers, moeten worden aan gekoppeld.

De tekst is volgens de spreker een compromis : het kiesrecht voor de EU-burgers wordt onmiddellijk geregeld, dat van de niet-EU-burgers nog niet. Het eerste luik werd ons opgelegd door de Europese regelgeving. Het tweede luik ­ waarbij een overgangsperiode wordt voorzien tot het jaar 2001 ­ is ook ten volle verdedigbaar : de overgangsperiode is volgens de spreker nodig, onder meer om een aantal aarzelingen te overwinnen zodat vanaf de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 ook de niet-EU-burgers aan de gemeenteraadsverkiezingen kunnen deelnemen. Tevens is het belangrijk te benadrukken dat de uitvoeringswet voor het kiesrecht voor de EU-burgers op geen enkel vlak verder gaat dan wat de Europese Richtlijn 94/80/EG voorschrijft : de tekst van de richtlijn laat een aantal beperkingen toe.

Bovendien zijn aan dit ontwerp van herziening van artikel 8 van de Grondwet nog twee andere wetgevende initiatieven verbonden, met name de wet die het stemrecht regelt voor de Belgen die in het buitenland verblijven en de wet die de versoepeling regelt van de Belgische naturalisatie. De spreker heeft vertrouwen in het gegeven woord van alle onderhandelaars. Zijn politieke fractie zal het voorliggende ontwerp tot herziening van artikel 8 van de Grondwet steunen.

Een derde lid wijst er op dat hij, samen met een ander lid van deze Commissie, een voorstel tot herziening van artikel 8 van de Grondwet heeft ingediend (Stuk Senaat, nr. 1-628/1) dat een volledig parallellisme voorzag voor de regeling van het stemrecht voor de EU-burgers en de niet-EU-burgers. Zijn fractie is echter gevoelig voor de inspanningen die zijn geleverd om een consensus te bereiken over het ontwerp dat reeds door de Kamer van volksvertegenwoordigers werd goedgekeurd. Bijgevolg, hoewel de spreker het betreurt dat zijn voorstel en het voorliggende ontwerp van elkaar verschillen, zal zijn fractie het voorliggende ontwerp goedkeuren.

Een volgend lid brengt in herinnering dat het EG-Verdrag bepaalt dat de Europese medeburgers stemrecht zouden krijgen voor de gemeenteraadsverkiezingen. Het lijkt hem dan ook normaal dat die fracties die destijds het Verdrag van Maastricht goedgekeurd hebben ­ en dat gebeurde toen in de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat bij tweederde meerderheid ­ ook de gevolgen daaruit trekken en de Grondwet in overeenstemming brengen met de stemming die zij destijds hebben uitgebracht. Hoewel de spreker destijds geen parlementslid was en hij bijgevolg het Verdrag van Maastricht niet heeft kunnen stemmen, schrijft hij zich toch in op wat men het « politiek erfrecht » zou kunnen noemen.

De spreker heeft alleen enkele vragen bij hetgeen men nu meer doet dan het louter in overeenstemming brengen van de Grondwet met het EG-Verdrag. In die zin dat volgens de bepalingen die in het ontwerp voorliggen, men een aantal consequenties goed moet bekijken :

1º het is niet volledig ondenkbeeldig dat men het Europees burgerschap naar de toekomst toe verder zal uitbreiden en dat men aan de Europese medeburgers ­ bij Europees Verdrag ­ ook het stemrecht zal verlenen voor de parlementsverkiezingen. Volgens de tekst van het voorliggende ontwerp betekent dit dat de uitvoering daarvan bij gewone wet zal geschieden en dat het stemrecht voor de Senaatsverkiezingen niet meer zal goedgekeurd worden in een volledig bicamerale wet maar in een optioneel bicamerale wet waarbij de Senaat enkel nog het recht zal hebben om te evoceren;

2º naar de gemeenschapsparlementen toe, zal de Senaat niet op gelijke hoogte staan als de Kamer van volksvertegenwoordigers. Dit heeft dan voor gevolg dat de gemeenschapssenatoren daarover niet op gelijke hoogte medezeggenschap zouden hebben;

3º deze bepaling laat ook toe dat wanneer een internationaal Verdrag dat zou doen, men nadien ­ na 2001 ­ dat stemrecht dat men voor parlementsverkiezingen geeft aan Europese medeburgers ook bij gewone wet ­ niet alleen voor de Senaat maar ook voor gemeenschapsparlementen zou kunnen toekennen aan niet-Europese medeburgers;

4º deze bepaling betekent ook dat, stel dat men na de komende verkiezingen de gemeentekieswet zou regionaliseren, deze materie, namelijk de uitbreiding van het stemrecht van Europese vreemdelingen naar niet-Europese vreemdelingen een voorbehouden aangelegenheid voor de federale wetgever zou blijven.

Over deze punten wenst het lid van tevoren duidelijkheid te hebben. Bovendien heeft het lid specifieke vragen over de draagwijdte van de woorden « de wet kan ... ». Over welke wet gaat het dan en tot welke consequenties leidt dit ? Tevens wijst het lid er op dat het verlenen van het stemrecht aan de Europese medeburgers in een aantal gemeenten reeds bestaande onrechtvaardigheden verhoogt : bepaalde internationale fiscale bepalingen zorgen ervoor dat sommige Europeanen ­ daarom niet allemaal en ook sommige niet-Europeanen vallen daaronder ­ niet bijdragen tot één van de belangrijkste inkomstenbronnen van de gemeenten, namelijk de aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting. Deze bestaande onrechtvaardigheid vergroot op het ogenblik dat de Europese medeburgers ook medezeggenschap krijgen via de gemeenteraadsverkiezingen in datgene wat men met deze opbrengsten aan gemeente-uitgaven zal besteden. Dit wordt door verschillende personen erkend als een probleem. In functie daarvan heeft het lid een wetsvoorstel ingediend om de gemeenten toe te laten, in de mate dat het overeenkomstig de internationale verdragen mogelijk is, belastingen te herschikken en hun Europese medeburgers in enigermate meer te laten bijdragen dan dat sommigen onder hen op dit ogenblik doen (Stuk Senaat, nr. 1-139/1).

Dit wetsvoorstel werd reeds besproken in de commissie voor de Binnenlandse en de Administratieve Aangelegenheden en werd terecht voor advies doorgestuurd naar de afdeling wetgeving van de Raad van State. Het betreft inderdaad een ingewikkelde juridische materie waarbij ­ indien men terzake wetgevend optreedt ­ men goed moet weten binnen welk kader men zich juridisch plaatst. Het lid verwacht dit advies binnen een maand.

Het lid wenst echter te vernemen van de eerste minister wat, indien het voorstel overeenkomstig het advies van de afdeling wetgeving van de Raad van State mogelijk zou zijn, de houding van de regering daaromtrent is. Ondervraging van de toenmalige minister van Financiën daarover, leerde het lid dat deze minister positief stond ten opzichte van dit wetsvoorstel; de minister verklaarde zelfs dat eenzelfde wetsvoorstel werd ingediend in de Ministerraad. Het lid wenst te vernemen of de regering, op het ogenblik dat uitgeklaard is dat er geen juridische belemmeringen zijn, zijn steun zal uitspreken voor deze wettelijke regeling dan wel niet.

Voor wat de eerste vraag met betrekking tot de interpretatie van het begrip « wet » betreft, verduidelijkt de eerste minister dat men de « wet », in toepassing van artikel 8 van de Grondwet, moet combineren met de wetten die de verkiezingen van de betreffende raden en vergaderingen organiseren : concreet : de toepassingswet die de regering heeft ingediend voor het stemrecht voor de gemeenteraadsverkiezingen is een ontwerp dat de wet op de verkiezingen van de gemeenteraden wijzigt en betreft aldus een optioneel bicameraal ontwerp (art. 78 van de Grondwet). Indien bij een latere EG-verdragswijziging zou worden overeengekomen dat de EU-burgers bij wet de mogelijkheid moeten krijgen om aan alle nationale verkiezingen deel te nemen, dan moet dit gebeuren in overeenstemming met de in voege zijnde verkiezingswet voor de betrokken vergaderingen. Concreet : indien het EU-stemrecht zou worden uitgebreid tot het federale Parlement, is het duidelijk dat, zoals het nu het geval is voor het stemrecht voor het federale Parlement voor de Belgen die in het buitenland verblijven, er hiervoor een wet nodig is die overeenkomstig artikel 77 van de Grondwet bicameraal wordt behandeld. De uitbreiding van de gemeentekieswet gebeurt overeenkomstig artikel 78 van de Grondwet. Het ontwerp van wet dat zou gemaakt worden voor de verkiezingen van de gemeenschaps- en gewestraden, zal met een bijzondere meerderheid moeten worden goedgekeurd. De « wet » moet met andere woorden op deze verschillende wijzen worden geïnterpreteerd en zal aldus worden ingepast in de betrokken kieswetgeving. Bovendien moet « wet » ook zo worden geïnterpreteerd dat, indien men deze wet zou overdragen aan de gewesten en gemeenschappen, de « wet » later als « decreet » zal moeten worden geïnterpreteerd. De dynamiek hiervoor is reeds voorzien in de Grondwet.

Voor wat betreft het bijdragen tot de fiscaliteit op het niveau waarop men stemrecht krijgt ­ in casu de gemeenten ­ wijst de eerste minister er op dat dit principe niet mag worden geformuleerd als een voorwaarde voorafgaand aan het kiesrecht omwille van het Europees non-discriminatiebeginsel. Voor wat het principe betreft dat wie in de gemeente stemt, ook fiscaal zijn bijdrage levert tot die gemeente (het is ook die instantie die over de toewijzing van de opbrengst beslist), bestaat er een ruime consensus binnen de regering. Men moet zoveel mogelijk aan dat principe proberen te beantwoorden. Het is echter niet zo dat op dit ogenblik alle vreemdelingen (niet-EU-burgers in de eerste plaats, maar ook de vreemdelingen tout court) geen belastingen zouden betalen. Zij betalen bijna allemaal belastingen op onroerend goed ­ voor zover ze eigenaar zijn van dat onroerend goed ­ en betalen allemaal retributies (huisvuilophalingen en dergelijke). Het grootste deel van de vreemdelingen betaalt ook opcentiemen op de personenbelasting. Het zijn enkel diegenen die een Europees of internationaal statuut hebben of zij die in een ander aangrenzend land belastingplichtig zijn, die daarvan zijn vrijgesteld. Moest bijgevolg een gemeente beslissen geen opcentiemen te heffen op de personenbelasting maar op het onroerend goed, zou er in feite geen probleem zijn.

Samenvattend stelt de eerste minister met andere woorden dat het probleem reëel maar beperkt is. Het kent ook geen grondwettelijke beperkingen. Uit de besprekingen van dit onderwerp in de regering is duidelijk gebleken dat naar het principe toe, om een oplossing te zoeken waarbij burgers in de gemeenten zoveel mogelijk op dezelfde wijze belastingen zouden betalen in de gemeenten, men het eens is om te zoeken naar een oplossing. Over de techniek om dit te bereiken, is er nog geen consensus binnen de regering. De suggestie om het kadastraal inkomen te gebruiken als basis voor betaling werd door sommigen gesteund, maar er werden ook twee bedenkingen gemaakt, namelijk 1º men neemt een basis die, voor wie geen eignaar is, slechts onrechtstreeks een band heeft met zijn werkelijke fiscale draagkracht, 2º hoewel in het voorliggende voorstel van wet van het lid wordt gesteld dat het voorstel moet gepaard gaan met een vermindering van de personenbelasting, blijft het zo dat dit niet noodzakelijk neutraal zou eindigen. Met andere woorden : men kan ook uitkomen op een belastingsverhoging voor bepaalde Belgen en dus niet alleen het effect bekomen dat de niet-Belgen ook zullen meebetalen. Dit zou politiek moeilijkheden kunnen veroorzaken. Maar de eerste minister onderstreept dat de regering met het eerder geschetste principe geen problemen heeft. De eerste minister stelt terzake ook vast dat dit dossier geen enkele communautaire dimensie heeft. Het leeft bij de drie taalgemeenschappen.

De rapporteur wijst er op dat elke uitbreiding van het stemrecht onrust heeft teweeggebracht : er zijn daarvoor voldoende voorbeelden voorhanden : de introductie van het algemeen enkelvoudig stemrecht, het stemrecht voor vrouwen, het verlagen van de leeftijdsvoorwaarde tot 18 jaar.

Tevens wijst hij op het onderscheid dat vroeger werd gemaakt tussen het actief en passief kiesrecht : vrouwen konden reeds parlementslid zijn vooraleer ze zelf stemrecht hadden en in de 19e eeuw kon men verkozen worden zonder het cijnskiesrecht te betalen. Het lid verheugt er zich over dat het kiesrecht voor Belgen die in het buitenland verblijven aan het voorliggende ontwerp werd gekoppeld. Het lid had zelf een wetsvoorstel in die zin ingediend (Stuk nr. 1-610/1), maar dit is achterhaald door het politiek akkoord dat rond dit dossier is gesloten.

De rapporteur is van oordeel dat dit zeer positief is maar wijst er wel op dat de Belgen die verblijven in het Buitenland enkel actief kiesrecht krijgen maar geen passief kiesrecht. De Grondwet wordt immers niet in die zin herzien.

Wat de grond van het voorliggende artikel betreft, herinnert het lid zich nog zeer goed dat de eerste minister, naar aanleiding van de goedkeuring van het Verdrag van Maastricht in de Kamer van volksvertegenwoordigers, uitdrukkelijk stelde dat de ratificatie van dit Verdrag met zich meebracht dat het Parlement zich engageerde om dit Verdrag toe te passen. Het voorliggende artikel komt daaraan gedeeltelijk tegemoet door de Grondwet te herzien en een uitvoeringswet aan te nemen. Door de aanneming van het Verdrag van Maastricht met een zeer ruime meerderheid in de Kamer van volksvertegenwoordigers, de Senaat en de deelparlementen, is men met andere woorden gebonden om uit te voeren.

Het is volgens het lid hoog tijd dat het Verdrag van Maastricht wordt uitgevoerd : hij geeft toe dat men op dit ogenblik als Belg gegeneerd moet zijn omdat België één van de laatste EU-lidstaten is die het kiesrecht voor de EU-burgers internrechtelijk regelt.

De rapporteur is verheugd over het feit dat een open artikel 8 van de Grondwet wordt voorgelegd. Hij is tevens van oordeel dat het onderscheid voorzien tussen de regeling voor de EU-burgers en de niet-EU burgers te rechtvaardigen is : enerzijds is de regeling voor de EU-burgers een tegemoetkomen aan internationale verplichtingen en anderzijds wenste men in het Verdrag van Maastricht uitdrukkelijk bepalingen op te nemen met betrekking tot het Europees burgerschap : dit uit zich bijvoorbeeld in het vrij verkeer van personen binnen de Europese Unie en in het actief en het passief kiesrecht en in een regeling ­ die momenteel via een ontwerp van wet in het Belgisch recht wordt omgezet ­ waardoor de EU-burgers buiten de Europese Unie bescherming kunnen krijgen van een ambassade van een andere EU-lidstaat dan diegene waartoe zij behoren.

Dit zijn drie voorbeelden van het Europees burgerschap. Het verlenen van het actief en passief kiesrecht is het meest zichtbare. De fractie waartoe de rapporteur behoort, zal deze herziening van de Grondwet goedkeuren vanuit de overtuiging dat deze herziening niet alleen noodzakelijk is maar ook gerechtvaardigd.

Een volgend lid is van oordeel dat het voorliggende ontwerp één van de belangrijkste herzieningen van de Grondwet is die ooit werden doorgevoerd gezien de politieke gevolgen van de wijze waarop artikel 8 van de Grondwet zal herzien worden : de politieke verhoudingen, vooral in Brussel maar ook in de Rand rond Brussel zullen drastisch wijzigen.

Het Verdrag van Maastricht werd door het Belgisch Parlement goedgekeurd in 1992. Bij de bespreking van dat Verdrag in de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat heeft de fractie van het lid toen reeds gewezen op de gevolgen van het verlenen van actief en passief kiesrecht aan de EU-burgers voor de politieke positie van de Brusselse vlamingen en van de Vlamingen in de rand rond Brussel. Men verwijst naar het Europees burgerschap dat in het Verdrag van Maastricht inderdaad verbonden is aan het toekennen van het gemeentelijk stemrecht aan de EU-burgers.

Het lid heeft heel wat bedenkingen bij de notie « Europees burgerschap », vooral bij de koppeling van dit begrip aan het toekennen van dat burgerschap. Het lid heeft dat stemrecht niet nodig om zijn Portugese broeders of zijn broeders uit de Languedoc graag te zien. De logica ontsnapt hem nog altijd wanneer men zegt « we zijn nu eenmaal burgers van de Europese Unie ». Dit is volgens het lid gedeeltelijk een toevalstreffer : als de Spanjaarden in België mogen stemmen voor de gemeenteraadsverkiezingen, dan is dit omdat Spanje nu eenmaal toevallig lid is van de Europese Unie. De Tsjech zal nog even moeten wachten en de Zwitser komt helemaal niet in aanmerking.

Tevens begrijpt hij niet dat, indien men van oordeel is dat onderdanen van de Europese Unie mee zouden moeten beslissen in het land waar ze wonen over het overheidsbeleid, enkel gemeentelijk kiesrecht wordt voorzien en niet voor de verschillende parlementen. Dit is volgens het lid niet logisch. Dit stemrecht heeft uiteindelijk niet zoveel te maken met Europees burgerschap. Dit heeft veeleer te maken met een mentaliteit, met een gevoelen te behoren tot een gemeenschap.

Deze mentaliteit creëert men niet door dat stemrecht toe te kennen. De burger ligt wel van dat stemrecht wakker, maar hij ligt niet van Europa wakker. De schuld daarvan ligt onder meer bij de overheid. Het lid herinnert zich dat, toen de Denen zich in 1992 in een referendum tegen het Verdrag van Maastricht uitspraken, men stelde dat men Europa wat beter moest verkopen en wat beter moest uitleggen aan de burgers. Het lid hoorde hetzelfde discours toen in Frankrijk het referendum werd gehouden dat moest beslissen of Frankrijk al dan niet het Verdrag van Maastricht zou goedkeuren en toen het resultaat zeer krap was. Ook Europees Commissaris Van Miert en de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken in de media verklaarden dat dit was omdat men Europa te weinig uitlegde aan de mensen en de mensen meer voorgelicht en warm gemaakt moesten worden voor het Europees project.

Het is volgens het lid echter alleen maar bij woorden gebleven. Men heeft die woorden nooit in daden omgezet. Het is een mythe dat het Europees burgerschap plots gestalte zou krijgen met het toekennen van gemeentelijk stemrecht aan EU-onderdanen.

Een tweede mythe die het lid wenst te ontkrachten is de uitspraak dat Europa België oplegt om dit kiesrecht te verlenen. Zo lijkt het alsof België als lidstaat van de Europese Unie geen enkele impact zou hebben op de Europese besluitvorming. Dat is natuurlijk niet waar. Het Verdrag van Maastricht is door de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat en door de deelparlementen goedgekeurd. België heeft zich die verplichting zelf opgelegd. Men verwijst dan naar de Richtlijn 94/80/EG en ook daar zegt men dat het Europa is dat het oplegt. Ook dat is niet waar volgens het lid. De betreffende richtlijn werd immers onderhandeld door de lidstaten van de Europese Unie, in het bijzonder de ministers van Buitenlandse Zaken. Het is met andere woorden de Belgische regering geweest die zichzelf en het Belgisch Parlement heeft opgelegd hoe dat eurostemrecht moet worden ingevoerd.

Bij deze invoering heeft men bovendien de Raad van State, afdeling wetgeving volledig miskend. De Raad van State, afdeling wetgeving stelde immers in zijn advies dat, vooraleer het Verdrag zou worden goedgekeurd in de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat, de Grondwet diende te worden gewijzigd. Men heeft dit advies naast zich neergelegd. De toenmalige minister van Buitenlandse Zaken heeft toen zelfs nog verwezen naar een advies van de Luxemburgse Raad van State om te argumenteren dat een voorafgaande grondwetsherziening niet nodig was. Door deze procedure is er een bijzonder gevaarlijk precedent geschapen : dit Parlement heeft immers bij gewone meerderheid impliciet de Grondwet gewijzigd. De normale, omslachtige procedure voor grondwetsherziening werd met de voeten getreden.

Met het goedkeuren van de Richtlijn 94/80/EG heeft de Belgische regering impliciet de Grondwet gewijzigd. Dit kan volgens het lid niet. Op basis van dit precedent kan men in de toekomst geconfronteerd worden met een richtlijn die onderhandeld is door de Belgische regering die impliciet België verplicht de Grondwet te wijzigen.

Het lid wijst er op dat het bijzonder lang heeft geduurd dat er een grondwetsherziening kwam : er zijn reeds 6 jaar verlopen sedert de ratificatie van het Verdrag van Maastricht. De voornaamste oorzaak voor deze vertraging ligt bij de Belgische regering die bijzonder lang getalmd heeft om op zoek te gaan naar een tweederde meerderheid. Hij wenst er toch op te wijzen dat vanaf de goedkeuring van het Verdrag van Maastricht er aan Vlaamse kant effectief gewezen is op de mogelijke nefaste politieke gevolgen voor de positie van de Brusselse Vlamingen en voor de politieke verschuivingen die zich ook in de Brusselse rand zouden kunnen voordoen. Men heeft op dat ogenblik reeds fundamentele bedenkingen bij de gevolgen geformuleerd. Men heeft toen gezegd dat het allemaal zo'n vaart wel niet zou lopen : het Verdrag is wel goedgekeurd maar de Grondwet moet nog gewijzigd worden, er moet nog een Europese richtlijn komen, dus nog tijd genoeg om de eventuele bezwaren die te maken hadden met de gevolgen van de onvoorwaardelijke invoering van het eurostemrecht te counteren en op te vangen. Men heeft talloze keren geïnterpelleerd in de Kamer van volksvertegenwoordigers, in de Senaat en in de toenmalige Vlaamse Raad. Men wist aan Vlaamse zijde immers bijzonder goed dat het onvoorwaardelijk invoeren van dat eurostemrecht in geen enkel land van de Europese Unie maar alleen in België bijzonder kwalijke gevolgen zou kunnen hebben op het vlak van de politieke verhoudingen. Er zijn, nog vóór de richtlijn werd goedgekeurd, een aantal moties en resoluties in het Vlaams Parlement goedgekeurd. De eerste was de resolutie van 30 juni 1994 die met een ruime meerderheid in de toenmalige Vlaamse Raad werd goedgekeurd :

« Gelet op de Europese Richtlijn inzake het stemrecht van onderdanen van de Europese Unie bij gemeenteraadsverkiezingen, gelet op de specifieke Belgische situatie met de indeling in gemeenschappen en gewesten, gelet op de afspraken in het kader van het Sint-Michielsakkoord met betrekking tot de bevoegdheid inzake de organieke wetgeving op de plaatselijk besturen en de invloed hiervan op de federale bevoegdheid inzake de organisatie van gemeenteraadsverkiezingen, gelet op het feit dat het belangrijk is dat alle deelnemers aan de gemeenteraadsverkiezingen zouden beschikken over dezelfde rechten en plichten wanneer zij zich in eenzelfde situatie bevinden en dat bijgevolg aan alle kiezers op dezelfde wijze inspanningen moeten worden gevraagd om het actief en het passief kiesrecht te kunnen uitoefenen, is van oordeel dat de omzetting van de richtlijn behoort tot de bevoegdheid van het Vlaams Gewest, is van oordeel dat de bestaande ontwerprichtlijn onvoldoende rekening houdt met de specifieke Belgische situatie, dat de volgende elementen ontbreken : de Luxemburg-clausule, de beperking van het aantal onderdanen van andere lidstaten van de Europese Unie in een gemeenteraad voor de twee eertsvolgende gemeenteraadsverkiezingen tot maximaal één vierde, het voorbehouden van de ambten van burgermeester en schepenen aan de eigen onderdanen en het verbod om parallel te stemmen voor gemeenteraadsverkiezingen in België en in de lidstaat waarvan men de nationaliteit heeft, is van oordeel dat de Europese kiezers die geen onderdaan zijn van het Gewest waarvoor zij hun stem willen uitbrengen voor de gemeenteraadsverkiezingen op gelijke en evenwaardige wijze moeten bijdragen tot het financiële onderschragen van de plaatselijke gewestelijke, gemeenschaps- en federale structuren van de plaats waar zij wonen en verzoekt de Vlaamse regering er op toe te zien 1º dat de procedure vastgelegd in artikel 92quater van de Bijzondere Wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen strikt wordt nageleefd, met name dat overeenkomstig het eerste lid van dat artikel het voorstel van Europese richtlijn tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het actief en passief kiesrecht bij gemeenteraadsverkiezingen ten behoeve van de Europese Unie die verblijven in een lidstaat waarvan zij de nationaliteit niet bezitten wordt overgezonden aan de Vlaamse Raad zodat deze er overeenkomstig het laatste lid van voornoemd artikel 92quater advies kan over uitbrengen; 2º er in overeenstemming met het antwoord van de Vlaamse Minister van Openbare Werken , Ruimtelijke Ordening en Binnenlandse Aangelegenheden op de interpellatie bij de federale regering op aan te dringen dat, alvorens België het voorstel van richtlijn goedkeurt, de federale regering meedeelt hoe zij zal tegemoetkomen aan de volgende Vlaamse bekommernissen : a) dat de stemgerechtigde burgers van de Europese Unie moeten worden onderworpen aan de lokale belastingsplicht, b) dat de mogelijkheid wordt onderzocht dat in een uitzonderingsregel wordt voorzien voor bepaalde gemeenten met een hoge concentratie van burgers van de Europese Unie in België, c) dat de vraag rijst of er in een minimale verblijfsduur moet worden voorzien voor burgers van de Europese Unie alvorens deze kunnen deelnemen aan de gemeenteraadsverkiezingen, d) dat alleen de eigen onderdanen verkiesbaar zijn voor de functies van hoofd of lid van het bestuur van een lokaal lichaam, e) dat in bestuurszaken en op gemeenteraden en raden voor maatschappelijk welzijn in Vlaanderen Nederlands de enige gangbare taal moet zijn, dat hieruit voortvloeit dat de burgemeesters, de schepenen en de voorzitters van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn de streektaal beheersen ». Deze resolutie was ondertekend door de heren Van Rompuy, Van Vaerenbergh, Suykerbuyk, Van Gremberghen en Denijs.

Deze eerste resolutie werd herhaald in de resolutie van 17 november 1994 (2) waarin de bovenvermelde principes werden herbevestigd. Dit alles voor dat de Belgische regering de Europese Richtlijn 94/80/EG heeft goedgekeurd. De Belgische regering heeft met deze resoluties niets gedaan en keurde de richtlijn zonder meer goed. Nochtans had de Belgische regering bij de onderhandelingen over de betreffende richtlijn onder meer de Luxemburg-clausule kunnen inbouwen, maar zij heeft dit niet willen doen. De Belgische regering is enkel teruggekomen met de zogenaamde 20 %-regel waar bijzonder weinig gemeenten aan voldoen en die geen oplossing of antwoord bood op de vrees voor de politieke gevolgen van het onvoorwaardelijk invoeren van dat stemrecht.

Ook over de richtlijn zelf zijn er volgens het lid heel wat betwistingen geweest. Volgens sommige juristen zou artikel 12, § 2, van de Richtlijn 94/80/EG wel degelijk bepalen dat het niet over de 20 %-regel gaat, maar in dit artikel staat : « het Koninkrijk België kan in afwijking van de bepalingen van deze richtlijn de bepalingen van lid 1 onder a) toepassen op een beperkt aantal gemeenten waarvan het ten minste een jaar voor de gemeenteraadsverkiezingen waarvoor het van de afwijking gebruik wenst te maken de namen meedeelt ». Volgens sommige juristen zou de Richtlijn 94/80/EG de Belgische regering in staat stellen om een aantal gemeenten op te geven die een uitzondering kunnen bekomen. Het lid is er quasi zeker van dat de Belgische regering niets zal doen. Het lid erkent dat er een uitzondering is voorzien voor de uitvoerende mandaten. Maar hij stelt zich toch de vraag hoe deze regel zal worden toegepast in de faciliteitengemeenten en in Komen en Voeren waar de schepenen rechtstreeks worden verkozen op een aparte lijst.

Nadat de Europese Richtlijn 94/80/EG was goedgekeurd ging de eerste minister, aldus het lid, op zoek naar een tweederde meerderheid. Er werd hierbij geen rekening gehouden met wat het Vlaams Parlement toen stelde. In een belangrijke resolutie van 25 juni 1997 (3) heeft het Vlaams Parlement een aantal principes herhaald en een aantal voorwaarden gekoppeld aan het herzien van de Belgische Grondwet.

Men heeft volgens dit lid in het Vlaams Parlement op 25 juni 1997 wel degelijk de koppeling gemaakt tussen het invoeren van het eurostemrecht en een gewaarborgde vertegenwoordiging voor de Brusselse Vlamingen op de diverse beleidniveaus, lokaal en gewestelijk, in Brussel. Hij wenst er ook aan te herinneren dat deze koppeling er gekomen is in het Vlaams Parlement op vraag van mevrouw Grouwels ­ toen nog geen minister.

Men heeft vervolgens met allerlei juridische argumenten geschermd, bijvoorbeeld voor wat de fiscaliteit betreft om uit te leggen dat er overeenkomstig de Europese Richtlijn 94/80/EG geen voorwaarden kunnen worden opgelegd wat de fiscaliteit en de verblijfsduur betreft. Maar de twee bijkomende voorwaarden, namelijk de gewaarborgde vertegenwoordiging voor de Brussel Vlamingen en de uitvoering van het Sint Michielsakkoord, zijn twee voorwaarden die met de richtlijn als dusdanig niets te maken hebben en konden met andere woorden worden ingevoerd zonder daarom in te gaan tegen welke internationale verplichting dan ook.

Het lid herhaalt wat de heer Suykerbuyk in het Vlaams Parlement naar aanleiding van het stemmen van die resolutie (4) toen heeft gezegd : « De resolutie eist de onmiddellijke uitvoering van de belofte om de organieke gemeentewet te regionaliseren, omdat dit zal toelaten een coherentere regeling terzake uit te werken.

Ook wordt de eis gesteld de Vlaamse vertegenwoordiging in de Brusselse gemeenten te garanderen. » De heer Van Peel verklaarde op diezelfde gelegenheid : « Ik heb inderdaad met volle overtuiging de voorwaarden goedgekeurd zoals ze zijn geformuleerd in de Vlaamse Raad. Ik sta daar nog steeds achter ...

Met de tekst van de heer Suykerbuyk zoals ze voorligt, kan ik mij volkomen verzoenen. » De heer Van Wallendael zei ook op die gelegenheid : « Collega's, de SP-fractie zal deze resolutie met volle overtuiging goedkeuren. »

Het lid is van oordeel dat deze resolutie toch een resolutie is van politiek belang aangezien zij in het Vlaams Parlement quasi unaniem werd goedgekeurd. Enkel Agalev heeft zich daarbij onthouden. De Belgische regering heeft met deze resolutie echter geen rekening gehouden. In de zoektocht naar de twee-derde meerderheid heeft de eerste minister volgens het lid resoluut naar de Franstaligen gekeken. Nochtans waren de VLD en de VU ook bereid een tweederde meerderheid te leveren indien het Sint Michielsakkoord zou worden uitgevoerd, indien er een gewaarborgde vertegenwoordiging voor de Brusselse Vlamingen uit de bus zou komen. Deze koppeling is er niet gekomen. Dit is zich zeer erg, maar het lid vindt het nog veel erger dat er een andere koppeling is gemaakt, namelijk een koppeling met de eisen van onder meer het PRL-FDF-kartel. Zo is er een koppeling gemaakt tussen het invoeren van het eurostemrecht en de versoepeling van de naturalisaties.

In de loop van de afgelopen jaren heeft het lid altijd twee discours gehoord : één aan Vlaams zijde die het had over de verfijning van de democratie, het Europees burgerschap en dergelijke meer; aan de Franstalige kant was er echter een ander discours : daar heeft men zeer duidelijk, nog vóór het Verdrag van Maastricht was geratificeerd, gezegd dat dit eurostemrecht bijzonder welkom was omdat de Franstaligen daarmee hun posities in Brussel en in de Brusselse rand alleen maar zouden verstevigen. Het lid zou hierover tientallen citaten kunnen aanhalen van vooraanstaande Franstalige politici die dat Europees stemrecht misbruikten door te stellen dat de Vlamingen in Brussel gereduceerd worden tot een minderheid die zelfs niet meer representatief is en dat de Franstaligen in de Brusselse rand hun posities zullen verstevigen om zo heel de problematiek van de Brusselse rand opnieuw op de politieke agenda te brengen.

Het lid geeft als voorbeeld één citaat uit de Gazet van Antwerpen van 1991 van de heer Clerfayt.

Volgens het lid spreekt dit citaat voor zich : de Franstaligen zijn er op gebrand om het eurostemrecht te gebruiken als breekijzer om de Brusselse grenzen open te breken en om de Vlamingen nog meer te minoriseren en om hun posities in de gordel rond Brussel nog te versterken.

Het lid houdt er bovendien aan ter illustratie een aantal cijfers te geven. Volgens hem heeft men ook in het Vlaams Parlement vastgesteld dat de Belgische regering in 1992-1993 niet goed besefte wat de gevolgen zouden kunnen zijn op het politieke vlak. Men is dan stilaan tot de conclusie gekomen dat er effectief beschermende maatregelen voor de Brusselse Vlamingen nodig waren.

De Nederlandstaligen in Brussel gaan er steevast op achteruit. Op dit ogenbliik zijn er voor de Nederlandstaligen 69 op 651 zetels in de 19 Brusselse gemeenten. Dit zijn er alweer 7 minder ten opzichte van de verkiezingen van 1988. In Anderlecht hebben de Nederlandstaligen 10 op 43 zetels, in Brussel-Stad 6 op 47 (- 2 ten opzichte van de vorige gemeenteraadsverkiezingen), in Elsene 0 op 41 (status quo), in Etterbeek 1 op 33, in Evere 5 op 29, in Jette 3 op 33 (- 4 ten opzichte van de vorige gemeenteraadsverkiezingen) enzovoort.

Men heeft berekend dat, indien de burgers van de Europese Unie met een eigen lijst zouden opkomen (dus nog niet zouden stemmen voor Franstalige lijsten), de Nederlandstaligen van die 69 zetels nog eens 14 zouden verliezen zonder gewaarborgde vertegenwoordiging met als gevolg dat de Vlamingen in 8 van de 19 Brusselse gemeenten niet meer zullen vertegenwoordigd zijn (op dit ogenblik is dat het geval in twee gemeenten). Indien het dat is wat men wil, dan moet men dit volgens het lid maar luid en duidelijk zeggen. In de Brusselse rand doet zich hetzelfde fenomeen voor. Daar zijn effectief de Europese onderdanen bondgenoten van de Franstalige partijen, niet alleen in de faciliteitengemeenten maar ook in een aantal andere gemeenten daarrond. Daar waar de Franstaligen al sterk staan in die gemeenten, situeert zich juist de grootste concentratie van de burgers van de Europese Unie.

Bovendien heeft onderzoek uitgewezen dat de meesten onder hen ook voor Franstalige lijsten zullen stemmen. Dit omdat de Franstaligen ook naar die burgers van de Europese Unie toegaan met een totaal andere boodschap dan de Vlaamse partijen. De Vlaamse partijen hebben immers de volgende boodschap aan die mensen te bieden : vragen om respect op te brengen voor de taal van het gebied waar zij wonen. De Franstaligen bieden hen de volgende boodschap : in de faciliteitengemeenten zijn er niet genoeg faciliteiten en men moet ook faciliteiten bekomen voor Europese burgers en in de gemeenten zonder faciliteiten moet het maar eens eindelijk gedaan zijn met het gebruik van het Nederlands als enige bestuurstaal.

De onvoorwaardelijke invoering van het eurostemrecht zal volgens het lid dus nefaste gevolgen hebben voor de politieke vertegenwoordiging van de Vlamingen in de Brusselse gemeenten. Maar niet alleen dit. Indien men hierbij de naturalisaties telt, dan wordt het voor het lid helemaal een ramp. Cijfers van het NIS tonen dit aan. Door de op stapel staande versoepeling komen immers in Brussel alleen reeds 193 000 mensen in aanmerking om de nationaliteit op aanvraag te krijgen. Met het eurostemrecht krijgen 138 000 Europese onderdanen in Brussel stemrecht. Nu reeds zijn er in Brussel 386 000 mensen van vreemde oorsprong en waarvan men weet dat meer dan 85 % uit Latijssprekende landen komt.

Men weet ook dat meer dan 98 % van de naturalisatie-aanvragen in het Frans gebeurt. Diegenen die op die manier de Belgische nationaliteit verwerven, vragen ook in het Frans een identiteitskaart aan. Daar staat tegenover dat bij de laatste gewestraadsverkiezingen in 1995 alle Vlaamse lijsten samen 56 000 stemmen gehaald hebben. Dit was reeds heel wat minder dan in 1989. Dat de Nederlandstaligen geen zetel hebben verloren, is enkel te danken aan de partij waartoe het lid behoort die er een zetel had bijgewonnen. Men is met andere woorden bezig een enorm Franstalig electoraat bij aan het creëren waarbij, indien er geen gewaarborgde vertegenwoordiging is, de Brusselse Vlamingen van de kaart worden geveegd.

De recente naturalisaties zullen zich reeds doen voelen bij de Brusselse Gewestraadsverkiezingen van 1999. Het lid is van oordeel dat men ofwel masochist is, ofwel dat men vooruit moet denken en hij wijst er op dat er reeds sedert 1989 gesproken wordt van een gegarandeerde vertegenwoordiging van de Brusselse Vlamingen. Het is nog steeds niet geregeld. Nochtans, indien men Brussel door de twee taalgemeenschappen wil laten besturen op een gelijkwaardige manier, dan moet er een gewaarborgde vertegenwoordiging komen. In 1993 met het Sint Michielsakkoord heeft men echter weer nagelaten dit te regelen. Het is weer beloofd voor de toekomst ...

Voor het lid is de toekomst vandaag en hij betreurt het te moeten vaststellen dat de garanties voor de Brusselse Vlamingen weer worden afgewezen en verwezen naar de volgende staatshervorming... Als men nog lang wacht, zal de Vlaamse representativiteit zo klein geworden zijn dat de Franstaligen niet meer bereid zullen zijn daarover het debat aan te gaan. Het lid begrijpt niet dat men alle eisen van het Vlaams Parlement, die nochtans redelijk en niet extremistisch waren, zomaar naast zich neer kan leggen.

De Vlaamse minister-president Van den Brande en Vlaams minister Grouwels, bevoegd voor de Brusselse aangelegenheden, hebben nog voorgesteld de discussie over artikel 8 van de Grondwet uit te stellen tot na de volgende verkiezingen omdat dan de koppeling aan de gegarandeerde vertegenwoordiging voor de Brusselse Vlamingen er zou zijn. Zij werden echter teruggefloten door de eerste minister. De zogenaamde « 8 dissidente CVPers » werden ook door de eerste minister teruggefloten.

Het lid stelt vast dat artikel 8 van de Grondwet zal worden herzien zonder een 2/3 meerderheid aan Vlaamse kant. Hij denkt dat dit een primeur is met alle nefaste gevolgen vandien die door hem uitvoerig werden geschetst. De voorwaarden van het Vlaams Parlement waren nochtans niet extremistisch maar gewoon gebaseerd op het feit dat men ook in Brussel de evenwichten moet bewaren. De eerste minister zal volgens het lid verantwoordelijk zijn voor het feit dat deze evenwichten volledig zoek zullen raken in Brussel. Wanneer dit gebeurt, stelt het lid voor dat men maar meteen de andere evenwichten die in dit land gelden op de helling moet zetten.

Bij wijze van afronding geeft het lid de visie op dit dossier van een gespecialiseerde journalist, met name de heer Tastenhoye, verschenen in de Gazet van Antwerpen van 12 maart 1998.

Het lid is er van overtuigd dat de inhoud van het citaat effectief de inzet is van de herziening van artikel 8 van de Grondwet. Het lid kan zich niet voorstellen dat het de bedoeling zou zijn om een politieke ravage aan te richten onder de vertegenwoordiging van de Brusselse Vlamingen in de verschillende gemeenteraden en ook op niveau van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Tenslotte citeert het lid nog een uitspraak van de heer Suykerbuyk, verschenen in De Standaard van 28 oktober 1998.

Het lid is van mening dat het van de Vlaamse meerderheidspartijen zal afhangen of Vlaanderen al dan niet andermaal met de brokken zal zitten.

Een volgend lid verduidelijkt dat hij tot een brede maatschappelijke beweging behoort die sinds meer dan 20 jaar is opgekomen voor het verlenen van democratische rechten aan de brede groep van immigranten, vooral arbeiders, die in de voorbije decennia naar ons land zijn gekomen en die toch in een aantal gemeenten ­ en dan vooral in het Brusselse, maar ook in de grote Vlaamse en Waalse steden ­ een belangrijk deel van de bevolking vertegenwoordigen, zeker in de volkswijken van die gemeenten die vaak ook probleemwijken zijn in veel opzichten.

De fractie waartoe het lid behoort heeft het altijd een democratisch deficit van de eerste orde gevonden dat de politiek over die mensen besliste over hun hoofden heen. Zij mochten nooit mee beslissen over wat er in hun gemeente of wijk gebeurde. Voor de fractie waarvan het lid deel uitmaakt is het op zijn minst toekennen van lokaal stemrecht aan die groep van mensen sinds jaar en dag een belangrijk politiek thema. Vanuit dit standpunt had de goedkeuring van de wijziging van artikel 8 van de Grondwet een hoogdag kunnen zijn.

Het lid betreurt echter de voorliggende tekst van het ontwerp van herziening van artikel 8 van de Grondwet. Deze tekst ligt enkel voor omdat men daartoe gedwongen is geworden door een Europese reglementering die het lid op zichzelf niet betwist. Hij is verheugd over het feit dat de EU-burgers in ons land politieke rechten zullen krijgen op het lokale niveau. Maar de regeling komt er omdat men ertoe gedwongen is en niet helemaal vanuit de volle overtuiging dat het realiseren van stemrecht een belangrijk politieke doelstelling is. Dat is in elk geval de indruk die het lid heeft.

Het is niet daar dat het echte politieke deficit ­ met alle sympathie voor al die Europese onderdanen die het lid met alle plezier dat kiesrecht gunt ­ zich situeert maar wél bij de grote categorie van de niet-EU-burgers. Daar waar het ontwerp van herziening van artikel 8 van de Grondwet een onderscheid maakt tussen de EU-burgers en de niet-EU-burgers en meer bepaald aan de groep van de niet-EU-burgers het stemrecht voorlopig niet toekent, zij het dat de mogelijkheid geopend wordt om het bij de tweede volgende gemeenteraadsverkiezingen misschien wél toe te kennen, faalt het ontwerp. Dat is voor de fractie waartoe het lid behoort bijzonder moeilijk te aanvaarden vanuit de optiek die hij heeft geschetst.

Een ander lid verwijst naar het feit dat in de pers heel wat kritiek te horen was op het ontwerp van herziening van artikel 8 van de Grondwet : zo ook was er de kritische houding van professor Suy, gewezen adjunct-secretaris-generaal bij de VN, aan wiens standpunten men in Vlaanderen over het algemeen veel belang hecht. Professor Suy stelde dat de parlementen en de regeerders in dit land simpele geesten zijn en bijzonder naïef zijn geweest in de hele onderhandeling naar aanleiding van wat rond het Verdrag van Maastricht gebeurd is en de gevolgen daarvan nu voor de wijziging van het artikel 8 van de Grondwet.

Wanneer in artikel 8 van de Grondwet wordt gesteld dat « overeenkomstig de internationale en de supranationale verplichtingen van België » België verplicht is artikel 8 van de Grondwet in de zin te herzien zoals het nu voorligt, dan is dat volgens professor Suy flauwe kul want België had gemakkelijk een « opting out »-clausule kunnen bekomen zonder de minste moeilijkheden. België had dit alleen maar moeten vragen en zou dit gekregen hebben.

Deze beschuldiging is volgens het lid als parlementslid moeilijk te weerleggen naar de publieke opinie toe. Het lid stelt wél in alle duidelijkheid dat zijn fractie het voorliggende ontwerp van artikel 8 van de Grondwet zal goedkeuren zonder het minste voorbehoud.

De eerste minister antwoordt dat de vraag naar een « opting out », zoals verdedigd door professor Suy, zou betekend hebben dat België een « opting out » zou gevraagd hebben op het niveau van het Verdrag zelf. Dit is vergelijkbaar met hetgeen Groot-Brittannië gevraagd heeft voor de Muntunie. Een « opting out » kan men maar bekomen als alle andere lidstaten bereid zijn deze « opting out » toe te staan. De eerste minister kan zich moeilijk inbeelden dat België met zijn traditioneel Europese opstelling ooit een « opting out » zou gevraagd hebben voor deze aangelegenheid.

Een volgend lid formuleert de volgende 4 overwegingen :

1º het lid verheugt er zich over dat er vanuit de Europese Unie een positieve impuls komt : de introductie van het begrip van « Europees burgerschap » was voor de fractie waarvan het lid deel uitmaakt één van de meest politieke punten van het Verdrag;

Men moet immers leren leven in de volgende eeuw of men nu Europeaan, Belg, Vlaming, Waal, Brusselaar is. Het ontwerp dat voorligt, geeft een concrete inhoud aan dit Europees burgerschap. Men mag aan dit debat geen voorwaarden verbinden die betrekking hebben op het behoren tot een taalgebied. Dit helpt de verwezenlijking van de Europese Unie immers niet vooruit. Het lid verheugt zich dus over de impuls die in het Verdrag van Maastricht gegeven werd met betrekking tot het Europees burgerschap.

2º de voorgestelde herziening van artikel 8 van de Grondwet is open maar niet helemaal : reden : de concrete uitvoering van het stemrecht voor niet-EU-onderdanen wordt uitgesteld naar een volgende legislatuur;

3º voor de fractie waarvan het lid deel uitmaakt, is de discriminatie die wordt ingeschreven tussen EU-burgers en niet-EU-burgers niet gerechtvaardigd. Het lid is immers van oordeel dat, aangezien in bepaalde gemeenten - onder meer in Brussel - er reeds lang niet-EU-burgers op legale wijze leven, men deze mensen niet langer kan uitsluiten van het verlenen van stemrecht, zoals dit reeds het geval is in andere EU-lidstaten.

4º Voor wat de Richtlijn 94/80/EG betreft, herinnert het lid eraan dat in het Europees gemeenschapsrecht de richtlijn minimale resultaatsverbintenissen oplegt. Het is elke lidstaat toegestaan verder te gaan dan de bepalingen, voorzien in de richtlijn.

De eerste minister erkent dat de richtlijn inderdaad enkel de minimum-verplichtingen oplegt en dat de lidstaten steeds verder kunnen gaan. Dit is bijvoorbeeld het geval in de uitvoeringswet voor wat de burgemeesters en schepenen betreft.

Een laatste lid wenst te antwoorden op sommige verklaringen van vorige leden. Indien de fractie waarvan het lid deel uitmaakt het voorliggende ontwerp van herziening van artikel 8 van de Grondwet steunt, dan is dit niet om de Vlaamse vertegenwoordiging in Brussel of in de Brusselse rand te doen verminderen, maar dan is dit enerzijds omdat België zijn internationale verplichtingen zou nakomen en anderzijds om het Europees burgerschap te versterken.

Het probleem van de gegarandeerde minimumvertegenwoordiging van de Vlamingen in Brussel, is voor het lid een probleem dat in de eerste plaats enkel de Vlamingen aangaat. Indien dit probleem bestaat, dan is dit omdat er te weinig Vlaams electoraat is in Brussel. Indien er meer Vlamingen in Brussel zouden wonen, zou het huidige probleem onbestaande zijn.

Eén van de vorige sprekers verwees naar de laatste gemeenteraadsverkiezingen van 1988 en 1994 om de achteruitgang van de Vlaamse aanwezigheid aan te tonen : dit probleem is met andere woorden een bestaand Belgisch probleem, niet verbonden met het verlenen van kiesrecht aan de EU-burgers.

Vanuit democratisch oogpunt is het een probleem te zeggen dat, indien via de gewone weg van verkiezingen, een bepaalde culturele groep niet vertegenwoordigd is in een raad, men de wetten met betrekking tot het algemeen, enkelvoudig stemrecht gaat wijzigen. Bovendien aanvaardt dit lid de vergelijking tussen de taalpariteit in de federale regering en de wijziging bij wet van de samenstelling van een verkozen vergadering niet.

Tenslotte wenst het lid nog de volgende twee vragen te stellen aan de eerste minister :

­ in de twee leden van het ontwerp van herziening van artikel 8 van de Grondwet spreekt men van « de wet kan regelen ». Het lid begrijpt het woord « kan »in het tweede lid dat betrekking heeft op de niet-EU-burgers, maar niet voor de EU-burgers in het eerste lid : waarom spreekt men daar niet van « de wet regelt... ». Het antwoord dat door de regering in de bevoegde commissie van de Kamer van volksvertegenwoordigers terzake werd gegeven, gaf het lid geen voldoening;

­ de eerste minister verklaarde in zijn inleidende uiteenzetting dat de beoogde regeling enkel van toepassing zal zijn op rechtstreekse verkiezingen, wat de OCMW-raden uitsluit.

Het lid wijst er echter op dat in bepaalde faciliteitengemeenten de OCMW-raden, tezamen met de gemeenteraden, rechtstreeks worden verkozen. Is de beoogde regeling hiervoor ook van toepassing of niet ? Indien niet, dan is volgens het lid het gevaar groot dat er een verschil in samenstelling zou kunnen ontstaan tussen de gemeenteraden en de OCMW-raden van dezelfde gemeenten.

De eerste minister houdt eraan de oorsprong van het voorliggende ontwerp van herziening van artikel 8 van de Grondwet in herinnering te brengen : de oorsprong ligt bij het Verdrag van Maastricht. Sommige leden van de commissie betreuren het dat er geen volledig parallellisme is voorzien tussen de EU-burgers en de niet-EU-burgers.

Het is nochtans een feit dat het Europees burgerschap bestaat en dat er tussen Europeanen onderling een verschil is tussen zij die het EU-burgerschap bezitten en zij die dit niet bezitten. Hij is van oordeel dat het verschil tussen de twee leden van het ontwerp van de herziening van artikel 8 van de Grondwet geen ongeoorloofde discriminatie inhoudt.

Op de vraag van het lid antwoordt de eerste minister dat, vanuit juridisch oogpunt, het lid gelijk heeft, voor wat zijn eerste opmerking betreft. Het is voornamelijk om politieke redenen dat er voor het nieuwe derde lid van artikel 8 van de Grondwet staat « de wet kan regelen ».

Maar de politieke onderhandelaars die de stelling verdedigden van de non-discriminatie tussen de EU-burgers en de niet-EU-burgers wilden een identieke tekst voor beide groepen.

Wat de tweede vraag betreft, verduidelijkt de eerste minister dat alle OCMW-raden uitgesloten zijn van de beoogde regeling, ook die OCMW-raden die rechtstreeks worden verkozen. Het gevaar voor verschillende meerderheden in de gemeenteraad en de OCMW-raad kan zich volgens de eerste minister enkel voordoen in het schoolvoorbeeld waarbij de EU-burgers verkozen zouden worden op louter Europese lijsten. Indien zij kandidaat zouden zijn op lijsten van bestaande politieke partijen, zal het geheel van de lijst stemmen in de gemeenteraad om de leden van de OCMW-raden aan te stellen. Maar er zijn geen niet-Belgische-EU-burgers die kandidaat kunnen zijn.

Op het niveau van de politieke vertegenwoordiging, denkt de eerste minister dat de opmerkingen van het lid niet opgaan. Hij is van oordeel ­ en de ervaringen van de landen waar men reeds aan buitenlanders stemrecht heeft gegeven, hebben hem daarin gelijk gegeven ­ dat de EU-burgers niet wezenlijk anders zullen stemmen dan de Belgen. Het is enkel in het tegenovergestelde geval dat de geschetste hypothese door het lid zich zou kunnen voordoen.

Bovendien wijst de eerste minister er nog op dat de EU-burgers ook niet mee zullen kunnen participeren aan de provincieraadsverkiezingen. Dit is niet voorzien in het ontwerp van uitvoeringswet dat door de regering in het Parlement is ingediend.

Hetzelfde lid merkt op dat zowel het kiesrecht als de verkiesbaarheid aan voorwaarden worden onderworpen. Waarom handelt artikel 8 alleen over het kiesrecht en niet over de verkiesbaarheidsvoorwaarden ? Voor wat de verkiezing van de wetgevende kamers betreft, bevat de Grondwet bepalingen zowel voor het kiesrecht als voor de verkiesbaarheid.

De vice-eerste minister verwijst naar het verslag van de Kamercommissie voor de herziening van de Grondwet en de hervorming der instellingen (Stuk Kamer, nr. 354/5, 95/96, blz. 4 eerstvolgende). Het begrip « stemrecht » in het ontworpen artikel 8 betreft het actief en het passief stemrecht. Het begrip « politieke rechten » wordt bewust niet gebruikt, want de begripsinhoud daarvan heeft een ruimere strekking dan het actief en passief stemrecht.

Het lid stemt hiermee in, doch stelt zich de vraag waarom die intentie niet expressis verbis in de ontworpen tekst is opgenomen, bijvoorbeeld door de woorden « het kiesrecht en de verkiesbaarheid » te gebruiken.

De vice-eerste minister blijft erbij dat het ontworpen artikel 8 voldoende duidelijk is. In de Kamer werd trouwens een amendement ingediend dat ertoe strekte de woorden « het stemrecht » te vervangen door de woorden « de politieke rechten » (Stuk Kamer, nr. 354/2, 95/96, amendement nr. 1). Het amendement werd echter ingetrokken, omdat de inhoud van het begrip « politieke rechten » voor discussie vatbaar is.

Er werd bovendien uitdrukkelijk verklaard dat met het woord « stemrecht » zowel het actief als het passief stemrecht wordt bedoeld.

Aangezien, ten slotte, ook het door het Verdrag van Maastricht ingevoegde artikel 19 van het EG-Verdrag het begrip « actief en passief kiesrecht » vermeldt, dekt de notie « stemrecht » in het ontworpen artikel 8 van de Grondwet zowel het actief als het passief stemrecht.

III. BESPREKING VAN HET ARTIKEL

Enig artikel

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1131/2, amendement nr. 1), luidende :

« Het enige artikel opheffen. »

Verantwoording

Stemrecht moet in principe gekoppeld blijven aan de nationaliteit. Het is dermate gemakkelijk geworden om onze nationaliteit te verwerven, dat de weigering deze aan te nemen ofwel betekent dat men hier slechts tijdelijk verblijft, ofwel dat men weigert zich te integreren. Het verlenen van stemrecht aan mensen die de nationaliteit niet verworven hebben, verhoogt bovendien de kans op segregatie.

Alle andere amendementen dienen dan ook te worden beschouwd als subsidiaire amendementen.

Het amendement nr. 1 wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 bij 1 onthouding.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1131/2, amendement nr. 2), luidende :

« Dit artikel vervangen als volgt :

« Enig artikel. ­ De in artikel 128, § 1, bedoelde regel bepaalt welke de vereisten zijn waaraan men moet voldoen om het actief en passief kiesrecht bij gemeenteraadsverkiezingen te kunnen uitoefenen.

Wat het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad betreft, wordt voormeld kiesrecht ingevoerd bij wet. Deze wet dient met tweederde meerderheid te worden goedgekeurd.

Overgangsbepaling :

In afwachting van de in het derde en vierde lid bedoelde regelen, blijft de staat van Belg vereist voor de uitoefening van deze politieke rechten. »

Verantwoording

De problematiek van de tweederde meerderheid in de gemeenschapsparlementen is in feite niet van wezenlijk belang.

De indiener van het amendement verklaart dat het Sint-Michielsakkoord onder meer voorzag in de regionalisering van de gemeente- en provinciewet en van de kieswetgeving die daarop betrekking heeft. Hiermee werd rekening gehouden bij de herzieningsverklaring, maar de politieke afspraak werd nog niet omgezet in een grondwetsherziening.

Het amendement bepaalt, in de geest van het Sint-Michielsakkoord, dat de voorwaarden voor het kiesrecht en de verkiesbaarheid niet bij wet, maar bij decreet moeten worden geregeld. Alleen voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest moet het stemrecht bij wet worden ingevoerd.

Het amendement nr. 2 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heren Boutmans en Jonckheer dienen een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1131/2, amendement nr. 3), luidende :

« Dit artikel vervangen als volgt :

« Enig artikel. ­ Artikel 8, tweede lid, van de Grondwet wordt vervangen door de volgende leden :

« De staat van Belg is vereist voor de uitoefening van de politieke rechten, behalve voor het provinciale, het gemeentelijke en het binnengemeentelijke kiesrecht, en voor de uitzonderingen die de Grondwet toestaat.

De Grondwet en de wet bepalen welke de andere vereisten zijn waaraan men moet voldoen om de politieke rechten te kunnen uitoefenen. »

Verantwoording

Dit amendement is gebaseerd op het voorstel van wet (Stuk Senaat, nr. 629/1, 1996-1997) van de heren Lallemand, Mahoux en c.s. van 13 mei 1997.

Dit vormt een tussenvoorstel tussen een volledige open herziening en een sterk beperkte herziening van het grondwetsartikel. Bovendien sluit het ook dicht aan bij de situatie in enkele andere Europese landen.

Het amendement nr. 3 wordt verworpen met 11 stemmen bij 1 onthouding.

De heer Coveliers dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1131/2, amendement nr. 4), luidende :

« Dit artikel vervangen als volgt :

« Enig artikel. ­ Artikel 8 van de Grondwet wordt aangevuld met het volgende lid :

« In afwijking van het tweede lid en ter uitvoering van een wet, aangenomen met de in artikel 4, laatste lid, bepaalde meerderheid, kan het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel het gemeentelijk stemrecht toekennen aan de kiezers die de staat van Belg niet bezitten, onder de voorwaarden en op de wijze door het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel bepaald.

Dat decreet en die in artikel 134 bedoelde regel moeten worden aangenomen met een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen, op voorwaarde dat de meerderheid van de leden van de betrokken raad aanwezig is. »

Verantwoording

In navolging van het VLD-herzieningsvoorstel van artikel 162 van de Grondwet, waarbij de organieke wetgeving inzake provincies en gemeenten wordt geregionaliseerd, de desbetreffende kieswetgeving inbegrepen, is het logisch om de regeling van het gemeentelijk stemrecht van niet-Belgen eveneens te regionaliseren.

Het amendement nr. 4 wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 bij 1 onthouding.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1131/2, amendement nr. 5), luidende :

« Telkens het woord « stemrecht » vervangen door de woorden « gemeentelijk stemrecht ».

Verantwoording

Stemrecht voor alle andere instanties (van OCMW-raad over provincieraad tot gewest- en gemeenschapsparlementen en Kamer en Senaat) is slechts mogelijk voor wie de nationaliteit bezit. Niet alleen werd terzake op Europees vlak terecht niets bepaald. Bovendien zou het onaanvaardbaar zijn dat het nationale politieke beleid mee zou bepaald worden door buitenlanders. Dit zou de souvereiniteit verder uithollen. Tenslotte kan het niet door de beugel dat het Franstalig kiezerscorps in Brussel-Halle-Vilvoorde en in het Brussels Gewest in één klap met tienduizenden wordt uitgebreid.

Het argument dat deze kwestie best gedeconstitutionaliseerd wordt met het oog op latere Europese richtlijnen snijdt geen hout. Er zijn immers nog andere grondwettelijke bepalingen die in dat geval zouden gewijzigd moeten worden (bijvoorbeeld artikel 64 en 69). Bovendien moet tot elke prijs vermeden worden dat het ooit zover komt.

De indiener van het amendement verklaart dat artikel 8 van de Grondwet wordt herzien wegens de internationale en supranationale verplichtingen van België. Dit wordt zelfs in het ontworpen artikel 8 zelf vermeld.

De verplichtingen waarvan sprake vloeien voort uit het Verdrag van Maastricht. Het Verdrag maakt echter enkel gewag van het gemeentelijk stemrecht, terwijl de ontworpen tekst handelt over het stemrecht in het algemeen. Op grond van die tekst is het mogelijk dat het stemrecht niet alleen voor de gemeenteraadsverkiezingen wordt uitgebreid, maar ook voor de verkiezingen voor de wetgevende Kamers, de raden van de gemeenschappen en de gewesten, enz. Daarover staat echter niets in het Verdrag van Maastricht ingeschreven.

Men hoeft voorts niet te schermen met mogelijke toekomstige Europese richtlijnen. Indien men die wenst om te zetten in het interne Belgische recht, zal men andere grondwetsartikelen moeten herzien, bijvoorbeeld de artikelen 64 en 69 met betrekking tot de verkiezingen voor de wetgevende Kamers.

Om die reden dient artikel 8 van de Grondwet uitsluitend op het gemeentelijk stemrecht betrekking te hebben.

Het amendement nr. 5 wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 bij 1 onthouding.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1131/2, amendement nr. 6), luidende :

« Dit artikel vervangen als volgt :

« De in artikel 128, § 1, bedoelde regel bepaalt welke de vereisten zijn waaraan men moet voldoen om het actief en passief kiesrecht bij gemeenteraadsverkiezingen te kunnen uitoefenen. Deze regel wordt aangenomen met tweederde meerderheid, tenzij het betrokken Parlement met eenzelfde meerderheid anders bepaalt.

Wat het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad betreft, wordt voormeld kiesrecht ingevoerd bij wet. Deze wet dient met tweederde meerderheid te worden goedgekeurd.

Overgangsbepaling :

In afwachting van de in het derde en vierde lid bedoelde regelen, blijft de staat van Belg vereist voor de uitoefening van deze politieke rechten. »

Verantwoording

Dit is een juridisch meer correcte formulering als amendement nr. 5.

De indiener verklaart dat dit een betere juridische formulering is dan die van het amendement nr. 2, niet dus van het amendement nr. 5 zoals de verantwoording van het amendement verkeerdelijk vermeldt.

De vice-eerste minister verklaart dat de tekst van het ontworpen artikel 8 berust op een bewuste politieke keuze.

Een lid wijst erop dat reeds eerder werd bevestigd dat het begrip « de wet » in het ontworpen tweede lid op een geëigende wijze moet worden geïnterpreteerd. Wanneer de wet het stemrecht voor de Senaat regelt, gaat het om een aangelegenheid waarvoor de Kamer en de Senaat overeenkomstig artikel 77 van de Grondwet gelijkelijk bevoegd zijn. Wanneer de wet het stemrecht voor de Gemeenschaps- en Gewestraden regelt, moet het een bijzondere wet zijn. Het begrip « wet » in het ontworpen artikel 8 heeft bijgevolg niet steeds dezelfde inhoud.

Een lid verklaart dat de regionalisering van de gemeentewet zou meebrengen dat de wet bedoeld in het ontworpen artikel 8, tweede lid, een decreet is.

Het amendement nr. 6 wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 bij 1 onthouding.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1131/2, amendement nr. 7), luidende :

« Het ontworpen derde lid vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;

­ zij moeten personenbelasting betalen aan de gemeente waar zij wonen;

­ zij moeten een actieve kennis van de streektaal kunnen aantonen;

­ zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland;

­ dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van de bevolking een andere dan de Belgische nationaliteit heeft;

­ deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW. »

Verantwoording

Deze voorstellen liggen in het verlengde van de moties van 24 februari 1994, 31 mei 1994 en 17 november 1994 die door de Vlaamse Raad werden goedgekeurd.

1. Het spreekt vanzelf dat de verblijfsvereisten voor buitenlanders strenger zijn dan voor personen met de Belgische nationaliteit. Heel wat Eurocraten verblijven immers maar zeer kortstondig in hun woning in of rond Brussel en nemen de moeite niet om zich te integreren ...

2. Het kan niet zijn dat personen die zelf geen bijdragen leveren voor de gemeentekas belastingen kunnen heffen ten opzichte van de personen die wel betalen. Dit brengt ons opnieuw in een feodaal stelstel ...

3. Het zou onaanvaardbaar zijn dat onze gemeenten zouden bestuurd worden door mensen die de streektaal niet machtig zijn. Verkozenen dienen voor de installatie de kennis van het Nederlands in Vlaanderen, van het Frans in Wallonië en van het Nederlands of het Frans in Brussel, aan te tonen via een weerlegbaar bewijs (diploma of overeenkomstig bewijsstuk). Inzake het actief kiesrecht volstaat een (weerlegbare) verklaring op eer van de betrokkene.

4. Men kan onmogelijk tegelijk kiezer zijn of verkozen zijn in twee verschillende lokale entiteiten, noch binnen, noch buiten de Belgische grenzen.

5. Om de bestaande evenwichten niet in het gedrang te brengen, dient het stemrecht voor de Europese vreemdelingen beperkt te worden tot die gemeenten waar zij minder dan 10 % van de bevolking (van de kiezers) uitmaken. Op die manier wordt een overconcentratie van buitenlanders op bepaalde plaatsen tegengegaan. Zulke situaties verhinderen immers een normale integratie.

De indiener van het amendement verklaart dat het Vlaamse Parlement een aantal moties goedkeurde die aan de toekenning van het actief en passief stemrecht aan EU-onderdanen bepaalde vereisten verbinden. Die moties werden goedgekeurd nog vóór de Belgische regering deelnam aan de onderhandelingen over de Europese richtlijn.

De Belgische regering nam niet alleen aan die onderhandelingen deel, maar keurde de richtlijn ook goed. Zij deed zulks vooraleer de Grondwet werd herzien. Eén Belgische minister kan bijgevolg de Belgische Grondwet herzien en aldus de zware herzieningsprocedure omzeilen.

De vereisten die het Vlaams Parlement opsomt, zijn niet excessief. De zogenaamde 20 %-clausule werd bijvoorbeeld door Luxemburg bedongen. Mocht België bij de Europese Unie hebben aangedrongen om de vereisten die het Vlaams Parlement goedkeurde, in de richtlijn in te schrijven, dan zou de Europese Unie hiermee wellicht hebben ingestemd.

Nu voert men een onvoorwaardelijk stemrecht in, hetgeen catastrofale gevolgen zal hebben voor Brussel. Met één pennetrek, verwerven méér dan 134 000 burgers gemeentelijk stemrecht. Het gros onder hen zal voor Franstalige partijen stemmen. Dat kan men die burgers niet kwalijk nemen, maar het heeft wel grote gevolgen.

De toekenning van het stemrecht werd niet gekoppeld aan de vereisten die het Vlaams Parlement vrijwel unaniem goedkeurde. Het stemrecht werd daarentegen wel gekoppeld aan een versoepeling van de naturalisatieprocedure. Voortaan volstaat zelfs bijna een eenvoudig verzoek om de Belgische nationaliteit te verkrijgen indien men meer dan vijf jaar in België verblijft.

De uitbreiding van het stemrecht komt voornamelijk de Franstalige partijen ten goede. Dit is niet anders met de versoepeling van de naturalisatieprocedure. De 193 000 burgers die in aanmerking komen om de Belgische nationaliteit op eenvoudig verzoek te verwerven, zijn immers voor het merendeel Franstalig, vooral in Brussel. Uit de statistieken van het Nationaal Instituut voor de Statistiek blijkt overigens dat de naturalisatieaanvragen voor meer dan 98 % in het Frans worden ingevuld. Het Franstalige electoraat zal bijgevolg gevoelig aangroeien.

Deze cijfers spreken pas echt tot de verbeelding wanneer men ze vergelijkt met de 56 000 stemmen die bij de laatste verkiezingen voor de Brusselse Hoofdstedelijke Raad werden uitgebracht op de Nederlandstalige lijsten. Het moge duidelijk zijn dat de onvoorwaardelijke toekenning van het stemrecht aan niet-Belgische EU-onderdanen een politieke catastrofe inhoudt voor de Brusselse Vlamingen. De delicate Brusselse evenwichten komen op de helling te staan. Wie echter raakt aan de evenwichten in Brussel, raakt tevens aan de evenwichten in België.

Sommigen houden voor dat het verbinden van voorwaarden aan de toekenning van het stemrecht aan niet-Belgische-EU-onderdanen getuigt van een defensieve reflex. Zo hield bijvoorbeeld de heer Gaston Geens, voormalig voorzitter van de Vlaamse Executieve, een pleidooi voor een offensieve strategie : overtuig de EU-onderdanen ervan voor een Nederlandstalige lijst te stemmen. De heer André Monteyne, gemeenteraadslid in Jette en gewezen voorzitter van het Vlaams Comité voor Brussel, gaf in een Vrije Tribune van De Standaard van 23 oktober 1997 een samenvatting van de redenen waarom de toekenning van het stemrecht aan de niet-Belgische EU-burgers aan bepaalde voorwaarden moet worden onderworpen.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 8), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW;

­ deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;

­ dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van het totaal aantal burgers van de Unie niet de Belgische nationaliteit heeft;

­ zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland;

­ zij moeten personenbelasting betalen aan de gemeente waar zij wonen. »

Verantwoording

In dit subamendement is de voorwaarde inzake taalkennis weggevallen.

Het amendement nr. 8 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 9), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW;

­ deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;

­ dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van het totaal aantal burgers van de Unie niet de Belgische nationaliteit heeft;

­ zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland;

­ zij moeten een actieve kennis van de streektaal kunnen aantonen. »

Verantwoording

In dit subamendement is de voorwaarde inzake personenbelasting weggevallen.

Het amendement nr. 9 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 10), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW;

­ deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;

­ dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van het totaal aantal burgers van de Unie niet de Belgische nationaliteit heeft;

­ zij moeten personenbelasting betalen aan de gemeente waar zij wonen;

­ zij moeten een actieve kennis van de streektaal kunnen aantonen. »

Verantwoording

In dit subamendement is de voorwaarde inzake het dubbel kiesrecht weggevallen.

Het amendement nr. 10 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 11), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW;

­ deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;

­ zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland;

­ zij moeten personenbelasting betalen aan de gemeente waar zij wonen;

­ zij moeten een actieve kennis van de streektaal kunnen aantonen. »

Verantwoording

In dit subamendement is de 10 %-voorwaarde weggevallen.

Het amendement nr. 11 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 12), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW;

­ dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van het totaal aantal burgers van de Unie niet de Belgische nationaliteit heeft;

­ zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland;

­ zij moeten personenbelasting betalen aan de gemeente waar zij wonen;

­ zij moeten een actieve kennis van de streektaal kunnen aantonen. »

Verantwoording

In dit subamendement is de verblijfsvoorwaarde weggevallen.

Het amendement nr. 12 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 13), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;

­ dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van het totaal aantal burgers van de Unie niet de Belgische nationaliteit heeft;

­ zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland;

­ zij moeten personenbelasting betalen aan de gemeente waar zij wonen;

­ zij moeten een actieve kennis van de streektaal kunnen aantonen. »

Verantwoording

In dit subamendement is de toegangsvoorwaarde tot bepaalde ambten weggevallen.

Het amendement nr. 13 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 14), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW;

­ zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland;

­ zij moeten personenbelasting betalen aan de gemeente waar zij wonen;

­ zij moeten een actieve kennis van de streektaal kunnen aantonen. »

Verantwoording

In dit subamendement zijn de verblijfsvoorwaarde en de 10 %-voorwaarde weggevallen.

Het amendement nr. 14 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 15), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW;

­ dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van het totaal aantal burgers van de Unie niet de Belgische nationaliteit heeft;

­ zij moeten personenbelasting betalen aan de gemeente waar zij wonen;

­ zij moeten een actieve kennis van de streektaal kunnen aantonen. »

Verantwoording

In dit subamendement zijn de verblijfsvoorwaarde en de voorwaarde inzake het dubbel kiesrecht weggevallen.

Het amendement nr. 15 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 16), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW;

­ dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van het totaal aantal burgers van de Unie niet de Belgische nationaliteit heeft;

­ zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland;

­ zij moeten een actieve kennis van de streektaal kunnen aantonen. »

Verantwoording

In dit subamendement zijn de verblijfsvoorwaarde en de belastingsvoorwaarde weggevallen.

Het amendement nr. 16 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 17), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW;

­ dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van het totaal aantal burgers van de Unie niet de Belgische nationaliteit heeft;

­ zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland;

­ zij moeten personenbelasting betalen aan de gemeente waar zij wonen. »

Verantwoording

In dit subamendement zijn de verblijfsvoorwaarde en de voorwaarde inzake taalkennis weggevallen.

Het amendement nr. 17 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 18), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van het totaal aantal burgers van de Unie niet de Belgische nationaliteit heeft;

­ zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland;

­ zij moeten personenbelasting betalen aan de gemeente waar zij wonen;

­ zij moeten een actieve kennis van de streektaal kunnen aantonen. »

Verantwoording

In dit subamendement zijn de toegangsvoorwaarde tot bepaalde ambten en de verblijfsvoorwaarde weggevallen.

Het amendement nr. 18 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 19), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;

­ zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland;

­ zij moeten personenbelasting betalen aan de gemeente waar zij wonen;

­ zij moeten een actieve kennis van de streektaal kunnen aantonen. »

Verantwoording

In dit subamendement zijn de toegangsvoorwaarde tot bepaalde ambten en de 10 %-voorwaarde weggevallen.

Het amendement nr. 19 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 20), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;

­ dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van het totaal aantal burgers van de Unie niet de Belgische nationaliteit heeft;

­ zij moeten personenbelasting betalen aan de gemeente waar zij wonen;

­ zij moeten een actieve kennis van de streektaal kunnen aantonen. »

Verantwoording

In dit subamendement zijn de toegangsvoorwaarde tot bepaalde ambten en de voorwaarde inzake dubbel kiesrecht weggevallen.

Het amendement nr. 20 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 21), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;

­ dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van het totaal aantal burgers van de Unie niet de Belgische nationaliteit heeft;

­ zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland;

­ zij moeten een actieve kennis van de streektaal kunnen aantonen. »

Verantwoording

In dit subamendement zijn de toegangsvoorwaarde tot bepaalde ambten en de belastingsvoorwaarde weggevallen.

Het amendement nr. 21 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 22), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;

­ dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van het totaal aantal burgers van de Unie niet de Belgische nationaliteit heeft;

­ zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland;

­ zij moeten personenbelasting betalen aan de gemeente waar zij wonen. »

Verantwoording

In dit subamendement zijn de toegangsvoorwaarde en de voorwaarde inzake taalkennis weggevallen.

Het amendement nr. 22 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 23), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW;

­ deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;

­ zij moeten personenbelasting betalen aan de gemeente waar zij wonen;

­ zij moeten een actieve kennis van de streektaal kunnen aantonen. »

Verantwoording

In dit subamendement zijn de 10 %-voorwaarde en de voorwaarde inzake het dubbel kiesrecht weggevallen.

Het amendement nr. 23 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 24), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW;

­ deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;

­ zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland;

­ zij moeten een actieve kennis van de streektaal kunnen aantonen. »

Verantwoording

In dit subamendement zijn de 10 %-voorwaarde en de belastingvoorwaarde weggevallen.

Het amendement nr. 24 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 25), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW;

­ deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;

­ zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland;

­ zij moeten personenbelasting betalen aan de gemeente waar zij wonen. »

Verantwoording

In dit subamendement zijn de 10 %-voorwaarde en de voorwaarde inzake taalkennis weggevallen.

Het amendement nr. 25 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 26), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW;

­ deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;

­ dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van het totaal aantal burgers van de Unie niet de Belgische nationaliteit heeft;

­ zij moeten een actieve kennis van de streektaal kunnen aantonen. »

Verantwoording

In dit subamendement zijn de belastingvoorwaarde en de voorwaarde inzake dubbel kiesrecht weggevallen.

Het amendement nr. 26 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 27), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW;

­ deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;

­ dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van het totaal aantal burgers van de Unie niet de Belgische nationaliteit heeft;

­ zij moeten personenbelasting betalen aan de gemeente waar zij wonen. »

Verantwoording

In dit subamendement zijn de voorwaarden inzake taalkennis en inzake dubbel kiesrecht weggevallen.

Het amendement nr. 27 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 28), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW;

­ deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;

­ dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van het totaal aantal burgers van de Unie niet de Belgische nationaliteit heeft;

­ zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland. »

Verantwoording

In dit subamendement zijn de belastingvoorwaarde en de voorwaarde inzake taalkennis weggevallen.

Het amendement nr. 28 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 29), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW;

­ deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;

­ dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van het totaal aantal burgers van de Unie niet de Belgische nationaliteit heeft. »

Het amendement nr. 29 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 30), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW;

­ deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;

­ zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland. »

Het amendement nr. 30 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 31), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW;

­ deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;

­ zij moeten personenbelasting betalen aan de gemeente waar zij wonen. »

Het amendement nr. 31 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 32), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW;

­ deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;

­ zij moeten een actieve kennis van de streektaal kunnen aantonen. »

Het amendement nr. 32 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 33), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;

­ dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van het totaal aantal burgers van de Unie niet de Belgische nationaliteit heeft;

­ zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland. »

Het amendement nr. 33 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 34), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;

­ zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland;

­ zij moeten personenbelasting betalen aan de gemeente waar zij wonen. »

Het amendement nr. 34 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 35), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;

­ zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland;

­ zij moeten een actieve kennis van de streektaal kunnen aantonen. »

Het amendement nr. 35 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 36), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van het totaal aantal burgers van de Unie niet de Belgische nationaliteit heeft;

­ zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland;

­ zij moeten personenbelasting betalen aan de gemeente waar zij wonen. »

Het amendement nr. 36 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 37), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van het totaal aantal burgers van de Unie niet de Belgische nationaliteit heeft;

­ zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland;

­ zij moeten een actieve kennis van de streektaal kunnen aantonen. »

Het amendement nr. 37 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 38), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van het totaal aantal burgers van de Unie niet de Belgische nationaliteit heeft;

­ zij moeten personenbelasting betalen aan de gemeente waar zij wonen;

­ zij moeten een actieve kennis van de streektaal kunnen aantonen. »

Het amendement nr. 38 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 39), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW;

­ dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van het totaal aantal burgers van de Unie niet de Belgische nationaliteit heeft;

­ zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland. »

Het amendement nr. 39 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 40), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW;

­ zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland;

­ zij moeten personenbelasting betalen aan de gemeente waar zij wonen. »

Het amendement nr. 40 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 41), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW;

­ zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland;

­ zij moeten een actieve kennis van de streektaal kunnen aantonen. »

Het amendement nr. 41 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 42), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW;

­ dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van het totaal aantal burgers van de Unie niet de Belgische nationaliteit heeft;

­ zij moeten personenbelasting betalen aan de gemeente waar zij wonen. »

Het amendement nr. 42 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 43), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW;

­ dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van het totaal aantal burgers van de Unie niet de Belgische nationaliteit heeft;

­ zij moeten een actieve kennis van de streektaal kunnen aantonen. »

Het amendement nr. 43 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 44), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW;

­ zij moeten personenbelasting betalen aan de gemeente waar zij wonen;

­ zij moeten een actieve kennis van de streektaal kunnen aantonen. »

Het amendement nr. 44 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 45), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;

­ dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van het totaal aantal burgers van de Unie niet de Belgische nationaliteit heeft;

­ zij moeten personenbelasting betalen aan de gemeente waar zij wonen. »

Het amendement nr. 45 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 46), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;

­ dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van het totaal aantal burgers van de Unie niet de Belgische nationaliteit heeft;

­ zij moeten een actieve kennis van de streektaal kunnen aantonen. »

Het amendement nr. 46 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 47), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;

­ zij moeten personenbelasting betalen aan de gemeente waar zij wonen;

­ zij moeten een actieve kennis van de streektaal kunnen aantonen. »

Het amendement nr. 47 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 48), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van het totaal aantal burgers van de Unie niet de Belgische nationaliteit heeft;

­ zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland;

­ zij moeten een actieve kennis van de streektaal kunnen aantonen. »

Het amendement nr. 48 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 49), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland;

­ zij moeten personenbelasting betalen aan de gemeente waar zij wonen;

­ zij moeten een actieve kennis van de streektaal kunnen aantonen. »

Het amendement nr. 49 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 50), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;

­ dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van het totaal aantal burgers van de Unie niet de Belgische nationaliteit heeft. »

Het amendement nr. 50 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 51), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;

­ zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland. »

Het amendement nr. 51 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 52), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;

­ zij moeten personenbelasting betalen aan de gemeente waar zij wonen. »

Het amendement nr. 52 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 53), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen;

­ zij moeten een actieve kennis van de streektaal kunnen aantonen. »

Het amendement nr. 53 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 54), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW;

­ deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen. »

Het amendement nr. 54 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 55), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW;

­ dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van het totaal aantal burgers van de Unie niet de Belgische nationaliteit heeft. »

Het amendement nr. 55 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 56), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW;

­ zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland. »

Het amendement nr. 56 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 57), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW;

­ zij moeten personenbelasting betalen aan de gemeente waar zij wonen. »

Het amendement nr. 57 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 58), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW;

­ zij moeten een actieve kennis van de streektaal kunnen aantonen. »

Het amendement nr. 58 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 59), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van het totaal aantal burgers van de Unie niet de Belgische nationaliteit heeft;

­ zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland. »

Het amendement nr. 59 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 60), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van het totaal aantal burgers van de Unie niet de Belgische nationaliteit heeft;

­ zij moeten personenbelasting betalen aan de gemeente waar zij wonen. »

Het amendement nr. 60 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 61), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van het totaal aantal burgers van de Unie niet de Belgische nationaliteit heeft;

­ zij moeten een actieve kennis van de streektaal kunnen aantonen. »

Het amendement nr. 61 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 62), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland;

­ zij moeten personenbelasting betalen aan de gemeente waar zij wonen. »

Het amendement nr. 62 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 63), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland;

­ zij moeten een actieve kennis van de streektaal kunnen aantonen. »

Het amendement nr. 63 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 64), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ zij moeten personenbelasting betalen aan de gemeente waar zij wonen;

­ zij moeten een actieve kennis van de streektaal kunnen aantonen. »

Het amendement nr. 64 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 65), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen kunnen niet benoemd worden tot een uitvoerend ambt, zoals dat van schepen of burgemeester. Zij kunnen ook geen deel uitmaken van de raad of van een bureau van het OCMW. »

Verantwoording

Burgemeesters en schepenen voeren ook taken uit van de hogere overheid onder meer in het kader van het medebewind. Ook in het buitenland worden deze functies exclusief voorbehouden voor de eigen onderdanen (onder andere in de Franse Grondwet). Hoe dan ook dient het kiesrecht voor de EU-burgers zich strikt te beperken tot de gemeenteraad. OCMW-raad wordt door het verdrag niet voorzien.

Het amendement nr. 65 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 66), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ deze personen moeten minimum acht jaar in dit land verblijven en vijf jaar in de gemeente, waar zij dit recht wensen uit te oefenen. »

Verantwoording

Deze verblijfsvereiste is primordiaal, omdat buitenlanders die maar korte tijd in een bepaald land verblijven, nauwelijks interesse hebben voor het politieke gebeuren. De deelname van de buitenlanders aan de verkiezingen wordt op die manier beperkt tot de echt geïnteresseerden. Deze voorwaarde is niet onverenigbaar met het verdrag, aangezien voor de stad Bremen een gelijkaardige uitzondering wordt voorzien (artikel 4, 3º).

Het amendement nr. 66 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 67), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ dit stemrecht kan alleen worden toegekend in gemeenten waar minder dan 10 % van het totaal aantal burgers van de Unie niet de Belgische nationaliteit heeft. »

Verantwoording

Gezien de precaire taalverhoudingen op de plaatsen met veel EU-burgers, moeten extra beperkingen voorzien worden. Vanaf 10 % (zelfs eerder) kan de buitenlandse aanwezigheid de taalverhoudingen in een gemeente helemaal omkeren. Dat kan niet de bedoeling zijn van dit stemrecht.

Op die manier worden te grote concentraties voor een stukje vermeden. Zulke concentraties zijn immers allesbehalve bevorderlijk voor de integratie.

Het amendement nr. 67 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 68), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ zij dienen te verzaken aan hun lokaal kiesrecht in hun herkomstland. »

Verantwoording

Het gaat niet op dat sommige EU-burgers een meervoudig kiesrecht zouden hebben doordat zij op verschillende plaatsen ingeschreven zijn. Dit zou overigens in het voordeel werken van kapitaalkrachtige personen. Er dient een eenvormige regeling uitgewerkt inzake inschrijving.

Het amendement nr. 68 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 69), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ zij moeten personenbelasting betalen aan de gemeente waar zij wonen. »

Verantwoording

Wie vrijgesteld is van belastingsplicht kan onmogelijk medezeggenschap hebben over de belasting van medeburgers. Aangezien de EU-belastingen bijzonder laag zijn, staat niets een onderwerping van de Eurocraten aan de lokale aanvullende personenbelasting in de weg.

Het amendement nr. 69 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 70), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ zij moeten een actieve kennis van de streektaal kunnen aantonen. »

Verantwoording

Mensen die in Vlaanderen geen Nederlands, in Wallonië geen Frans of in Brussel geen Nederlands of Frans verstaan, kunnen onmogelijk een evenwichtig oordeel vormen over de lokale politiek en zijn dus een gemakkelijke prooi voor manipulatoren. Dit geldt a fortiori voor de verkozenen.

Het amendement nr. 70 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 71), dat een subamendement is op het amendement nr. 7 en luidt als volgt :

De voorgestelde tekst vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de volgende voorwaarden :

­ de stemgerechtigde burgers van de Europese Unie dienen onderworpen te zijn aan de lokale belastingsplicht;

­ voor de gemeenten met een hoge concentratie van burgers van de Europese Unie wordt een uitzonderingsregeling voorzien;

­ zij dienen in deze gemeente en in het land gedurende een minimale periode te verblijven;

­ zij kunnen niet worden aangesteld als burgemeester of schepen;

­ burgemeesters, schepenen en OCMW-voorzitters moeten de streektaal aantoonbaar beheersen. »

Verantwoording

Dit is de letterlijke tekst die de Vlaamse Raad in november 1994 heeft goedgekeurd. De tekst is uiterst gematigd. Het zou niet te begrijpen vallen dat de partijen die deze motie ondersteunden nu plots terugkrabbelen.

Het amendement nr. 71 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

Het amendement nr. 7, waarop de subamendementen nrs. 7 tot 71 werden ingediend, wordt eveneens verworpen met 10 stemmen tegen 1 bij 1 onthouding.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 72), luidende :

Het ontworpen derde lid vervangen als volgt :

« Het actief en passief kiesrecht op alle niveaus wordt voorbehouden aan personen met de Belgische nationaliteit.

In afwijking van het vorige lid kan aan burgers van lidstaten van de Europese Unie actief en passief stemrecht verleend worden op gemeentelijk vlak, onder de voorwaarden die bepaald worden door een bijzondere wet, goed te keuren met een meerderheid van twee derde van de leden van Kamer en Senaat. »

De indiener van het amendement verklaart dat de niet-Belgische EU-burgers slechts onder bepaalde voorwaarden actief en passief stemrecht mogen krijgen. Die voorwaarden moeten worden ingeschreven in een bijzondere wet aangenomen met een meerderheid van twee derden van de leden van Kamer en Senaat.

Het amendement nr. 72 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 73), luidende :

A. In het derde lid de woorden « de wet » vervangen door de woorden « het decreet ».

B. Het derde lid aanvullen als volgt :

« Deze regeling geldt niet voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. »

Verantwoording

Dit artikel dient te worden samengelezen met amendement nr. 1 : het is niet de Belgische overheid die deze aangelegenheden moet regelen, doch integendeel de gewesten, met uitzondering van Brussel.

Ter gelegenheid van het Sint-Michielsakkoord werden concrete beloften gedaan in verband met de overheveling van de organieke wetgeving (artikel 162 van de Grondwet) van de gemeenten naar de gewesten. Die beloften moeten worden uitgevoerd. Zo werd een werkgroep in het vooruitzicht gesteld die alles zou coördineren.

In ieder geval wordt ook in de schrikkelnota van het Vlaams Parlement uitgegaan van deze overdracht.

De indiener van het amendement verklaart dat de kieswetgeving niet bij wet doch bij decreet moet worden geregeld, zoals in het Sint-Michielsakkoord werd overeengekomen.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 74), dat een subamendement is op het amendement nr. 73 en luidt als volgt :

A. In het derde lid de woorden « de wet » vervangen door de woorden « voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest de wet en voor het Vlaamse en Waalse Gewest het decreet ».

B. Het derde lid aanvullen met de volgende bepaling :

« Voormelde wet dient met tweederde van de stemmen te worden aangenomen. »

Verantwoording

Dit artikel dient te worden samengelezen met amendement nr. 1 : het is niet de Belgische overheid die deze aangelegenheden moet regelen, doch integendeel de gewesten, met uitzondering van Brussel.

Het amendement nr. 74 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 75), dat een subamendement op het amendement nr. 73B is en luidt als volgt :

De woorden « het Brussels Hoofdstedelijk Gewest » vervangen door de woorden « de Brusselse gemeente Jette ».

De indiener van het amendement herhaalt dat de Nederlandstalige partijen bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen 4 zetels verloren in de gemeente Jette. Nu zijn er nog slechts 3 Nederlandstalige gemeenteraadsleden op een totaal van 33. In Jette wonen er ook 6 % niet-Belgische EU-onderdanen en 6 % niet-EU-onderdanen, allen hoofdzakelijk Franstalig of minstens met een kennis van het Frans. Wanneer deze burgers gemeentelijk stemrecht verwerven, verliezen de Nederlandstalige lijsten in Jette minstens nog een zetel.

Het amendement nr. 75 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 76), dat een subamendement is op het amendement nr. 73B en luidt als volgt :

De woorden « het Brussels Hoofdstedelijk Gewest » vervangen door de woorden « de Brusselse gemeente Oudergem ».

De indiener van het amendement wijst erop dat de Nederlandstalige partijen bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen in Oudergem een zetel verloren, zodat zij nog één zetel behouden op 29. De onvoorwaardelijke toekenning van het stemrecht aan niet-Belgische EU-onderdanen kan leiden tot de volledige verdwijning van de Nederlandstaligen uit de Oudergemse gemeenteraad.

Uit de simulatie waarbij de niet-Belgische EU-onderdanen op eigen lijsten stemmen, blijkt dat de Nederlandstalige lijsten in de Brusselse gemeenten 14 zetels zouden verliezen.

Het amendement nr. 76 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 77), dat een subamendement is op het amendement nr. 73B en luidt als volgt :

De woorden « het Brussels Hoofdstedelijk Gewest » vervangen door de woorden « de Brusselse gemeente Ganshoren ».

De indiener van het amendement geeft toe dat de Nederlandstaligen bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen in de gemeente Ganshoren een zetel wonnen, doch dit is louter te danken aan de tweetalige lijstvorming.

Het amendement nr. 77 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 78), dat een subamendement op is het amendement nr. 73B en luidt als volgt :

De woorden « het Brussels Hoofdstedelijk Gewest » vervangen door de woorden « de Brusselse gemeente Sint-Pieters-Woluwe ».

De indiener van het amendement legt uit dat de Nederlandstaligen ook in Sint-Pieters-Woluwe een zetel verloren bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1994. Nu zijn er nog 4 Nederlandstalige gemeenteraadsleden verkozenen op 33. In de gemeente wonen 14 % niet-Belgische EU-onderdanen. Volgens de simulatie zouden twee VLD-gemeenteraadsleden hun zetel verliezen.

Het amendement nr. 78 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 79), dat een subamendement is op het amendement nr. 73B en luidt als volgt :

De woorden « het Brussels Hoofdstedelijk Gewest » vervangen door de woorden « de Brusselse gemeente Sint-Lambrechts-Woluwe ».

Het amendement nr. 79 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 80), dat een subamendement is op het amendement nr. 73B en luidt als volgt :

De woorden « het Brussels Hoofdstedelijk Gewest » vervangen door de woorden « de Brusselse gemeente Ukkel ».

De indiener van het amendement deelt mee dat er in de gemeente Ukkel twee Nederlandstalige verkozenen op 41 raadsleden zijn. Meer dan 12 % van de bevolking zijn niet-Belgische EU-onderdanen.

Het amendement nr. 80 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 81), dat een subamendement is op het amendement nr. 73B en luidt als volgt :

De woorden « het Brussels Hoofdstedelijk Gewest » vervangen door de woorden « de Brusselse gemeente Vorst ».

In Vorst, zo verklaart de indiener van het amendement, zijn er nog 2 Nederlandstalige raadsleden op 35. Door de onvoorwaardelijke toekenning van het gemeentelijk stemrecht aan de niet-Belgische EU-burgers sneuvelt zeker 1 zetel.

In de overige Brusselse gemeenten heerst een identieke toestand. De politieke aanwezigheid van de Nederlandstaligen is in vele Brusselse gemeenten reeds marginaal. Door de voorgenomen regeling dreigen zij volledig te verdwijnen van het politieke toneel. Hoe kunnen zij de niet-Belgische EU-burgers, die in ruime meerderheid Franstalig zijn of het Frans beheersen, ertoe overhalen te stemmen op een Nederlandstalige lijst ?

Sommigen ­ ook in het Vlaams Parlement ­ eisen voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2000 een gewaarborgde Nederlandstalige vertegenwoordiging in de Brusselse gemeenteraden en in de Brusselse Hoofdstedelijke Raad. Dit zou dan na de verkiezingen van 1999 moeten worden geregeld. Hoe kan men dergelijke onderhandelingen echter aanvatten wanneer de Vlaamse politieke macht in Brussel uitgedoofd is ? Het is hic et nunc, ter gelegenheid van de herziening van artikel 8 van de Grondwet, dat het debat over de gewaarborgde Nederlandstalige vertegenwoordiging moet worden gevoerd. Dat is trouwens ook de eis van het Vlaams Parlement.

Een en ander illustreert trouwens dat de formule van de gemeenschapssenatoren in wezen niet functioneert. Was het niet de bedoeling dat de gemeenschapssenatoren hun respectieve gemeenschappen zouden vertegenwoordigen in de Senaat ? Welnu, dat gebeurt niet. Het Vlaams Parlement vroeg in een resolutie dat het Sint-Michielsakkoord zou worden uitgevoerd wat de organieke wetgeving voor gemeenten en provincies betreft. In diezelfde resolutie drong het Vlaams Parlement aan op de invoering van een gewaarborgde vertegenwoordiging van de Nederlandstaligen in de Brusselse beslissingsorganen. Dat diende te worden gekoppeld aan de herziening van artikel 8 van de Grondwet. De loutere goedkeuring van die resolutie zou met zich moeten brengen dat er geen tweederde meerderheid in de Senaat meer is om artikel 8 te herzien. De facto heeft de stellingname van het Vlaams Parlement echter niet de minste invloed gehad op de standpunten van de partijen. De gemeenschapssenatoren die de resolutie goedkeurden, lijken dat nu reeds vergeten te zijn.

Het amendement nr. 81 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 82), dat een subamendement is op het amendement nr. 73B en luidt als volgt :

De woorden « het Brussels Hoofdstedelijk Gewest » vervangen door de woorden « de Brusselse gemeente Watermaal-Bosvoorde ».

Het amendement nr. 82 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 83), dat een subamendement is op het amendement nr. 73B en luidt als volgt :

De woorden « het Brussels Hoofdstedelijk Gewest » vervangen door de woorden « de Brusselse gemeente Sint-Agatha-Berchem ».

Het amendement nr. 83 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 84), dat een subamendement is op het amendement nr. 73B en luidt als volgt :

De woorden « het Brussels Hoofdstedelijk Gewest » vervangen door de woorden « de Brusselse gemeente Evere ».

Het amendement nr. 84 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 85), dat een subamendement is op het amendement nr. 73B en luidt als volgt :

De woorden « het Brussels Hoofdstedelijk Gewest » vervangen door de woorden « de Brusselse gemeente Schaarbeek ».

Het amendement nr. 85 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 86), dat een subamendement is op het amendement nr. 73B en luidt als volgt :

De woorden « het Brussels Hoofdstedelijk Gewest » vervangen door de woorden « de Brusselse gemeente Brussel-Stad ».

Het amendement nr. 86 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 87), dat een subamendement is op het amendement nr. 73B en luidt als volgt :

De woorden « het Brussels Hoofdstedelijk Gewest » vervangen door de woorden « de Brusselse gemeente Sint-Joost-ten-Node ».

Het amendement nr. 87 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 88), dat een subamendement is op het amendement nr. 73B en luidt als volgt :

De woorden « het Brussels Hoofdstedelijk Gewest » vervangen door de woorden « de Brusselse gemeente Sint-Jans-Molenbeek ».

Het amendement nr. 88 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 89), dat een subamendement is op het amendement nr. 73B en luidt als volgt :

De woorden « het Brussels Hoofdstedelijk Gewest » vervangen door de woorden « de Brusselse gemeente Anderlecht ».

Het amendement nr. 89 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 90), dat een subamendement is op het amendement nr. 73B en luidt als volgt :

De woorden « het Brussels Hoofdstedelijk Gewest » vervangen door de woorden « de Brusselse gemeente Etterbeek ».

Het amendement nr. 90 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 91), dat een subamendement is op het amendement nr. 73B en luidt als volgt :

De woorden « het Brussels Hoofdstedelijk Gewest » vervangen door de woorden « de Brusselse gemeente Elsene ».

Het amendement nr. 91 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 92), dat een subamendement is op het amendement nr. 73B en luidt als volgt :

De woorden « het Brussels Hoofdstedelijk Gewest » vervangen door de woorden « de Brusselse gemeente Sint-Gillis ».

Het amendement nr. 92 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 93), dat een subamendement is op het amendement nr. 73B en luidt als volgt :

De woorden « het Brussels Hoofdstedelijk Gewest » vervangen door de woorden « de Brusselse gemeente Koekelberg ».

Het amendement nr. 93 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

Het amendement nr. 73, waarop de subamendement nrs. 74 tot 93 werden ingediend, wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 bij 1 onthouding.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 94), luidende :

In het derde lid van dit artikel de woorden : « overeenkomstig de internationale en supranationale verplichtingen » doen vervallen.

Verantwoording

Deze bepaling betekent dat internationale organisaties ons zonder meer zouden kunnen verplichten om de grondwettelijke kiesbepalingen te wijzigen. Dit is onaanvaardbaar. Vooraleer internationale verdragen aanvaard of richtlijnen terzake ondertekend kunnen worden, moet de grondwetgever zelf in actie treden.

De indiener van het amendement is van oordeel dat, net zoals de Europese richtlijn op een merkwaardige wijze tot stand gekomen is, ook de goedkeuring van het Verdrag van Maastricht vragen oproept. De Raad van State merkte eertijds reeds op dat de goedkeuring van het Verdrag van Maastricht moest worden voorafgegaan door een herziening van de Grondwet. Het Parlement heeft zich daaraan niet gestoord en keurde het Verdrag goed zonder eerst het huidige artikel 8 van de Grondwet te herzien. Het Verdrag werd goedgekeurd bij gewone meerderheid, terwijl de herziening van de Grondwet een bijzondere meerderheid vergt. De Grondwet werd dus eigenlijk bij gewone meerderheid herzien, want nu is de grondwetgever verplicht de Grondwet aan te passen aan de bepalingen van het Verdrag van Maastricht.

Het amendement nr. 94 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 95), luidende :

Dit artikel aanvullen met een nieuw lid, luidende :

« In alle Brusselse gemeenten wordt de aanwezigheid van de beide gemeenschappen op het lokale vlak verzekerd. Minstens 40 % van de gemeenteraadsleden moet behoren tot de Vlaamse Gemeenschap en minstens 40 % van de gemeenteraadsleden moet behoren tot de Franse Gemeenschap.

De schepencolleges worden paritair samengesteld, de burgemeester uitgezonderd. »

Verantwoording

Dit amendement regelt de verzekerde vertegenwoordiging van de Brusselse Vlamingen op het lokale vlak. Het is precies bij de gemeenteraadsverkiezingen dat de Brusselse Vlamingen het zwakste scoren, enerzijds door het ondemocratische kiessysteem op het lokale vlak en anderzijds door het « burgemeesterseffect », waarbij populaire lokale burgemeesters veel Vlaamse stemmen aantrekken. Hierdoor zijn er in verschillende Brusselse gemeenten geen Vlaamse raadsleden meer, hoewel de Nederlandstaligen in geen enkele Brusselse gemeente minder dan 10 % van de bevolking uitmaken.

Om het voortbestaan van de Vlaamse Gemeenschap in alle delen van Brussel te verzekeren en het broze taalevenwicht in Brussel te herstellen, is het noodzakelijk dat een vaste aanwezigheid van beide taalgroepen in de gemeenteraden verzekerd is en een vaste aanwezigheid binnen het schepencollege.

Om die reden is een gewaarborgde aanwezigheid van minstens 40 % gewettigd.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 96), dat een subamendement is op het amendement nr. 95 en luidt als volgt :

« 40 % » telkens vervangen door « 39 % ».

Verantwoording

Door de prijsgave van de nationaliteitsvereiste, worden alle EU-inwoners in de Brusselse gemeenten op gelijke voet geschakeld en dreigt het « eerstgeboorterecht » van de Brusselse Vlamingen te verdwijnen. Op termijn bestaat dit risico ook in het Brussels Gewest. De Vlaamse Gemeenschap zal hierdoor een minderheid worden onder de vele en de « voorrechten » die de Vlamingen momenteel genieten alsook het tweetalig karakter van Brussel zullen met succes gecontesteerd worden.

Deze evolutie is onaanvaardbaar. Het voortbestaan van de Vlaamse Gemeenschap in Brussel moet worden verzekerd. Vlamingen en Franstaligen moeten daarom, zeker op het gemeentelijk vlak, een speciaal statuut hebben.

Om die reden is een gewaarborgde aanwezigheid van minstens 39 % gewettigd.

Het amendement nr. 96 wordt verworpen met 12 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 97), dat een subamendement is op het amendement nr. 95 en luidt als volgt :

« 40 % » telkens vervangen door « 38 % ».

Verantwoording

De koppeling van deze vaste vertegenwoordiging aan de invoering van het lokale kiesrecht voor de Europeanen is evident : zij zullen vooral voor francofone lijsten stemmen en de Vlamingen meer dan ooit in een minderheidspositie plaatsen. De Vlamingen kunnen zich geen risico's veroorloven. In 1994 verloren we reeds 9 zetels op 78 (achteruitgang met 11 %). Op een totaal van 651 zetels hebben we er nog 69.

De Franstalige partijen laten trouwens overduidelijk blijken dat zij met behulp van de Eurocraten de Vlamingen willen buitenborstelen. Om die reden is een gewaarborgde aanwezigheid van minstens 38 % gewettigd.

Het amendement nr. 97 wordt verworpen met 12 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 98), dat een subamendement is op het amendement nr. 95 en luidt als volgt :

« 40 % » telkens vervangen door « 37 % ».

Verantwoording

De Europese buitenlanders maken deel uit van dezelfde belangengemeenschap als de Franstaligen. De meesten van hen (zelfs het overgrote deel van de journalisten) spreekt enkel Frans (of Engels) en wordt eenzijdig geïnformeerd. Het is utopisch te denken dat de verbondenheid tussen hen en de Franstaligen met een beetje Vlaamse goedwil kan worden doorbroken.

Om die reden is een gewaarborgde aanwezigheid van minstens 37 % gewettigd.

Het amendement nr. 98 wordt verworpen met 12 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 99), dat een subamendement is op het amendement nr. 95 en luidt als volgt :

« 40 % » telkens vervangen door « 36 % ».

Verantwoording

Sommige Vlaamse politici getuigen van een onthutsende naïviteit en gebrek aan terreinkennis. « De Vlamingen halen momenteel 17 % van de stemmen; bij de eurocraten zal ook wel 17 % op een Vlaamse lijst stemmen. » Deze uitspraak getuigt van een ivoren-torenmentaliteit. De EU-buitenlanders hebben er geen enkel objectief belang bij om voor de Vlamingen te stemmen. De VVB berekende dat wij bij de volgende gemeenteraadsverkiezingen (op basis van de bevolkingscijfers van 1994) 14 zetels zullen kwijtspelen aan de eurocraten; hierdoor zouden we nog slechts in 11 van de 19 gemeenten vertegenwoordigd zijn. Het EU-stemrecht is dus levensbedreigend voor de Vlaamse Gemeenschap in Brussel.

Om die reden is een gewaarborgde aanwezigheid van minstens 36 % gewettigd.

Het amendement nr. 99 wordt verworpen met 12 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 100), dat een subamendement is op het amendement nr. 95 en luidt als volgt :

« 40 % » telkens vervangen door « 35 % ».

Verantwoording

Enkele cijfers : in 11 van de 19 Brusselse gemeenten maken de EU-buitenlanders meer dan 10 % uit van de bevolking. Op 11 maart 1997 waren er ruim 138 000 EU-vreemdelingen in Brussel. Ter vergelijking : bij de laatste gewestraadsverkiezingen haalden de Vlaamse lijsten amper 56 746 stemmen; bij de jongste senaatsverkiezingen 70 837.

Om die reden is een gewaarborgde aanwezigheid van minstens 35 % gewettigd.

Het amendement nr. 100 wordt verworpen met 12 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 101), dat een subamendement is op het amendement nr. 95 en luidt als volgt :

« 40 % » telkens vervangen door « 34 % ».

Verantwoording

De buitenlandse bevolking in Brussel blijft alsmaar toenemen, terwijl het aantal autochtonen met meer dan 11 000 per jaar afneemt. Er bestaat de grootste onduidelijkheid over het aantal EU-vreemdelingen dat op termijn in Brussel zal leven. De regering hangt terzake bewust een mistgordijn op. Eén cijfer : de bevolking van de Europese scholen neemt elk jaar met 4 % toe. Hoe lang is de Vlaamse Gemeenschap nog tegen deze vloedgolf bestand ?

Om die reden is een gewaarborgde aanwezigheid van minstens 34 % gewettigd.

Het amendement nr. 101 wordt verworpen met 12 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 102), dat een subamendement is op het amendement nr. 95 en luidt als volgt :

« 40 % » telkens vervangen door « 33 % ».

Verantwoording

Door de massale naturalisaties en derde-generatiegeboorten zijn de officiële bevolkingsstatistieken, waarbij de autochtone bevolking status quo blijft, misleidend. In werkelijkheid moet worden vastgesteld dat de buitenlandse bevolking (nieuwe Belgen inbegrepen) jaarlijks met 10 800 personen aangroeit. Brussel moet opnieuw aantrekkelijk worden gemaakt voor de Vlamingen, ook via de structuren.

Om die reden is een gewaarborgde aanwezigheid van minstens 33 % gewettigd.

Het amendement nr. 102 wordt verworpen met 12 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 103), dat een subamendement is op het amendement nr. 95 en luidt als volgt :

« 40 % » telkens vervangen door « 32 % ».

Verantwoording

Het is duidelijk dat Europa op termijn geen genoegen zal nemen met gemeentelijk kiesrecht. Het zal het lot van « zijn » hoofdstad mee in handen willen nemen. Daarom moet er een afdoende Vlaams tegengewicht ontstaan.

Om die reden is een gewaarborgde aanwezigheid van minstens 32 % gewettigd.

Het amendement nr. 103 wordt verworpen met 12 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 104), dat een subamendement is op het amendement nr. 95 en luidt als volgt :

« 40 % » telkens vervangen door « 31 % ».

Verantwoording

De toekenning van stemrecht aan buitenlanders wanneer die zeer massaal in een bepaalde stad aanwezig zijn, geeft aan Europa een imperialistische uitstraling : het volstaat om ergens met een hoop mensen te gaan wonen, om het recht te verwerven de toekomst van dit stuk mee te bepalen.

Om die reden is een gewaarborgde aanwezigheid van minstens 31 % gewettigd.

Het amendement nr. 104 wordt verworpen met 12 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 105), dat een subamendement is op het amendement nr. 95 en luidt als volgt :

« 40 % » telkens vervangen door « 30 % ».

Verantwoording

Op SP en Agalev na zijn alle partijen voorstander van bijkomende rechten voor de Brusselse Vlamingen.

Om die reden is een gewaarborgde aanwezigheid van minstens 30 % gewettigd.

Het amendement nr. 105 wordt verworpen met 12 stemmen tegen 1.

Het amendement nr. 95, waarop de subamendementen nrs. 96 tot 105 werden ingediend, wordt verworpen met 12 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1131/2, amendement nr. 106), luidende :

« Dit artikel aanvullen met een nieuwe lid, luidende :

« In de zes faciliteitengemeenten rond Brussel en in de Druivenstreek (Overijse, Hoeilaart en Tervuren) is het derde lid niet van toepassing. Het gemeentelijk stemrecht wordt er voorbehouden aan de inwoners met Belgische nationaliteit. »

Verantwoording

De situatie is in elk van deze gemeenten bijzonder precair : het gaat telkens om Vlaamse gemeenten met een groot aantal Franstalige inwoners. Zij maken er vandaag zelfs de meerderheid uit en doen er alles aan opdat de Vlamingen daar zo spoedig mogelijk zouden verhuizen. Het principe van de faciliteiten is hier op grootschalige wijze misbruikt. Zij waren bedoeld om de francofone inwijkelingen te helpen zich te integreren. In plaats daarvan hebben zij, vanuit een nationaal-socialistische herrenmentaliteit de Vlamingen gedwongen zich aan hen aan te passen. Het spreekt vanzelf dat we de francofonie niet nogmaals mogen versterken, want dit zou neerkomen op het platdrukken van de Vlaamse aanwezigheid aldaar.

De indiener van het amendement legt uit dat de ontworpen regeling niet mag gelden voor de zes faciliteitengemeenten rond Brussel en in de Druivenstreek. De Brusselse rand dreigt immers te worden geconfronteerd met dezelfde problemen als de Brusselse gemeenten en de Brusselse Hoofdstedelijke Raad. In de Brusselse rand wonen niet alleen vele Franstaligen, maar ook het gros van de niet-Belgische EU-burgers, die ongetwijfeld in hoofdzaak op Franstalige lijsten zullen stemmen.

Linkebeek heeft nu reeds 70 tot 75 % Franstalige inwoners. De Franstalige lijsten gingen er bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen met 5 % op vooruit. In Linkebeek wonen bovendien 6 % niet-Belgische EU-burgers.

In Kraainem bestaat een gelijkaardige verfransingsgraad. De Franstalige lijsten gingen er in 1994 met 2 % op vooruit. Kraainem heeft 13 % niet-Belgische EU-burgers.

In Wezembeek-Oppem bedraagt de verfransingsgraad 65 tot 75 %. De Franstalige lijsten gingen er in 1994 met 7 % op vooruit. Wezembeek-Oppem heeft 12,5 % niet-Belgische EU-burgers.

In Sint-Genesius-Rode bedraagt de verfransingsgraad 50 tot 55 %. Deze gemeente heeft 9,5 % niet-Belgische EU-onderdanen. Als « corridor » tussen Brussel en Wallonië heeft Sint-Genesius-Rode een strategische betekenis. Indien het gemeentelijk stemrecht onvoorwaardelijk wordt toegekend aan de niet-Belgische EU-onderdanen, wordt ook in deze gemeente een Nederlandstalige meerderheid voorgoed onmogelijk.

Het eurostemrecht is voor de Franstaligen een middel om de Nederlandstaligen in Brussel politiek uit te schakelen én om de Franstalige positie in de faciliteitengemeenten en in de Druivenstreek te versterken. Vanuit die versterkte machtspositie hopen zij de Brusselse rand terug op de politieke agenda te plaatsen.

In Overijse bezitten de Franstalige partijen reeds één derde van de zetels in de gemeenteraad. De niet-Belgische EU-onderdanen maken er 15 % van de bevolking uit. Indien zij allen stemmen op de Union francophone, zouden de Franstaligen in 2000 in Overijse wel eens de meerderheid kunnen verwerven. Dat zou een primeur zijn voor een niet-faciliteitengemeente.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 107), dat een subamendement is op het amendement nr. 106 en luidt als volgt :

De woorden « de Druivenstreek (Overijse, Hoeilaart en Tervuren) » vervangen door de woorden « Overijse en Hoeilaart ».

Verantwoording

Indien het gebied waarin het stemrecht niet wordt toegepast dan toch beperkt moet worden, dan kan in ondergeschikte orde de gemeente Tervuren worden weggelaten. Deze wordt iets minder bedreigd dan Overijse en Hoeilaart, onder meer omdat ze behoort tot een ander arrondissement.

Het amendement nr. 107 wordt verworpen met 12 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 108), dat een subamendement is op het amendement nr. 106 en luidt als volgt :

De woorden « de Druivenstreek (Overijse, Hoeilaart en Tervuren) » vervangen door de woorden « Overijse ».

Verantwoording

Indien het gebied waarin het stemrecht niet wordt toegepast dan toch beperkt moet worden, dan kan in ondergeschikte orde de gemeente Hoeilaart worden weggelaten. Deze wordt iets minder bedreigd dan Overijse, in deze laatste gemeente zijn er nu reeds 10 Franstalige gemeenteraadsleden op 27. Overijse is de eerste gemeente waar een francofone meerderheid dreigt te ontstaan buiten de faciliteitengemeenten.

Het amendement nr. 108 wordt verworpen met 12 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 109), dat een subamendement is op het amendement nr. 106 en luidt als volgt :

De woorden « en de Druivenstreek (Overijse, Hoeilaart en Tervuren) » schrappen.

Het amendement nr. 109 wordt verworpen met 12 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 110), dat een subamendement is op het amendement nr. 106 en luidt als volgt :

De woorden « de zes faciliteitengemeenten rond Brussel en in de Druivenstreek (Overijse, Hoeilaart en Tervuren) » vervangen door de woorden « Sint-Genesius-Rode, Kraainem, Wezembeek-Oppem, Linkebeek en Wemmel ».

Verantwoording

De gemeente Drogenbos is weggevallen. Indien, in zeer ondergeschikte orde, de beperking van het eurocratenstemrecht enkel mag plaatsvinden in gemeenten met een hoge concentratie van EU-burgers, kan de gemeente Drogenbos er eventueel van tussen vallen : in Drogenbos is het aantal eurocraten beperkt tot 6,5 % van de bevolking.

Het amendement nr. 110 wordt verworpen met 12 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 111), dat een subamendement is op het amendement nr. 106 en luidt als volgt :

De woorden « de zes faciliteitengemeenten rond Brussel en in de Druivenstreek (Overijse, Hoeilaart en Tervuren) » vervangen door de woorden « Sint-Genesius-Rode, Kraainem, Wezembeek-Oppem en Linkebeek ».

Het amendement nr. 111 wordt verworpen met 12 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 112), dat een subamendement is op het amendement nr. 106 en luidt als volgt :

De woorden « de zes faciliteitengemeenten rond Brussel en in de Druivenstreek (Overijse, Hoeilaart en Tervuren) » vervangen door de woorden « Sint-Genesius-Rode, Kraainem en Wezembeek-Oppem ».

Het amendement nr. 112 wordt verworpen met 12 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 113), dat een subamendement is op het amendement nr. 106 en luidt als volgt :

De woorden « de zes faciliteitengemeenten rond Brussel en in de Druivenstreek (Overijse, Hoeilaart en Tervuren) » vervangen door de woorden « Sint-Genesius-Rode en Kraainem ».

Het amendement nr. 113 wordt verworpen met 12 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 114), dat een subamendement is op het amendement nr. 106 en luidt als volgt :

De woorden « de zes faciliteitengemeenten rond Brussel en in de Druivenstreek (Overijse, Hoeilaart en Tervuren) » vervangen door het woord « Sint-Genesius-Rode ».

Het amendement nr. 114 wordt verworpen met 12 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 115), dat een subamendement is op het amendement nr. 106 en luidt als volgt :

De woorden « de zes faciliteitengemeenten rond Brussel en in de Druivenstreek (Overijse, Hoeilaart en Tervuren) » vervangen door het woord « Kraainem ».

Het amendement nr. 115 wordt verworpen met 12 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 116), dat een subamendement is op het amendement nr. 106 en luidt als volgt :

De woorden « de zes faciliteitengemeenten rond Brussel en in de Druivenstreek (Overijse, Hoeilaart en Tervuren) » vervangen door het woord « Wezembeek-Oppem ».

Het amendement nr. 116 wordt verworpen met 12 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 117), dat een subamendement is op het amendement nr. 106 en luidt als volgt :

De woorden « de zes faciliteitengemeenten rond Brussel en in de Druivenstreek (Overijse, Hoeilaart en Tervuren) » vervangen door het woord « Linkebeek ».

Het amendement nr. 117 wordt verworpen met 12 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 118), dat een subamendement is op het amendement nr. 106 en luidt als volgt :

De woorden « de zes faciliteitengemeenten rond Brussel en in de Druivenstreek (Overijse, Hoeilaart en Tervuren) » vervangen door het woord « Wemmel ».

Het amendement nr. 118 wordt verworpen met 12 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 119), dat een subamendement is op het amendement nr. 106 en luidt als volgt :

De woorden « de zes faciliteitengemeenten rond Brussel en in de Druivenstreek (Overijse, Hoeilaart en Tervuren) » vervangen door het woord « Drogenbos ».

Het amendement nr. 119 wordt verworpen met 12 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 120), dat een subamendement is op het amendement nr. 106 en luidt als volgt :

De woorden « de zes faciliteitengemeenten rond Brussel en in de Druivenstreek (Overijse, Hoeilaart en Tervuren) » vervangen door de woorden « het arrondissement Halle-Vilvoorde ».

Het amendement nr. 120 wordt verworpen met 12 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 121), dat een subamendement is op het amendement nr. 106 en luidt als volgt :

De woorden « In de zes faciliteitengemeenten rond Brussel en » schrappen.

Het amendement nr. 121 wordt verworpen met 12 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 122), dat een subamendement is op het amendement nr. 106 en luidt als volgt :

De woorden « In de zes faciliteitengemeenten rond Brussel en in de Druivenstreek (Tervuren) » schrappen.

Het amendement nr. 122 wordt verworpen met 12 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 123), dat een subamendement is op het amendement nr. 106 en luidt als volgt :

De woorden « de zes faciliteitengemeenten rond Brussel en in de Druivenstreek (Overijse, Hoeilaart en) » schrappen.

Het amendement nr. 123 wordt verworpen met 12 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 124), dat een subamendement is op het amendement nr. 106 en luidt als volgt :

De woorden « de zes faciliteitengemeenten rond Brussel en in de Druivenstreek (Hoeilaart en Tervuren) » schrappen.

Verantwoording

Overijse is een gemeente met een speciale situatie. De toekenning van gemeentelijk stemrecht aan de Eurocraten (zo'n 18 %) kan er immers leiden tot een machtsovername van de Franstaligen. Dit plezier kan deze dames en heren imperialisten niet gegund worden.

Het amendement nr. 124 wordt verworpen met 12 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 125), dat een subamendement is op het amendement nr. 106 en luidt als volgt :

De woorden « de zes faciliteitengemeenten rond Brussel en in de Druivenstreek (Overijse en Tervuren) » schrappen.

Het amendement nr. 125 wordt verworpen met 12 stemmen tegen 1.

Het amendement nr. 106, waarop de subamendementen nrs. 107 tot 125 werden ingediend, wordt verworpen met 12 stemmen tegen 1.

De heer Van Hauthem dient een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 126), luidende :

Dit artikel aanvullen met een nieuw lid, luidende :

« De verkiezingen zijn vrij; de opkomstplicht wordt afgeschaft. Buitenlanders die onder de voorwaarden van het vorige lid mogen deelnemen, dienen zich evenwel vooraf in te schrijven in een daartoe bestemd register. »

Verantwoording

De invoering van kiesrecht voor de buitenlanders, terwijl de autochtonen gedwongen worden te gaan stemmen, schept een ongeoorloofde discriminatie. De opkomstplicht moet derhalve worden afgeschaft. De meeste Vlaamse partijen toonden zich daar vroeger voorstander van. Het is noodzakelijk dat de buitenlanders die de toekomst van de gemeente waar zij woonachtig zijn mee willen bepalen, voorafgaandelijk een blijk van interesse laten gelden. Dit kan gebeuren via het daartoe bestemde gemeentelijk register. Op die manier kan ook worden nagegaan of wordt voldaan aan de taalvereisten. Ook de artikelen 62 en 68, § 2, die de stemplicht regelen, zullen aangepast moeten worden.

De indiener van het amendement verklaart dat de Belgen nog steeds een opkomstplicht hebben.

Dit moet worden vervangen door een stemrecht.

Het amendement nr. 126 wordt verworpen met 11 stemmen tegen 1 bij 1 onthouding.

De heren Boutmans en Jonckeer dienen een amendement in (Gedr. St. Senaat, 1-1131/2, amendement nr. 127), luidende :

Enig artikel

De ontworpen overgangsbepaling weglaten.

Verantwoording

Het deelnemen aan de democratische besluitvorming, het uitoefenen van politieke rechten en het actief en passief stemrecht, zijn grondrechten waarover alle inwoners moeten kunnen beschikken.

Het nieuwe artikel 8 van de Grondwet opent dit recht, zowel voor EU-burgers als voor niet EU-onderdanen. Maar dit artikel bepaalt geen datum waarop deze grondrechten ook effectief dienen gerealiseerd. Telkens is het een wet die de uitvoering van dit grondwettelijk recht zal regelen. De wetgever zal dus zelf, wanneer daarvoor een meerderheid is, bepalen op welke wijze en wanneer deze rechten worden uitgeoefend.

Door in de overgangsbepaling voor één categorie burgers (niet-EU-onderdanen) deze uitvoeringswet uit te stellen tot na de volgende verkiezingen wordt niet alleen een discriminatie in de Grondwet ingebouwd maar beperkt de Grondwetgever ook de wetgevende bevoegdheid van het Parlement, ook na de verkiezingen van 1999, zelfs tot na 1 januari 2001.

De Grondwetgever nam in het eigenlijke nieuwe artikel 8 de optie voor een open grondwetsherziening. De overgangsbepaling is hiermee grondig in tegenspraak.

Met dit amendement wensen we het Parlement, zeker het nieuwe dat zal verkozen worden in 1999, volop te waarderen.

Het amendement nr. 127 wordt verworpen met 12 stemmen tegen 1.

De commissie besluit, met instemming van de Kamer van volksvertegenwoordigers , het woord « zoals » in het tweede lid te schrappen, evenals de komma tussen het woord « stemrecht » en het woord « zoals » en de komma tussen het woord « lid » en het woord « kan ».

IV. STEMMING OVER HET ENIG ARTIKEL

Het aldus verbeterde enige artikel wordt aangenomen met 11 stemmen tegen 2.

Ten gevolge van de aanneming van het ontwerp tot herziening van artikel 8 van de Grondwet vervallen de voorstellen tot herziening van datzelfde artikel (Gedr. St. Senaat, nrs. 1-568/1, 1-573/1, 1-628/1, 1-745/1, 1-902/1).

Het verslag werd éénparig goedgekeurd door de 8 aanwezige leden.

De rapporteur, De voorzitter,
Charles-Ferdinand NOTHOMB. Frank SWAELEN.

TEKST VERBETERD DOOR DE COMMISSIE VOOR DE INSTITUTIONELE AANGELEGENHEDEN


Enig artikel

Artikel 8 van de Grondwet wordt aangevuld met de volgende leden :

« In afwijking van het tweede lid kan de wet het stemrecht regelen van de burgers van de Europese Unie die niet de Belgische nationaliteit hebben, overeenkomstig de internationale en supranationale verplichtingen van België.

Het stemrecht [...] bedoeld in het vorige lid kan door de wet worden uitgebreid tot de in België verblijvende niet-Europese Unie onderdanen, onder de voorwaarden en op de wijze door haar bepaald.

Overgangsbepaling

De wet bedoeld in het vierde lid kan niet worden aangenomen vóór 1 januari 2001. »


BIJLAGE


Proposition
nº 568/1
de Mme Delcourt-
Pêtre
et consorts
­
Voorstel
nr. 568/1
van mevrouw
Delcourt-
Pêtre c.s.
Proposition
nº 573/1
de M. Jonckheer
et consorts
­
Voorstel
nr. 573/1
van de heer
Jonckheer c.s.
Proposition
nº 628/1
de MM. Lalle-
mand, Mahoux
et consorts
­
Voorstel
nr. 628/1
van de heren Lalle-
mand, Mahoux c.s.
Proposition
nº 745/1
de M. Erdman et
consorts
­
Voorstel
nr. 745/1
van de heer
Erdman c.s.
Proposition
nº 902/1
de M. Loones
et consorts
­
Voorstel
nr. 902/1
van de heer
Loones c.s.
SUPPRIMER la condition de nationalité pour l'exercice des droits politiques. ­ SCHRAPPEN van nationaliteitsvereiste voor het uitoefenen van politieke rechten X X
PRINCIPE/PRINCIPE :
Maintien de la condition de nationalité. ­ Nationaliteitsvereiste gehandhaafd X X X
EXCEPTION/UITZONDERING :
Élections provinciales. ­ Provincieraadsverkiezingen X X
Élections communales et intracommunales. ­ Gemeentelijke en binnengemeentelijke verkiezingen X X X
Exceptions autorisées par la Constitution. ­ Uitzonderingen die de Grondwet toestaat X
Loi telle que visée à l'article 77 de la Constitution règle les modalités et les conditions d'octroi du droit de vote aux citoyens et aux non-citoyens de l'UE. ­ Wet als bedoelt in artikel 77 van de Grondwet regelt wijzen en voorwaarden om EU- en niet-EU-burgers kiesrecht te verlenen X
Les régions fixent par décret les conditions afférentes au droit de vote. ­ De gewesten bepalen bij decreet de vereisten voor het kiesrecht X
Dans la Région de Bruxelles-Capitale, l'ordonnance en question doit être approuvée à la majorité dans chaque groupe linguistique. Représentation minimum garantie et droit de codécision par le groupe linguistique le moins nombreux dans tous les organes et institutions des communes. ­ In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest moet de betreffende ordonnantie worden goedgekeurd met een meerderheid in elke taalgroep. Gegarandeerde minimumvertegenwoordiging en medebeslissingsrecht voor minst talrijke taalgroep in alle organen en instellingen van de gemeenten X
Entrée en vigueur de la réglementation lors des prochaines élections communales. ­ Regeling in werking bij de eerstvolgende gemeenteraadsverkiezingen X X X

(1) Zie bijlage.

(2) Gedr. St., Vl. P., 1994-1995, nr. 622/1.

(3) Gedr. St., Vl. P., 1996-1997, nr. 704/1.

(4) Vl. P., Handelingen van 25 juni 1997.