2-88

2-88

Belgische Senaat

Parlementaire handelingen

DONDERDAG 11 JANUARI 2001 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

In memoriam de heer Renaat Van Elslande, minister van Staat

De voorzitter (voor de staande vergadering). - Op 22 december bereikte ons het bericht dat Renaat Van Elslande, gewezen minister en minister van Staat, overleden is. Reeds vele jaren geleden zei hij de actieve politiek vaarwel, na een politieke loopbaan die zich uitstrekt over 35 jaar en die getuigt van een zeldzame veelzijdigheid en gedrevenheid.

Voor velen is Renaat Van Elslande de vader van de culturele autonomie. Hoe treffend deze titel ook is, men kan Renaat Van Elslande onmogelijk recht doen met zo'n bondige omschrijving. Hij was immers advocaat, journalist, burgemeester, docent, kamerlid en minister. Kortom, wie het portret van Renaat Van Elslande wil schilderen, moet over een breed palet beschikken. Ook wij kunnen slechts een aanzet geven.

Renaat Van Elslande wordt in 1916 geboren en groeit op in het West-Vlaamse Vlamertinge als zesde in een gezin van zeven kinderen.

In Leuven studeert hij rechten en politieke en sociale wetenschappen. In 1942 schrijft Van Elslande zich in als advocaat aan de balie van Leuven. Ook sluit hij zich aan bij verscheidene verzetsbewegingen.

Na de Tweede Wereldoorlog betreedt Van Elslande het publieke forum. Het is de start van een weergaloos politiek palmares. Dertig jaar lang zou hij burgemeester zijn van het Brabantse dorpje Lot, 32 jaar volksvertegenwoordiger voor het arrondissement Brussel, bijna 20 jaar minister in 10 regeringen.

Als kamerlid timmert Van Elslande, meer dan wie ook, aan de culturele autonomie: de idee om alles wat taal en cultuur betreft, te regelen op een bestuursniveau dat eigen is aan de gebruikers van die taal en cultuur. Geleidelijk aan, zonder kabaal maar met indringende interpellaties en doordachte uiteenzettingen, effent hij het pad voor de culturele autonomie.

De rol van voortrekker zou hem meerdere primeurs opleveren: in 1961 spreekt Renaat Van Elslande als eerste Nederlands op een ministerraad, in 1973 wordt hij de eerste Nederlandstalige minister van Buitenlandse Zaken in de Belgische geschiedenis.

Kamerlid Van Elslande maakt indruk als politiek tacticus, scherpzinnig publicist en begaafd woordvoerder van de christelijk-sociale gedachte. In 1960 biedt Gaston Eyskens hem het ambt van minister-onderstaatssecretaris voor Culturele Zaken aan. Men kan bezwaarlijk voorhouden dat Van Elslande "belast" is met cultuur. Cultuur is zijn hobby. Zijn pen was, zo schrijft Manu Ruys, letterkundig besneden. Ook in de wereld van muziek, film en theater voelt hij zich als een vis in het water.

Een andere slagader in het politieke optreden van Van Elslande is de internationale politiek. In het kabinet-Vanden Boeynants wordt hij minister van Europese Zaken, opnieuw een primeur, ditmaal zelfs voor de gehele Europese Gemeenschap. Hardnekkig bestrijdt hij de idee van "l'Etat nation", die ook in de jaren zestig de Europese eenmaking de pas afsnijdt.

Later - onder Edmond Leburton en Leo Tindemans - krijgt hij zeggenschap over een domein waar zijn hart reeds vanouds klopt: Buitenlandse Zaken. In zijn rede, uitgesproken op de 31ste Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, verwoordt hij zijn filosofie inzake internationale politiek: "Alle gemeenschappen", onderstreept hij, "of ze nu nationaal zijn of internationaal, zullen beoordeeld worden op basis van hun bijdrage tot de ontwikkeling van de mens en de eerbiediging van zijn fundamentele rechten." Het nastreven van de overgang van machtspolitiek naar rechtspolitiek is een pijler in datgene wat Leo Tindemans later de Van Elslande-doctrine zou noemen.

In de herfst van zijn ministeriële loopbaan keert Van Elslande terug naar zijn wortels: het recht. Als minister van Justitie ijvert hij onder meer voor de vermenselijking van het penitentiaire beleid.

Met het ontslag van de regering-Martens II op 9 april 1980 zegt hij het ministerambt definitief vaarwel. Vier maanden later, bij de ontbinding van de wetgevende kamers, verlaat hij de actieve politiek.

Hij keert terug naar het immer gemoedelijke Lot, waar hem boeken en muziek wachten. Ons blijft het beeld van de rustige, fijnzinnige intellectueel, de ironicus die zich met een haast Britse flair en flegma doorheen de Wetstraat bewoog, de gentleman-politicus met een grote staatszin. "Hij kent", schreef Karel Jonckheere, "veel woorden in vele talen. Daarenboven spreekt hij er één, de moeilijkste van alle voor veel hooggezetelden, die van het hart.".

De Hoge Vergadering biedt zijn kinderen en de andere leden van de familie haar innige deelneming aan.

De heer Guy Verhofstadt, eerste minister. - Als kamerlid en burgemeester van Lot had Renaat Van Elslande vooral aandacht voor binnenlandse aangelegenheden. Die aandacht kon hij ten volle uitleven als Vlaams adjunct-minister van Nationale Opvoeding en Cultuur in de periode 1961-1965. Daarna was hij ook de eerste volwaardige minister van Nederlandse Cultuur. In de jaren 1970 was hij de eerste Nederlandstalige minister van Buitenlandse Zaken. Hij beëindigde zijn politieke loopbaan als minister van Justitie. Al die jaren was Renaat Van Elslande een van de meest gewaardeerde boegbeelden van de Christelijke Volkspartij, die zich als minister evenwel in het respect en de eerbied van alle partijen mocht verheugen.

Namens de regering sluit ik me aan bij de hulde aan de nagedachtenis van minister van Staat Renaat Van Elslande en heb ik de familie ook onze blijken van medeleven betoond.

(De vergadering neemt een minuut stilte in acht.)