1-985/2

1-985/2

Belgische Senaat

ZITTING 1997-1998

1 JULI 1998


Wetsvoorstel tot beperking van de cumulatie van het mandaat van federaal parlementslid en Europees parlementslid met andere ambten


AMENDEMENTEN


Nr. 1 VAN DE HEREN BOUTMANS EN DARAS

Art. 3

A) In het 2º van het tweede lid van het nieuw in te voegen artikel 1quater in de wet van 6 augustus 1931 de woorden « of van de raad van bestuur » doen vervallen.

B) Het 3º van het tweede lid van het nieuw in te voegen artikel 1quater in de wet van 6 augustus 1931 doen vervallen.

Verantwoording

Zelfde verantwoording als amendement nr. 1 van het wetsvoorstel nr. 1-984/1.

Nr. 2 VAN DE HEER BOUTMANS EN DARAS

Art. 3

Het nieuw in te voegen artikel 1quater in de wet van 6 augustus 1931 aanvullen met een nieuw lid, luidende :

« Hetzelfde mandaat mag evenmin worden gecumuleerd met een lidmaatschap van een adviesorgaan waarvan de opdracht of een van de opdrachten erin bestaat advies te verstrekken aan de Kamer van volksvertegenwoordigers, de Senaat, een gemeenschaps- of gewestraad, de verenigde vergadering of een van de taalgroepen bedoeld in artikel 60 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, de federale regering of een of verscheidene van haar leden, een gewest- of gemeenschapsregering of een of verscheidene van haar leden, dan wel aan een van de in artikel 60 van dezelfde bijzondere wet bedoelde colleges of een of verscheidene van zijn leden. »

Verantwoording

Dit amendement moet het voortaan onmogelijk maken dat een lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers of van de Senaat tijdens de uitoefening van zijn mandaat in een adviesorgaan zetelt dat advies verstrekt aan een wetgevende vergadering of aan een regering. In de eerste plaats omdat hij op die manier advies verstrekt en krijgt, en anderzijds omdat op die manier een loopje wordt genomen met het principe van de scheiding der machten wanneer hij advies uitbrengt aan een regering.

Nr. 3 VAN DE HEREN BOUTMANS EN DARAS

Art. 3

Het nieuw in te voegen artikel 1quater in de wet van 6 augustus 1931 aanvullen met een nieuw lid, luidende :

« Hetzelfde mandaat mag evenmin worden gecumuleerd met het deel uitmaken van het bestuur of het deel hebben aan het beheer of toezicht op de volgende instellingen, verenigingen of vennootschappen :

­ instellingen van openbaar nut;

­ ziekenfondsen of landsbonden van ziekenfondsen;

­ werknemers- of werkgeversorganisaties, of organisaties die economische sectoren of vrije beroepen vertegenwoordigen;

­ beroepsordes;

­ Belgische of buitenlandse handelsvennootschappen met een omzet van meer dan een miljard frank bij het afsluiten van het boekjaar dat voorafgaat aan de verkiezing; de betrokkenen mogen die functie noch persoonlijk noch door een tussenpersoon uitoefenen;

­ Belgische of buitenlandse burgerlijke vennootschappen met een vermogen van meer dan vijfhonderd miljoen op 31 december van het voorlaatste jaar dat voorafgaat aan dat van de verkiezing; de betrokkenen mogen die functie noch persoonlijk noch door een tussenpersoon uitoefenen.

De in de voorgaande leden vermelde bedragen worden aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen. »

Verantwoording

Dit amendement strekt ertoe de onafhankelijkheid van de leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers en van de Senaat ten opzichte van economische, sociale of corporatistische instanties uit de privé-sector te verhogen.

De verschillende raden moeten immers worden behoed voor het gevaar van vermenging van privé-belangen en het algemeen belang, vooral wanneer die een belangrijke financiële of maatschappelijke inzet hebben.

Dit geldt ook voor mandaten in instellingen van openbaar nut wanneer het lid niet optreedt als vertegenwoordiger van een overheid.

Nr. 4 VAN DE HEREN BOUTMANS EN DARAS

Art. 3

Het eerste lid van het nieuw in te voegen artikel 1quater in de wet van 6 augustus 1931 vervangen als volgt :

« Het mandaat van lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers of van senator kan niet worden gecumuleerd met een bezoldigd uitvoerend mandaat. »

Verantwoording

Het lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers of van de Senaat moet het grootste deel van zijn tijd kunnen besteden aan de uitoefening van zijn mandaat. Daarom moet hij beschikbaar zijn en mag hij niet opgeslorpt worden door andere uitvoerende mandaten, die evenzeer tijdslorpend zijn.

Bovendien moet worden vermeden dat bevoegdheden op verschillende echelons door één en dezelfde persoon worden uitgeoefend.

Nr. 5 VAN DE HEREN BOUTMANS EN DARAS

Art. 4

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Dit sluit aan bij vorige amendementen die het cumuleren tussen een mandaat van lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers, van de Senaat en van het Europees Parlement met een bezoldigd mandaat onmogelijk maken. Er moet dan ook geen financiële regeling worden uitgewerkt.

Eddy BOUTMANS.
José DARAS.

Nr. 6 VAN DE HEER BOUTMANS

(Subsidiair amendement op amendement nr. 4)

Art. 3

A. In het voorgestelde artikel 1quater tussen het eerste en tweede lid een lid invoegen, luidende :

« In geen geval is cumulatie toegestaan met het ambt van burgemeester. »

In het tweede lid van dit artikel het woord « burgemeester » doen vervallen.

Verantwoording

De burgemeester wordt benoemd door de Koning, en door de minister van Binnenlandse Zaken en valt onder zijn tuchtrecht.

Als parlementslid moet hij de regering, en dus ook de minister van Binnenlandse Zaken controleren en eventueel over moties van vertrouwen of wantrouwen stemmen. Deze beide hoedanigheden zijn onverenigbaar.

Eddy BOUTMANS.

Nr. 7 VAN DE HEER ISTASSE

Art. 2

Punt 11 van het voorgestelde artikel vervangen als volgt :

« 11. lid van het Rekenhof; ».

Verantwoording

In de toelichting wordt verklaard dat deze bepaling rechtstreeks teruggaat op artikel 24bis , § 2, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980. Deze bepaling is echter onlangs gewijzigd in de hier voorgestelde formulering (1). Dit technisch amendement beoogt een tekstcorrectie aan te brengen en de bepalingen van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 werkelijk te doen overeenstemmen met die van de wet van 6 augustus 1931.

Nr. 8 VAN DE HEER ISTASSE

Art. 4

In het eerste en derde lid van het voorgestelde artikel 1quinquies de woorden « de verschotten » doen vervallen.

Verantwoording

In de toelichting bij het voorstel, waarover in de staten-generaal van de democratie een akkoord is bereikt, wordt uitdrukkelijk bepaald dat de financiële beperking niet van toepassing is op de vergoeding die de verkozene ontvangt om de reële of forfaitaire kosten te dekken die hij gemaakt heeft in de uitoefening van het ambt dat hij buiten zijn mandaat bekleedt. Het woord « verschotten » moet dus geschrapt worden, want de inhoud van deze term verwijst juist naar het begrip kostenvergoeding.

Nr. 9 VAN DE HEER ISTASSE

Art. 4

Het tweede lid van het voorgestelde artikel 1quinquies vervangen als volgt :

« Voor de berekening van dat bedrag komen in aanmerking de vergoedingen, wedden of presentiegelden voortvloeiend uit de uitoefening van een openbaar mandaat, functie of ambt van politieke aard. »

Verantwoording

Deze formulering geeft beter de bedoeling van de indieners van het voorstel weer, namelijk de financiële beperking van de cumulatie niet toepassen op alle inkomsten die een vergoeding zijn van een beroepsactiviteit in de openbare of particuliere sector, maar alleen op de inkomsten voortvloeiende uit een openbaar mandaat of ambt van politieke aard. Volgens de huidige formulering zouden de inkomsten uit beroepsactiviteiten die men in de overheidssector uitoefent (hoogleraar aan de universiteit bij voorbeeld) meegerekend worden voor de beperking van de vergoedingen terwijl beroepsactiviteiten in de particuliere sector erbuiten vallen.

De voorgestelde omschrijving gaat terug op een wettelijke regeling bepaald in artikel 293, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek (onverenigbaarheden die van toepassing zijn op de ambten van de rechterlijke orde).

Jean-François ISTASSE.

Nr. 10 VAN MEVROUW JEANMOYE C.S.

Art. 2

In dit artikel de volgende wijzigingen aanbrengen :

1º in punt 3, de woorden « openbare besturen » vervangen door de woorden « federale openbare besturen » ;

2º in punt 13 de woorden « een autonoom overheidsbedrijf » vervangen door de woorden « een van de Staat afhankelijk autonoom overheidsbedrijf ».

Verantwoording

Uit de tekst moet duidelijk blijken dat de onverenigbaarheden alleen op hetzelfde bestuursniveau gelden. Men kan niet tegelijk parlementslid en ambtenaar zijn of lid van de raad van bestuur van een van de Staat afhankelijk autonoom overheidsbedrijf.

Dominique JEANMOYE.
Ludwig CALUWÉ.
Jean-Jacques ISTASSE.
Nadia MERCHIERS.

(1) Stuk Senaat, nrs. 1-670/1 tot 3, voorstel van de heer Olivier c.s. Die tekst is onlangs ook door de Kamer aangenomen.