1-48/1

1-48/1

Belgische Senaat

BUITENGEWONE ZITTING 1995

5 JULI 1995


Wetsvoorstel betreffende de « closed shop » en andere aantastingen van de vrijheid om zich al dan niet aan te sluiten bij een werknemersorganisatie (1)

(Ingediend door de heer Foret c.s.)


TOELICHTING


De « closed shop », waarbij sommige vakbonden eisen dat een onderneming enkel en alleen hun aangeslotenen aanwerven en degenen ontslaan die deze hoedanigheid niet of niet langer hebben, is in sommige landen een vrij verspreide praktijk. Sommige tekenen doen vrezen dat deze praktijk door de heersende crisis ook in België uitbreiding neemt.

Wanneer een onderneming tot inkrimping van haar personeel wenst over te gaan, is het niet uitzonderlijk dat de werknemersorganisaties, of zelfs één overheersende werknemersorganisatie, hun instemming daarmee alleen betuigen op voorwaarde dat op de lijst van de af te voeren personeelsleden geen van hun leden voorkomt. Hoewel de meeste bonden de gezamenlijke arbeiders in hun sector beweren te beschermen, is bij hen de corporatistische verleiding groot om beslag te leggen op de werkgelegenheid en des te meer wanneer die bedreigd wordt.

Artikel 4 van de wet van 24 mei 1921 tot waarborging der vrijheid van vereniging bestraft de werkgever die de tewerkstelling van een persoon afhankelijk stelt van diens verhouding tot een werknemersorganisatie. Als voorwaarde geldt evenwel dat er kwaad opzet in het spel is, d.w.z. dat de werkgever « kwaadwillig » optreedt, m.a.w. « met het doel de vrijheid van vereniging te krenken ».

Het komt echter voor dat een werkgever, zonder kwaadwillige bedoelingen, een dergelijke druk uitoefent om een dreigende staking af te wenden van de vakbonden die de « closed shop » eisen of van een vakbond die eist dat de werknemers aangesloten bij een concurrerende vakbond worden verwijderd. In dat geval wordt op de werkgever druk uitgeoefend door deze organisaties of organisatie, wat in strijd is met de vakbondsvrijheid, zonder dat hij daarom een misdrijf begaat als bedoeld in de artikelen 3 en 4. In elk geval is het nodig een sanctie op te leggen aan degenen die door te dreigen met staking, druk op de werkgever uitoefenen indien de werkgever personen in dienst neemt die niet georganiseerd zijn of aangesloten bij een bepaalde werknemersorganisatie die aldus wordt uitgesloten. Deze strafrechtelijke aansprakelijkheid slaat niet op de werknemersorganisaties, hun leiders of hun militanten als dusdanig, maar alleen op hen die persoonlijk druk uitoefenen.

Het voorstel van wet voert geen nieuwe sancties in, daar dit een volledige wijziging van de wet van 1921 zou betekenen. Het neemt artikel 4 van de wet van 1921 over, dat artikel 4, 1º, wordt en schrapt het woord « dienstovereenkomst », dat overbodig geworden is in het huidige arbeidsrecht. Het voorstel voegt aan het artikel een 2º toe waarin een nieuwe daad strafbaar wordt gesteld.

Michel FORET.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Artikel 4 van de wet van 24 mei 1921 tot waarborging der vrijheid van vereniging wordt vervangen als volgt :

« Artikel 4 . ­ Met dezelfde straffen wordt gestraft,

1º hij die kwaadwillig, met het oogmerk de vrijheid van vereniging aan te tasten, het sluiten, het uitvoeren of, zelfs wanneer hij de gebruikelijke opzeggingstermijnen in acht neemt, het voortzetten van een arbeidsovereenkomst afhankelijk stelt, hetzij van de aansluiting, hetzij van de niet-aansluiting van een of meer personen bij een vereniging;

2º hij die de werkgever bedreigt met het organiseren, het voortzetten of het doen voortzetten van een staking, indien deze het sluiten, het uitvoeren of, zelfs wanneer hij de gebruikelijke opzeggingstermijnen in acht neemt, het voortzetten van een arbeidsovereenkomst niet afhankelijk stelt, hetzij van de aansluiting, hetzij van de niet-aansluiting van een of meer personen bij een vereniging. »

Michel FORET.
Paul HATRY.
Jean BOCK.

(1) Dit wetsvoorstel werd in de Senaat reeds ingediend op 8 december 1994, onder het nummer 1253-1 (1994-1995).