Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat


Bulletin 2-70

ZITTING 2002-2003

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Vice-eerste minister en minister van Mobiliteit en Vervoer

Vraag nr. 2394 van de heer Malcorps d.d. 10 september 2002 (N.) :
Minder mobiele reizigers. ­ NMBS-stations. ­ Toegankelijkheid.

In opdracht van het Vlaams Fonds voor sociale integratie van personen met een handicap onderzocht de VZW Toegankelijkheidsbureau van 1 oktober 1998 tot 1 oktober 1999 de toegankelijkheid van 18 NMBS-stations in Vlaanderen (Aarschot, Antwerpen-Centraal, Brugge, Galmaarden, Wetteren, Gent-Sint-Pieters, Halle, Hasselt, Kortrijk, Leuven, Lommel, Mechelen, Mechelen-Nekkerspoel, Mol, Oostende, Sint-Truiden, Tienen, Vilvoorde). Zowel de stationsgebouwen, de perrons, de stationsomgeving, de dienstverlening en de infomatieverstrekking werden onderzocht, dit door middel van een checking ter plaatse en door een gebruikersonderzoek. Zo kwam men tot een inventarisatie van knelpunten en een reeks aanbevelingen voor de verbetering van de infrastructuur én van de dienstverlening. Het eindresultaat was een normenbundel, een soort handleiding die door architecten zou kunnen gebruikt worden bij het (ver)bouwen van stations en stationsomgevingen, om de toegankelijkheid voor allen te verhogen.

Eind 2000 startte een tweede onderzoek naar de toegankelijkheid van de NMBS-stations, dit maal voor heel België en gesubsideerd door uw ministerie van Mobiliteit en Vervoer. Het onderzoek werd toegewezen aan de feitelijke vereniging « TGA », bestaande uit drie organisaties (de VZW Toegankelijkheidsbureau uit Vlaanderen, « Gamah » voor Wallonië, en « ANLH » voor Brussel). Dit maal werden telkens drie pilootstations per gewest onder de loupe genomen : Sint-Niklaas, Leuven en Zaventem-dorp voor Vlaanderen, Namen, Charleroi-Zuid en Libramont voor Wallonië en Brussel-Noord, Brussel-Luxemburg en Watermaal-Arcade voor het Brussels Gewest. Voor elk van deze pilootstations werd een haalbaarheidsstudie uitgewerkt. De eerste fase van dit project werd afgerond eind 2001. In een tweede fase van dit project moet men komen tot nadere advisering inzake toegankelijkheid, de verdere opvolging van de concrete stationswerken en de verfijning van de normenbundel.

Het lijdt dus geen twijfel dat de nodige initiatieven lopen. Anderzijds blijft de indruk bestaan dat veranderingen in de praktijk bijzonder moeizaam verlopen en dat veel minder mobiele reizigers ook vandaag nog absoluut niet aan hun trekken komen. Wat impliciet een schending inhoudt van het principe van non-discriminatie of van het recht op gelijke kansen voor mensen met een handicap (cf. VN-resolutie 48/96 van 4 maart 1994). En dat aan de vooravond van een nieuw jaar voor de gehandicapten.

Kan de geachte minister mij daarom antwoorden op de volgende vragen :

1. Is voor minder mobiele treinreizigers (bijvoorbeeld in een rolstoel) nog steeds de verplichting van kracht dat men 24 uur voor de treinreis een aanvraag moet richten aan het desbetreffende station ? Voor welke stations geldt deze regeling ? Het zal duidelijk zijn dat dit sowieso een pijnlijke discriminatie inhoudt. Binnen welke termijn wil men deze verplichting overbodig maken ?

2. Kan de geachte minister mij voor elk van de hieronder volgende (elementaire) toegankelijkheidscriteria het percentage meedelen van NMBS-stations dat reeds volledig voldoet, wat betreft met name :

­ de toegankelijkheid van perrons voor rolstoelgebruikers;

­ de toegankelijkheid van het stationsgebouw zelf;

­ de faciliteiten om rolstoelen gemakkelijk op de trein te krijgen;

­ een minimum aantal loketten aangepast aan minder mobiele reizigers;

­ voldoende parkeerplaatsen voor mensen met een handicap aan het station;

­ voldoende bewegwijzering in en rond het station gericht op minder mobiele reizigers;

­ aangepaste toiletten;

­ aangepaste telefooncellen;

­ voldoende faciliteiten voor doven, blinden en slechtzienden.

3. Wat is de planning van de NMBS voor de aanpassing van alle NMBS-stations (perrons, loketten, enz.) om volledig tegemoet te komen aan de verwachtingen van minder mobiele mensen, conform de technische bepalingen uit de normenbundel ? Welke middelen zijn hiervoor voorzien ? Volstaan die ? Is er de nodige samenwerking mogelijk met andere overheden (bijvoorbeeld wat betreft het toegankelijk maken van de stationsomgevingen) ?

4. Kunnen er geen minimale maatregelen getroffen worden op relatief korte termijn om in alle Belgische stations de toegankelijkheid ernstig te verbeteren, eventueel in afwachting van grotere verbouwingswerken waarbij de criteria van de normenbundel op de letter kunnen gevolgd worden ?

5. Wat is het concrete resultaat van de reeds uitgevoerde studies ? Werd bij recente verbouwingen in één van de 18 Vlaamse stations uit het eerste project, voldoende rekening gehouden met de concrete aanbevelingen van het toegankelijkheidsonderzoek, bijvoorbeeld bij de uitbouw van een geheel nieuw station Antwerpen Centraal ? Hoe verklaart de geachte minister dat bij de renovatie van de lokettenhal in Gent-Sint-Pieters geen rekening gehouden werd met de toegankelijkheidsnormen en geen overleg gepleegd werd met de gehandicaptenorganisaties, zodat minder mobiele reizigers ook nu nog niet beschikken over een aangepast laag loket, maar terecht moeten in een apart opvanglokaal (een zogenaamde « voorkeursbehandeling » genieten die door velen juist gelijk gesteld wordt aan discriminatie).

6. Werd er reeds gevolg gegeven aan de nieuwe studie (de doorlichting van drie pilootstations per gewest) ? Indien niet, tegen wanneer mogen hiervan concrete resultaten verwacht worden ?

7. Hoe verklaart de geachte minister dat bij grote aanpassingswerken op dit ogenblik elementaire regels inzake toegankelijkheid toch nog « vergeten » worden (bijvoorbeeld bij de vernieuwing van het station Antwerpen-Berchem, waar het probleem van de toegankelijkheid van de perrons, maar ook van de loketten, blijkbaar vergeten werd) ?

Antwoord : 1. De NMBS vraagt aan klanten in een rolstoel om tenminste 24 uur op voorhand contact op te nemen met het station van waaruit zij wensen te vertrekken. Zo kan dit station de nodige maatregelen treffen of doorverwijzen naar een nabijgelegen beter uitgerust station. Ook het treinbegeleidingspersoneel kan dan ingelicht worden.

Van deze 24-uren-regel kan enkel afgeweken worden indien een klant die hulp nodig heeft, van een groot station naar een ander groot station reist (waar steeds personeel en materieel aanwezig is). In dergelijk geval volstaat het enkele uren op voorhand te verwittigen, zodat het betrokken personeel, dat reeds een volle dagtaak heeft, vrijgemaakt kan worden om de begeleiding te verzekeren. In de brochure Gids voor de Reiziger met beperkte mobiliteit en op de website van de NMBS (www.nmbs.be/dienstregelingen/stationsinfo) staat alle nuttige info vermeld, ook de uren waarop er personeel aanwezig is.

Voor andere klanten met beperkte mobiliteit volstaat het meestal om enkele uren op voorhand te verwittigen.

Er is geen verandering op korte of middellange termijn te verwachten. Ondanks de inspanningen die de NMBS voortdurend levert om de toegankelijkheid van haar stationsgebouwen, perrons en treinen te verbeteren, kan een klant in rolstoel niet autonoom in of uit een trein. Er is steeds hulp van personeel nodig en deze hulp moet worden georganiseerd.

2. Het is momenteel alleen mogelijk voor rolstoelgebruikers om met de trein te kunnen reizen wanneer de volgende drie voorwaarden vervuld zijn :

­ de vertrek- en aankomststations in voorkomend geval het overstapstation en de perrons van deze stations moeten toegankelijk zijn hetzij rechtstreeks, hetzij via liften of hellingen;

­ in de stations moet er een mobiele oprijhelling voorhanden zijn voor toegang tot de trein;

­ er moet personeel aanwezig zijn.

Omdat het budgettair op korte of middellange termijn niet mogelijk is om alle stations en stopplaatsen toegankelijk te maken en er personeel op te stellen, definieerde de NMBS in eerste instantie een netwerk van 93 stations op basis van volgende criteria : geografische spreiding, belangrijkheid van het station en de aansluitingsmogelijkheden, aanwezigheid personeel, reeds aanwezige infrastructuur en de nabijheid van gehandicapteninstellingen. Enkele van deze stations zijn reeds optimaal uitgerust. Op termijn komen ze allemaal aan de beurt.

Voor blinden en slechtzienden worden er sinds kort systematisch noppentegels (= gevaar) op de perrons en in de stations aangebracht, ter gelegenheid van een grondige renovatie of nieuwbouw. Er worden ook ribbeltegels (= geleidelijnen) en rubbertegels (= verandering van richting) aangebracht. In de grote en middelgrote stations worden doven over wijzigingen in de treindienst ingelicht via de videoschermen « treinen bij vertrek ». Vertragingen worden vermeld in het rood en spoorveranderingen staan in een geel blokje.

3. Er zijn geen specifieke budgetten voor het verbeteren van de toegankelijkheid van de stations in het meerjareninvesteringsplan 2001-2012. De investeringen voor faciliteiten voor het onthaal voor personen met beperkte mobiliteit zitten vervat in het totale budget voor de verbetering van het onthaal van de cliënteel. De planning is afhankelijk van de budgettaire mogelijkheden.

4. Alle Belgische stations toegankelijk maken is slechts mogelijk op lange termijn. Minimale maatregelen bieden geen oplossing voor klanten in rolstoel.

5. De stations Gent-Sint-Pieters, Antwerpen-Centraal, Mol, Vilvoorde, Oostende, Brugge, Galmaarden, Halle, Leuven, Lommel en Wetteren zijn of worden op korte termijn optimaal toegankelijk. Er werd in Gent-Sint-Pieters gekozen voor een apart lokaal om klanten in rolstoel te ontvangen omdat men ook rekening moet houden met het comfort van het personeel dat uren aan een stuk aan het loket moet werken. Dit personeel moet zowel rechtstaand als zittend kunnen werken. Een verlaagd loket mag ook niet discriminerend zijn voor andere klanten met beperkte mobiliteit. In Namen wordt een loket dat kan verlaagd worden uitgetest.

6. De vorderingen in de 9 pilootstations (3 per gewest) worden opgevolgd door de tijdelijke vereniging TGA (VZW Toegankelijkheidsbureau Limburg, ASBL Gammah uit Luik en ANLH uit Brussel). Er wordt regelmatig overleg gepleegd met de ontwerpers.

7. De toegankelijkheid van de perrons van Antwerpen-Berchem werd zeker niet over het hoofd gezien. Wegens de niveauverschillen van de perrons en het ontbreken van een passende onderdoorgang is het niet eenvoudig om liften naar de perrons in Antwerpen-Berchem te bouwen. Meerdere varianten worden momenteel bestudeerd. Aangezien Antwerpen-Berchem nog niet toegankelijk is voor klanten in rolstoel is het momenteel nog niet aangewezen om een speciaal loket te openen.