1-185

1-185

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCES DU JEUDI 14 MAI 1998

VERGADERINGEN VAN DONDERDAG 14 MEI 1998

(Vervolg-Suite)

VRAAG OM UITLEG VAN DE HEER GORIS AAN DE MINISTER VAN JUSTITIE OVER « HET VERBOD TOT WAPENDRACHT VAN DE BIJZONDERE VELDWACHTERS »

DEMANDE D'EXPLICATIONS DE M. GORIS AU MINISTRE DE LA JUSTICE SUR « L'INTERDICTION DE PORT D'ARMES PAR LES GARDES-CHAMPÊTRES PARTICULIERS »

De voorzitter. ­ Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Goris.

Het woord is aan de heer Goris.

De heer Goris (VLD). ­ Mijnheer de voorzitter, we vernamen via het maandelijks tijdschrift Wild ­ Jacht & Natuur van de koninklijke Sint-Hubertusclub van België dat de minister een wetsontwerp voorbereidt dat de bestaande wapenwet moet vervangen en waarin hij voorziet in de afschaffing van artikel 62 van het Veldwetboek, dat bepaalt : « De bijzondere veldwachters mogen gewapend zijn met geweren van meer dan één schot. »

Als motivatie voor deze afschaffing wordt aangehaald dat de bewapening van deze wachters wordt geregeld door de gewestelijke jachtdecreten. Het Vlaams Instituut voor de Bijzondere Veldwachter meldt echter dat noch in de jachtwet van 28 februari 1882 noch in het jachtdecreet van 24 juli 1991 voor het Vlaams Gewest melding wordt gemaakt van de bewapening van de bijzondere veldwachter. Bovendien vallen de bijzondere veldwachters onder het Veldwetboek. Ze worden aangesteld op grond van artikel 61 van dit wetboek. De jachtwetten en -decreten omvatten slechts een deel van hun opdracht.

Artikel 61 van het Veldwetboek bepaalt immers : « In plattelandsgedeelten hebben openbare instellingen en bijzondere personen het recht bijzondere wachters aan te stellen om hun vruchten en gewassen, de vruchten en gewassen van hun pachters of huurders en hun eigendommen van welke aard ook te beschermen, als mede hun vis- en jachtrechten (bossen inbegrepen) te bewaken. »

Daarenboven worden de bevoegdheden van de bijzondere veldwachters eveneens geregeld door het Wetboek van Strafvordering.

Artikel 16 luidt : « De in artikel 203 van de nieuwe gemeentewet bedoelde veldwachters, de boswachters en de bijzondere veldwachters zijn, ieder van hen op het grondgebied waarvoor hij is beëdigd, belast met het opsporen van de wanbedrijven en overtredingen tegen land- en boseigendommen. Zij maken processen-verbaal op tot vaststelling... »

Artikel 17 bepaalt : « De in artikel 203 van de nieuwe gemeentewet bedoelde veldwachters, de boswachters en de bijzondere veldwachters staan, als officier van de gerechtelijke politie, onder toezicht van de procureur des Konings, onverminderd hun ondergeschiktheid aan hun meerderen in het bestuur. »

Door de wetswijziging die de minister overweegt, zouden de bijzondere veldwachters, zijnde officieren van gerechtelijke politie, worden ontwapend. Op het gebied van bewapening zouden ze worden gelijkgesteld met de gewone burger. Zowel bij nacht als overdag zouden ze ongewapend het hoofd moeten bieden aan eventueel gewapende personen en benden die zich schuldig maken aan misdrijven tegen land- en boseigendommen, aan jachtdelicten, aan stroperij en andere milieudelicten. Dat het dragen van een vuurwapen een afschrikwekkend en preventief effect heeft, is toch een niet te verwaarlozen argument.

Nauwelijks twee weken geleden werd in ons land staatsvijand nummer één, Marc Dutroux, gevat dankzij het koelbloedige en doordachte optreden van een bijzondere veldwachter. De bewapening van de boef enerzijds en van de bijzondere veldwachter anderzijds, kwam bij dit verhaal uitvoerig aan bod. Het zal de publieke opinie ongetwijfeld bijzonder sterk verrassen dat de minister deze waardevolle en goed opgeleide politiemensen in de nabije toekomst wil ontwapenen.

Ik had dan ook graag van de minister vernomen : of hij inderdaad van plan is om artikel 62 uit het Veldwetboek te lichten; of hij de argumenten van het Vlaams Instituut voor de Bijzondere Veldwachter dan zomaar overboord gooit; of hij intussen misschien overweegt, vooral dan na de recente gebeurtenissen in de bossen van Herbeumont, om zich te verzetten tegen het schrappen van het bewuste artikel 62 ?

De voorzitter. ­ Het woord is aan minister Van Parys.

De heer Van Parys, minister van Justitie. ­ Mijnheer de voorzitter, over het statuut van de bijzondere veldwachters bestaan er blijkbaar een aantal misverstanden. Ik kan de heer Goris onmiddellijk geruststellen. Er werd nooit overwogen om de veiligheid van deze veldwachters in het gedrang te brengen door ze te ontwapenen. Artikel 62 van het Veldwetboek bepaalt dat bijzondere wachters gerechtigd zijn om geweren te dragen. De opheffing van artikel 62 zoals gepland in het voorontwerp, zou voor de bijzondere veldwachters normaal geen enkel praktisch effect ressorteren. Ik verklaar me nader.

De huidige wapenwet bepaalt nu reeds dat de regels inzake gunningsplicht niet van toepassing zijn voor de leden van de ordediensten die bij koninklijk besluit zijn aangeduid. Daaronder vallen zowel de politiediensten als de boswachters van de drie gewesten, maar de bijzondere veldwachters behoren niet tot deze groep. Inzake wapendracht vallen ze dus onder de gewone wetten; ze hebben dus een vergunning nodig om een verweerwapen te mogen dragen en moeten een wettige reden kunnen inroepen om een jacht- of sportwapen te dragen. Hun functie van bijzondere veldwachter is reeds een voldoende grond om deze vergunning te verkrijgen. Ze vormt de wettige reden voor het dragen van een jacht- of sportwapen. Artikel 62 van het Veldwetboek is in deze context dan ook volledig achterhaald.

Omtrent het statuut van bijzondere veldwachters bestaat blijkbaar heel wat onduidelijkheid en het bericht van hun nakende ontwapening heeft nogal wat onrust veroorzaakt. Artikel 62 vormt geen essentieel element en in de schrapping wordt overwogen in een poging om het oude Veldwetboek op te smukken. In het belang van de rechtszekerheid en in het kader van een veel meer omvattend voorontwerp tot herziening van de wapenwet, ben ik echter bereid artikel 62 van het Veldwetboek te handhaven zodat niet de minste onduidelijkheid kan bestaan. De veiligheid van de bijzondere veldwachters staat op die manier niet langer ter discussie.

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Goris.

De heer Goris (VLD). ­ Mijnheer de voorzitter, de minister heeft overschot van gelijk om te opteren voor de rechtszekerheid en dus voor het behoud van artikel 62. Op die manier bewijst hij een dienst aan de bijzondere veldwachters die effectief vreesden voortaan bij nacht en ontij het bos te worden ingestuurd zonder vuurwapen. Dit antwoord zal de betrokkenen verheugen en hun motivatie voor het vervullen van hun opdracht ten goede komen.

De voorzitter. ­ Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

We zetten onze werkzaamheden voort vanmiddag om 15 uur.

Nous poursuivrons nos travaux cet après-midi à 15 heures.

De vergadering is gesloten.

La séance est levée.

(De vergadering wordt gesloten om 10.55 uur.)

(La séance est levée à 10 h 55.)