1-363/9

1-363/9

Belgische Senaat

ZITTING 1996-1997

16 JANUARI 1997


HERZIENING VAN DE GRONDWET


Herziening van artikel 59 van de Grondwet


ARTIKEL IN EERSTE LEZING AANGENOMEN (1)


Enig artikel

Artikel 59 wordt vervangen door wat volgt :

« Art. 59. ­ Behalve bij ontdekking op heterdaad kan geen lid van een van beide Kamers, tijdens de zitting en in strafzaken, in verdenking worden gesteld, worden verwezen naar of rechtstreeks gedagvaard voor een hof of een rechtbank, of worden aangehouden dan met verlof van de Kamer waarvan het lid deel uitmaakt.

Behalve bij ontdekking op heterdaad kunnen de dwangmaatregelen waarvoor het optreden van een rechter is vereist, ten opzichte van een lid van een van beide Kamers, tijdens de zitting en in strafzaken, alleen worden bevolen door de eerste voorzitter van het hof van beroep op verzoek van de bevoegde rechter. Deze beslissing wordt aan de voorzitter van de betrokken Kamer meegedeeld.

Huiszoeking of inbeslagneming krachtens het voorgaande lid kan alleen geschieden in aanwezigheid van de voorzitter van de betrokken Kamer of van een door hem aangewezen lid.

De vervolging in strafzaken van een lid van een van beide Kamers kan, tijdens de zitting, enkel worden ingesteld door de ambtenaren van het openbaar ministerie en de bevoegde ambtenaren.

De hechtenis van een lid van een van beide Kamers of zijn vervolging voor een hof of een rechtbank wordt tijdens de zitting geschorst indien de Kamer waarvan het lid deel uitmaakt, het vordert. »

Overgangsbepaling

Voor de toepassing van het eerste lid geldt, zolang het begrip « inverdenkingstelling » niet wordt bepaald in het Wetboek van Strafvordering, de volgende bepaling : « De onderzoeksrechter gaat over tot de inverdenkingstelling van elke persoon tegen wie ernstige aanwijzingen van schuld bestaan. Deze inverdenkingstelling vindt plaats ter gelegenheid van een verhoor of door kennisgeving aan de betrokkene. »


(1)1 Het bij de eerste stemming aangenomen amendement is cursief gedrukt en onderstreept.