Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-906

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 20 april 2016

aan de vice-eersteminister en minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met de Regie der gebouwen

Radicalisering - Strijd - Nationaal meldpunt voor de federale overheid en de Gemeenschappen en Gewesten - Mogelijke oprichting

terrorisme
institutionele samenwerking
uitwisseling van informatie
centralisatie van de informatie
extremisme
radicalisering

Chronologie

20/4/2016Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 19/5/2016)
6/6/2016Antwoord

Vraag nr. 6-906 d.d. 20 april 2016 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De strijd tegen radicalisering is een strijd die dient gevoerd te worden door de federale overheid, de gewesten en gemeenschappen en de lokale overheden. Het is bij uitstek een transversale aangelegenheid, waarvoor alle institutionele overheden een deel van de verantwoordelijkheid moeten nemen.

Op de verschillende niveaus van deze federale staat worden er coördinerende organen opgericht in de strijd tegen radicalisering, maar er is geen nationaal/federaal/confederaal meldpunt.

De Nederlandse regering voorziet in punt 23.a. ("Betrokken burgers kunnen rekenen op steun") van haar Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme dat er een Nationaal Meldpunt radicalisering voor alle vormen van extremisme en jihadisme komt. Bezorgde burgers en eerstelijns professionals kunnen hier anoniem melding maken van ernstige zorgen over radicalisering, rekrutering en jihadisme. Meldingen worden er beoordeeld en passend verwerkt (bij de meest relevante instantie).

Er bestaat in ons land op het federale niveau en binnen elk gewest en elke gemeenschap een verbindingspersoon, een contactpersoon, een platform, een netwerk, …, voor de coördinatie van het anti-radicaliseringsbeleid. Een centraal meldpunt/telefoonnummer van waaruit een "dispatching" van meldingen of vragen van burgers inzake radicalisering naar het juiste beleidsniveau of de juiste instantie gebeurt, blijkt niet te bestaan.

Is dit volgens de minister niet noodzakelijk ? Moet hier geen werk van gemaakt worden ? Hoe is het mogelijk dat er nog steeds niet overal een meldpunt bestaat waar mensen informatie in verband met radicalisering kunnen melden en waar mensen die vragen hebben of dringend steun nodig hebben met deze vragen terecht kunnen? Wat zal hij doen om zo snel mogelijk in heel het land een meldpunt in de strijd tegen radicalisering op te richten?

Antwoord ontvangen op 6 juni 2016 :

Het geachte lid vindt hieronder het antwoord op zijn vragen :

In ons land hebben we gekozen voor een aanpak van de radicalisering volgens de methodologie van het Plan R.

Deze benadering komt ons voor als de meest aangepaste voor ons land en ons bestel. Deze benadering responsabiliseert op alle niveaus en bij alle betrokken disciplines en garandeert de aangepaste uitwisseling ertussen, zowel horizontaal als verticaal. Uiteraard wordt deze werkwijze regelmatig geëvalueerd.

Voorts leert de ervaring met centrale meldpunten, zoals dit bestaat in het Waals Gewest, maar ook onder meer wat betreft de 0800-lijnen die naar aanleiding van de aanslagen in Parijs en recenter in ons eigen land werden geactiveerd, dat deze centrale inwinning niet heiligmakend is. Niet alleen trekken deze centrale invalsnummers enorme hoeveelheden informatie aan, maar tevens dient de inwinning vaak overgedaan te worden op een eerstelijnsniveau. De kwaliteit van de centraal aangeleverde informatie is beduidend minder dan wanneer ze op een lager niveau wordt gegenereerd en vaak krijgt ze op een eerstelijnsniveau meteen ook al een eerste beoordeling en gevolggeving. Andere neveneffecten van een centraal meldpunt zijn de deresponsabilisering van de eerstelijnsniveaus en de neiging tot doorschuiving van de verantwoordelijkheden.

Zoals u terecht aanhaalt is de strijd tegen radicalisering een transversale aangelegenheid, waarvoor alle institutionele overheden in dit land moeten samenwerken.

In het kader van het Plan Radicalisme is een werkgroep preventie opgericht gecoördineerd door de algemene directie Veiligheid en Preventie en deze brengt de federale bevoegde diensten en de gefedereerde entiteiten samen aangevuld met de tien pilootsteden. Binnen deze werkgroep worden goede praktijken en initiatieven genomen door de verschillende partners uitgewisseld (met inbegrip de integrale veiligheidscel LIVC’s).

Specifiek voor het meldpunt waar u naar verwijst zijn er op niveau van de deelstaten vandaag reeds verschillende initiatieven waar burgers zich in hun eigen landstaal toe kunnen wenden. Zonder exhaustief te willen zijn wens ik hierbij te verwijzen naar het meldpunt van de « Fédération Wallonie-Bruxelles », het initiatief van de Vlaamse vleugel van de Moslimexecutieve en de Opvoedingslijn beiden ondersteund door de Vlaamse regering.

Gezien de bevoegdheid voor het beantwoorden van de vragen die op een hulplijn zullen aankomen bijna exclusief ligt bij de deelstaten lijkt het me dus niet opportuun om vanuit het nationale niveau bijkomende en overlappende initiatieven te nemen.

Ik pleit dus hierbij voor het coöperatief federalisme waarbij de deelstaten onderling samenwerken met als einddoel een goede dienstverlening naar de burger toe. Het federale niveau kan daarin ondersteunen.

Het meest geschikte orgaan om dit te behandelen is het Overlegcomité waar alle bevoegde institutionele overheden aanwezig zijn. Het spreekt voor zich dat het dossier daar mijn hoogste prioriteit zal krijgen.