1-657/1

1-657/1

Belgische Senaat

ZITTING 1996-1997

5 JUNI 1997


Voorstel van verklaring tot herziening van de artikelen 99 en 104 van de Grondwet om nieuwe bepalingen in te voegen betreffende de gelijke vertegenwoordiging van vrouwen en mannen

(Ingediend door mevrouw de Bethune c.s.)


TOELICHTING


INLEIDING

Dit voorstel van verklaring tot herziening van de Grondwet wil het beginsel van gelijke vertegenwoordiging van vrouwen en mannen opnemen in de artikelen 99 en 104 van de Grondwet.

De huidige artikelen 99 en 104 van de Grondwet bevatten geen enkele bepaling over de gelijke vertegenwoordiging van vrouwen en mannen bij de benoeming van ministers en staatssecretarissen. Artikel 99 van de Grondwet stelt dat de Ministerraad ten hoogste 15 leden telt en, met uitzondering van de Eerste minister, evenveel Nederlandstalige als Franstalige ministers. Artikel 104 van de Grondwet regelt de functie van de federale staatssecretarissen.

Het voorstel van verklaring tot herziening impliceert dat, de Eerste minister eventueel uitgezonderd, de Ministerraad evenveel vrouwelijke als mannelijke ministers moet tellen en dat ook de staatssecretarissen uit evenveel vrouwen als mannen dienen te bestaan.

De indieners van dit voorstel menen dat de regel van de partieit, die nu enkel bestaat op het taalkundige vlak, ook dient te gelden op het vlak van de geslachten. De regering moet dus bijgevolg uit evenveel vrouwen als mannen bestaan.

Dit is een noodzakelijke stap in het streven naar een paritaire democratie. Via deze wetten kan men immers een einde maken aan de ondervertegenwoordiging van vrouwen op het vlak van de (politieke) besluitvorming, tegelijkertijd krijgt de democratie als staatsvorm haar volle betekenis.

Bij wijze van tussenstap naar de pariteit kan desgevallend als overgangsmaatregel worden vooropgesteld dat ten hoogste twee derden van de federale ministers en staatssecretarissen van hetzelfde geslacht mogen zijn.

IN BELGIË EN OP INTERNATIONAAL VLAK ­ BESCHRIJVING VAN DE HUIDIGE SITUATIE

Vandaag is het evenwicht tussen vrouwen en mannen op regeringsvlak nog ver zoek. De huidige federale Belgische regering telt slechts twee vrouwelijke ministers op vijftien en geen enkele vrouwelijke staatssecretaris (op twee).

Dit is geen typisch Belgisch verschijnsel : ook op wereldvlak is er een duidelijke ondervertegenwoordiging van vrouwen met een ministerportefeuille, alhoewel er een inhaalbeweging merkbaar is. Enkele cijfers kunnen dit illustreren :

­ In 1994 waren er 59 landen zonder vrouwelijke regeringsleden, tegenover 93 landen in 1987;

­ In 1994 vertegenwoordigden de vrouwen 5,7 % van alle ministerposten, in 1987 bedroeg dit aandeel 3,3 %;

­ In 1994 waren er 16 landen met meer dan 15 % vrouwelijke regeringsleden, tegenover 8 landen in 1987;

­ In 1994 waren er slechts 6 landen (Denemarken, Finland, Noorwegen, Nederland, Zweden en de Seychellen) met ongeveer één derde vrouwelijke ministers;

(uit Les femmes dans le monde 1995, Des chiffres et des idées, Nations Unies, New York, 1995, 157).

BELGIË : HISTORISCH OVERZICHT VAN VROUWELIJKE AANWEZIGHEID IN DE REGERING OF DE NOODZAAK EEN DUWTJE IN DE RUG

In België is op het vlak van de vrouwelijke aanwezigheid in de regering nauwelijks enige vooruitgang geboekt. Sedert Margriet de Riemaecker-Legot in 1965 als eerste vrouw haar intrede deed in de regering, hebben vrouwen slechts met mondjesmaat toegang gekregen tot dit hoogste uitvoerend orgaan.

Mevrouw de Riemaecker-Legot bleef in de regering tot 1968. Daarna was het wachten tot 1973, toen Irène Petry en Maria Verlackt tot staatssecretatis werden benoemd. Slechts negen maanden na het aantreden van de regering werd het kabinet al herschikt, waarbij onder andere de twee vrouwelijke staatssecretarissen hun mandaat verloren. Dit resulteerde in zware verontwaardiging bij de vrouwenbeweging. De daaropvolgende regeringen Tindemans en Vanden Boeynants telden opnieuw een vrouwelijke minister, Rika De Backer-Van Ocken. In de eerste regering Martens werd zij als minister bevoegd voor Nederlandse gemeenschapszaken, terwijl Lydia De Pauw-De Veen en Rika Steyaert staatssecretaris werden, bevoegd voor resp. Brusselse zaken en Nederlandse gemeenschapszaken. In de tweede regering Martens kwam er een vierde vrouw in de regering : Cécile Goor-Eyben bekleedde de functie van minister van het Brussels Gewest. De derde regering Martens telde opnieuw vier vrouwelijke regeringsleden : Rika De Backer-Van Ocken (minister van de Vlaamse Gemeenschap), Cécile Goor-Eyben (minister van het Brussels Gewest), Lucienne Herman-Michielsen en Rika Steyaert (staatssecretarissen van de Vlaamse Gemeenschap). In de vierde regering Martens en de daaropvolgende regering Eyskens waren Rika De Backer-Van Ocken en Rika Steyaert staatssecretaris van de Vlaamse Gemeenschap en Lydia De Pauw-De Veen en Cécile Goor-Eyben staatssecretaris van het Brussels Gewest.

Ingevolge de staatshervorming van 1980 zouden de deelregeringen van de Vlaamse en Franse Gemeenschap, vanaf de volgende verkiezingen, niet langer deel uitmaken van de nationale regering. Dit was voor het eerst het geval bij de vijfde regering Martens, die de eed aflegde op 17 december 1981. In deze regering zetelden drie vrouwelijke staatssecretarissen : Paula D'Hondt-Van Opdenbosch (PTT), Jacqueline Mayence-Goossens (Ontwikkelingssamenwerking) en Anne-Marie Neyts-Uyttebroeck (Brussels Gewest).

De zesde en zevende regering Martens telden opnieuw drie vrouwelijke staatssecretarissen, ditmaal Paula D'Hondt-Van Opdenbosch (PTT), Wivina Demeester-De Meyer (Volksgezondheid en Gehandicaptenbeleid) en Miet Smet (Leefmilieu en Maatschappelijke Emancipatie). In de achtste regering Martens was het dan andermaal de beurt aan een vrouwelijke minister : Paula D'Hondt-Van Opdenbosch kreeg het kabinet van Openbare Werken. Drie andere vrouwen Leona Detiège (Pensioenen), Anne-Marie Lizin-Vanderspeeten (Europa 1992) en Miet Smet (Leefmilieu en Maatschappelijke Emancipatie) werden benoemd tot staatssecretaris. Bij een herschikking van de regering kwam er een vierde vrouw bij : Wivina Demeester-De Meyer (Financiën). In de amper één week durende negende regering Martens was Wivina Demeester-De Meyer minister van Begroting en Wetenschapsbeleid, terwijl Leona Detiège, Anne-Marie Lizin-Vanderspeeten en Miet Smet hun vorige functie bekleedden.

De regering Dehaene I sloeg bij haar aantreden in maart 1992 bij wijze van spreker alle records. Ze telde drie vrouwelijke ministers : Laurette Onkelinx (minister van Volksgezondheid, Leefmilieu en Sociale Integratie ­ tot mei 1993), Mieke Offeciers-Van De Wiele (minister van Begroting ­ tot september 1993) en Miet Smet (minister van Arbeid en Tewerkstelling en Gelijke-Kansenbeleid). In mei 1993 deed Magda de Galan haar intrede in de regering, aanvankelijk ter vervanging van Laurette Onkelinx, vanaf januari 1994 op het kabinet van Sociale Zaken. De huidige regering telt Magda de Galan (minister van Sociale Zaken) en Miet Smet (minister van Arbeid en Tewerkstelling en Gelijke-Kansenbeleid) onder haar rangen.

Hierna volgt een overzicht van alle vrouwelijke ministers en staatssecretarissen, die ons land op nationaal of federaal niveau ooit telde :

Gouvernement
­
Regering
Femmes ministres et femmes secrétaires d'État
­
Vrouwelijke ministers en vrouwelijke Staatssecretarissen
% (V/T)
1965-1966 : Harmel Margriet De Riemaecker-Legot 3,85 % (1/26)
1966-1968 : Van den Boeynants Margriet De Riemaecker-Legot 4,35 % (1/23)
1968-1971 : Eyskens Aucune. ­ Geen 0 % (0/29)
Jan. 1972-nov. 1972 : ­ Jan. 1972-nov. 1972 : Eyskens Aucune. ­ Geen 0 % (0/29)
Jan. 1973-sept. 1973 : ­ Jan. 1973-sept. 1973 : Leburton Maria Verlackt-Gevaert
Irène Petry
5,56 % (2/36)
1973-1974 : Leburton Aucune. ­ Geen 0 % (0/28)
Avril 1974-juin 1974 : ­ April 1974-juni 1974 : Tindemans Rika De Backer-Van Ocken 4,17 % (1/24)
1974-1977 : Tindemans Rika De Backer-Van Ocken 3,70 % (1/27)
1977-1978 : Tindemans Rika De Backer-Van Ocken 3,33 % (1/30)
1978-1979 : Van den Boeynants Rika De Backer-Van Ocken 3,33 % (1/30)
1979-1980 : Martens Rika De Backer-Van Ocken (Communauté flamande/Vlaamse Gemeenschap )
Lydia De Pauw-De Veen (Région bruxelloise/Brussels Gewest )
Rika Steyaert (Communauté flamande/Vlaamse Gemeenschap )
9,09 % (3/33)
Janvier 1980-avril 1980 : ­ Januari 1980-april 1980 : Martens Rika De Backer-Van Ocken (Communauté flamande/Vlaamse Gemeenschap )
Cécile Goor-Eyben (Région bruxelloise/Brussels Gewest )
Lydia De Pauw-De Veen (Région bruxelloise/Brussels Gewest )
Rika Steyaert (Communauté flamande/Vlaamse Gemeenschap )
12,12 % (4/33)
Mai 1980-octobre 1980 : ­ Mei 1980-oktober 1980 : Martens Rika De Backer-Van Ocken (Communauté flamande/Vlaamse Gemeenschap )
Cécile Goor-Eyben (Région bruxelloise/Brussels Gewest )
Lucienne Herman-Michielsen (Communauté flamande/Vlaamse Gemeenschap )
Rika Steyaert (Communauté flamande/Vlaamse Gemeenschap )
10,81 % (4/37)
1980-1981 : Martens Rika De Backer-Van Ocken (Communauté flamande/Vlaamse Gemeenschap )
Lydia De Pauw-De Veen (Région bruxelloise/Brussels Gewest )
Cécile Goor-Eyben (Région bruxelloise/Brussels Gewest )
Rika Steyaert (Communauté flamande/Vlaamse Gemeenschap )
11,43 % (4/35)
Avril 1981-déc. 1981 : ­ April 1981-dec. 1981 : Eyskens Rika De Backer-Van Ocken (Communauté flamande/Vlaamse Gemeenschap )
Lydia De Pauw-De Veen (Région bruxelloise/Brussels Gewest )
Cécile Goor-Eyben (Région bruxelloise/Brussels Gewest )
Rika Steyaert (Communauté flamande/Vlaamse Gemeenschap )
11,43 % (4/35)
1981-1985 : Martens Paula D'Hondt-Van Opdenbosch
Jacqueline Mayence-Goossens
Anne-Marie Neyts-Uyttebroeck
12 % (3/25)
1985-1987 : Martens Paula D'Hondt-Van Opdenbosch
Wivina Demeester-De Meyer
Miet Smet
10,71 % (3/28)
1987-1988 : Martens Paula D'Hondt-Van Opdenbosch
Wivina Demeester-De Meyer
Miet Smet
10,71 % (3/28)
1988-1991 : Martens Paula D'Hondt-Van Opdenbosch (jusqu'en février 1989/tot in februari 1989 )
Leona Detiège
Anne-Marie Lizin-Varderspeeten
Miet Smet
Wivina Demeester-De Meyer (à partir de septembre 1988/vanaf september 1988 )
12,50 % (4/32)
jusqu'en/tot
sept. 1988
15,63 % (5,32)
à partir de/vanaf
sept. 1988
13,79 % (4/29)
à partir de/vanaf
févr./febr. 1989
Sept. 1991-oct. 1991 : ­ Sept. 1991-okt. 1991 : Martens Wivina Demeester-De Meyer
Leona Detiège
Anne-Marie Lizin-Varderspeeten
Miet Smet
13,79 % (4/29)
1992-1995 : Dehaene Laurette Onkelinx (jusqu'en mai 1993/tot in mei 1993 )
Mieke Offeciers-Van De Wiele (jusqu'en septembre 1993/tot in september 1993 )
Miet Smet
Magda De Galan (à partir de mai 1993/vanaf mei 1993 )
18,75 % (3/16)
jusqu'en/tot
sept. 1993
12,50 % (2,16)
à partir/vanaf
sept. 1993
1995-: Dehaene Magda De Galan
Miet Smet
11,76% (2,17)

Bron : Vrouwen in cijfers, Leen Scheerlinck, CVP-Werkgroep Vrouw en Maatschappij, 1984, bijlage 3.

Jaarverslag 1994-1995, CVP-Werkgroep Vrouw en Maatschappij, 134-135.

EEN NIEUWE POLITIEKE CULTUUR

Op alle politieke niveaus wordt momenteel nagedacht over een nieuwe politieke cultuur. Dit debat en de conclusies die eruit voortvloeien, missen echter iedere geloofwaardigheid indien er geen specifieke maatregelen worden genomen voor de paritaire vertegenwoordiging van vrouwen en mannen in de politieke besluitvorming.

Bovendien zijn er ook tal van argumenten die aantonen dat het streven naar evenwicht tussen vrouwen en mannen in de politiek noodzakelijk is (Women in Decision-Making , Facts and figures on women in political and public decision-making in Europe, European Network of experts « Women in Decision-Making » , 1996, 7-9);

­ Een democratische samenleving vereist dat er een evenwicht is tussen vrouwen en mannen op het vlak van de politieke besluitvorming. Het democratisch beginsel berust in onze Westerse samenleving op het principe van de representativiteit of de vertegenwoordiging. Dit betekent dat alle burgers het recht hebben om op regelmatige tijdstippen hun vertegenwoordig(st)ers te kiezen.

Nu vrouwen in België meer dan de helft van de bevolking uitmaken, maar slechts 17 % van hen verkozen wordt op federaal niveau (12,6 % vrouwelijke volksvertegenwoordigers en 26 % vrouwelijke senatoren), is slechts één conclusie mogelijk : er schort iets aan het democratisch functioneren. Dit democratisch deficit is nog duidelijker op het federaal regeringsniveau, met slechts twee vrouwelijke ministers (11,8 %) en geen enkele vrouwelijke staatssecretaris op zeventien.

Elke maatregel die de aanwezigheid van vrouwen in de politiek verhoogt, versterkt tegelijkertijd de democratische instellingen en helpt bovendien de gevaarlijke kloof tussen burgers en politiek te overbruggen.

­ Een gelijke deelname van vrouwen en mannen aan de politieke besluitvorming is gebaseerd op de fundamentele rechten van de mens. Het is tevens een voorwaarde voor gelijkheid tussen vrouwen en mannen in het algemeen.

­ Vrouwen vertegenwoordigen niet enkel de helft van de bevolking, maar ook de helft van het potentieel van onze samenleving. Dit is een enorme voorraad aan kwaliteit en kennis, talenten en energie. De niet-deelname van vrouwen aan de politieke besluitvorming betekent dan ook een fenomenaal verlies aan ideeën, waarden en stijl.

­ Vrouwen hebben als groep eigen belangen en noden. Wie kan deze beter verdedigen dan zij zelf ? Waar vrouwen deelnemen aan de politieke besluitvorming, worden onderwerpen op de agenda geplaatst die voorheen werden verwaarloosd. De besluiten die hieruit voortvloeien spelen niet alleen in op de belangen van vrouwen maar komen uiteindelijk de hele maatschappij ten goede.

­ Een evenwichtige vertegenwoordiging van vrouwen en mannen op het vlak van de politieke besluitvorming is een garantie voor een beter kwalitatief beleid en voor een meer evenwichtige samenleving. Vrouwen hebben eigen, originele invalshoeken. Zij hebben andere waarden, ideeën en gedragswijzen. Een grotere deelname van vrouwen aan de besluitvorming ligt dan ook aan de basis van een nieuwe politieke cultuur, die gestoeld is op het evenwicht en de complementariteit tussen vrouwen en mannen.

Dat vrouwen in de politiek het verschil maken en dus noodzakelijk zijn is trouwens ook wetenschappelijk aangetoond. Het Centrum voor Amerikaanse Vrouwen en Politiek aan de Rutgers Universiteit (USA) maakte een studie over « De Impact van vrouwen in de Openbare Diensten ». De studie besluit dat vrouwelijke wetgevers een « diepe en erg verschillende » impact uitoefenen op de wetgeving.

De verschillen tussen vrouwen en mannen zijn zichtbaar in hun houding en waarden, maar ook in hun acties. Vrouwen brengen een « andere bezorgdheid » op voor het wetgevend proces : zij hebben niet alleen meer aandacht voor thema's als geweld, incest, voortplanting, loonsgelijkheid, gelijke kansen, maar ook voor de zogenaamde « zachte sectoren » als gezondheidszorg, het welzijn van kinderen en bejaarden, huisvesting, milieu en opvoeding.

Vrouwen brengen ook een nieuwe omgangsstijl met zich : zij zijn meer geneigd om een verscheidenheid van mensen te betrekken in hun besprekingen en hun agenda's te richten op de bevolking en zijn noden (uit Riley, M., « Het vrouwelijk leiderschap : een nieuwe vorm, een nieuwe agenda », Vrouw en geloof-krant , 1995, blz. 16-17).

Tenslotte willen we verwijzen naar de Franse filosoof André Comte-Sponville die de noodzaak van de paritaire democratie als volgt verdedigt :

« Ce ne sont pas les femmes qui sont une communauté; c'est l'humanité qui est sexuée, et l'on ne saurait mettre cette différence-là, qui nous constitue, qui nous traverse, qui nous engendre, au même niveau que des différences superficielles (la couleur de la peau), idéologiques (la religion) ou sociales (le métier, le comportement...). Les femmes ne sont pas une minorité, qu'il faudrait protéger. Elles ne sont pas non plus une classe ou un groupe de pression. Elles sont la moitié de l'humanité, et aucune démocratie ne saurait justifier qu'on l'oublie. » (Halimi, G., Observatoire de la parité, Rapport de la Commission pour la parité entre les femmes et les hommes dans la vie politique, Frankrijk, 1997, 27).

EEN INTERNATIONALE PRIORITEIT

Aan de vooravond van 21e eeuw is de inzet voor de gelijke deelname van vrouwen aan de (politieke) besluitvorming een belangrijke prioriteit en heeft dit engagement een sterke en mondiale impuls gekregen.

Een belangrijk basisinstrument op het vlak van de gelijke rechten van vrouwen en mannen, onder meer wat betreft hun deelname aan de politieke besluitvorming, vormt ongetwijfeld het UNO-Verdrag over de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen, opgemaakt te New York op 18 december 1979. De teneur van de artikelen 7 en 8 is klaar en duidelijk : gelijke deelname van vrouwen en mannen aan de politieke besluitvorming is de basisvoorwaarde om ook op andere terreinen gelijke rechten te kunnen realiseren.

Tijdens de Vierde Wereldconferentie over Vrouwen (Beijing ­ september 1995) was « vrouwen en besluitvorming » één van de twaalf kritieke aandachtspunten die als de voornaamste struikelblokken voor de bevordering van vrouwen werden beschouwd. Centraal in het Platform voor Actie van deze conferentie staat de rol van de vrouw als motor van de veranderingsprocessen en de noodzaak van « empowerment » , de deelname van vrouwen aan de macht.

Het Platform vraagt dan ook dat maatregelen worden genomen om de gelijke toegang tot en volledige deelname aan machtsstructuren en besluitvormingsprocessen in regeringsorganen en overheidsdiensten te bevorderen (Report of the fourth World Conference on Women, Platform for Action, nrs. 181-195).

Het nieuwe politieke partnerschap tussen vrouwen en mannen was eveneens het hoofdthema van een belangrijke wereldconferentie van de Interparlementaire Unie te New Delhi (Indie) in februari 1997. In navolging van de vierde Wereldconferentie over vrouwen, werd opnieuw de noodzaak van structurele maatregelen onderstreept.

Ook de Europese commissie noemt « het invoeren van een evenwichtige verdeling tussen mannen en vrouwen bij de besluitvorming » één van de zes doelstellingen van haar vierde communautair actieprogramma op middellange termijn inzake gelijke kansen voor vrouwen en mannen (1996-2000) (vierde communautair actieprogramma op middellange termijn inzake gelijke kansen voor vrouwen en mannen (1996-2000), doelstelling 4 : « Bevordering van evenwicht tussen de geslachten bij de besluitvorming », 28).

Verwijzen we tenslotte naar het Charter van Rome dat op 18 mei 1996 op uitnodiging van de Europese Commissie door vijftien vrouwelijke Europese ministers werd ondertekend. Het huldigt het principe dat vrouwen en mannen gelijk vertegenwoordigd moeten zijn in alle politieke beslissingsorganen.

In eigen land is de gelijke deelname van vrouwen en mannen aan de politieke besluitvorming een actiepunt van de Belgische vrouwenbeweging en van de politieke vrouwenorganisaties in het bijzonder. Dit engagement vindt een sterke weerklank bij het maatschappelijke middenveld. Tevens is het een beleidslijn van de regering in het kader van het gelijke kansenbeleid.

HERZIENING VAN DE GRONDWET

Om al deze redenen menen de indieners van dit voorstel van verklaring dat men krachtige, doeltreffende maatregelen moet nemen om de paritaire democratie, dat is de gelijke deelname van vrouwen en mannen aan de (politieke) besluitvorming, te realiseren.

Tijdens de vorige zittingsperiode werd reeds een eerste initiatief genomen om de aanwezigheid van vrouwen op het wetgevend federaal vlak te verhogen : een wet werd aangenomen die de evenwichtige aanwezigheid van vrouwen en mannen op de kieslijsten tot doel heeft. Voor alle verkiezingen in de toekomst zullen niet meer dan twee derden van de kandidaten van hetzelfde geslacht mogen zijn. Redelijkerwijze mag worden verwacht dat de volgende verkiezingsresultaten een stap in de richting van een meer evenwichtige samenleving zijn.

Het huidige wettelijk kader houdt echter geen enkele garantie in voor de evenwichtige vertegenwoordiging van de beide geslachten op het vlak van de federale uitvoerende mandaten, die niet door de kiezer worden aangewezen, maar het voorwerp zijn van benoeming. Daarom is het noodzakelijk dat de evenwichtige vertegenwoordiging van vrouwen en mannen binnen de federale regering grondwettelijk wordt vastgelegd, op dezelfde manier als het maximum aantal ministers en hun pariteit op taalkundig vlak in de Grondwet is ingeschreven.

Sabine de BETHUNE.

VOORSTEL VAN VERKLARING


De Kamers verklaren dat er reden bestaat tot herziening van de artikelen 99 en 104 van de Grondwet teneinde de gelijke vertegenwoordiging van vrouwen en mannen in de Ministerraad en tussen de staatssecretarissen te waarborgen.

Sabine de BETHUNE.
Anne-Marie LIZIN.
Lisette NELIS-VAN LIEDEKERKE.
Francy VAN DER WILDT.
Michèle BRIBOSIA-PICARD.
Martine DARDENNE.
Vera DUA.
Erika THIJS.
Jeannine LEDUC.