Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-813

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 20 januari 2016

aan de minister van Justitie

Radicalisering - Beroepsgeheim - Uitwisseling van informatie

religieus conservatisme
extremisme
beroepsgeheim
terrorisme
eerbiediging van het privé-leven
radicalisering

Chronologie

20/1/2016Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 18/2/2016)
11/9/2017Rappel
12/10/2018Antwoord

Vraag nr. 6-813 d.d. 20 januari 2016 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De strijd tegen radicalisering is een strijd die dient gevoerd te worden door de federale overheid, de gewesten en gemeenschappen en de lokale overheden. Het is bij uitstek een transversale aangelegenheid, waarvoor alle institutionele overheden een stuk van de verantwoordelijkheid moeten nemen.

Uitwisseling van informatie is essentieel om in het raam van de problematiek van de radicalisering aan gecoördineerde risicodetectie te kunnen doen. Heel wat betrokken beroepsgroepen zijn evenwel gebonden door een beroeps- of ambtsgeheim. Het beroepsgeheim geldt onder meer voor geneesheren, apothekers, OCMW-medewerkers, medewerkers in de bijzondere jeugdbijstand, de integrale jeugdhulp en de Centra voor Leerlingenbegeleiding, evenals voor magistraten, politiemensen, justitieassistenten, advocaten, gerechtsdeurwaarders, enz. Het ambtsgeheim geldt onder meer voor leerkrachten en vele ambtenaren. Sommige beroepsgroepen hebben, afhankelijk van de informatie waarover ze beschikken, nu eens een beroepsgeheim, dan weer een ambtsgeheim. Bovendien kan de regeling voor een beroepsgroep verschillen tussen de gemeenschappen onderling of de gewesten onderling.

Er is nood aan een kader waarin informatie over risicosignalen inzake radicalisering kan worden ingebracht en gedeeld. Dit is vanuit juridisch oogpunt om meerdere redenen zeer complex. Vooreerst is er de grote verscheidenheid aan geldende regelingen, zoals hierboven geschetst. Bovendien staat het delen van informatie op gespannen voet met het recht op privacy en met één van de bestaansredenen van het beroepsgeheim zelf, namelijk het creëren van een vertrouwensrelatie.

Hoe zal de minister met deze problematiek omgaan in de strijd tegen radicalisering?

Werd er hierover reeds overleg gepleegd met de verantwoordelijken van de gewesten en gemeenschappen?

Welke initiatieven zal de minister ter zake nemen?

Is de minister het met me eens dat de strijd tegen radicalisering eveneens de noodzaak aan vertrouwensfiguren vereist en dat in die zin het beroepsgeheim ook een belangrijke troef is?

Antwoord ontvangen op 12 oktober 2018 :

De strijd tegen de radicalisering vereist enerzijds vertrouwenspersonen maar anderzijds ook verregaande mogelijkheden voor dragers van een beroepsgeheim om, voor zover opportuun en binnen de grenzen van de proportionaliteit, op een wettelijke manier belangrijke informatie te kunnen delen met de opsporings- en vervolgingsinstanties.

Met de wet van 6 juli 2017 (mijn zogenaamde vijfde potpourri-wet) werden daarom nieuwe wettelijke mogelijkheden gecreëerd om tussen diverse dragers van een beroepsgeheim een casusoverleg te organiseren en tot een interdisciplinaire samenwerking te komen. Daartoe werden de nieuwe artikelen 458ter en quater in het Strafwetboek ingeschreven.

De wetgever verschaft hiermee een flexibel kader dat de nodige garanties geeft zowel naar dragers van het beroepsgeheim als naar beroepsgerechtigden toe, en dit voor uiteenlopende problematieken als bijvoorbeeld intrafamiliaal geweld, kindermishandeling maar ook radicalisering, gewelddadig extremisme en terrorisme.

Het College van procureurs-generaal vaardigde met de COL 4/2018 een omzendbrief uit die ter zake richtlijnen verschaft aan de parketten.

Binnen dit nieuwe wettelijke kader tasten op heden ook de Gemeenschappen en de Gewesten de mogelijkheden en opportuniteiten af om voor uiteenlopende materies casusoverleg te organiseren of daaraan te participeren.

In de strijd tegen de radicalisering en het terrorisme is tenslotte ook de werking van lokale integrale veiligheidscellen (LIVC’s) van cruciaal belang. Binnen deze lokale structuren zijn casusoverleg en het delen van informatie conditio sine qua non.

Op 19 juli 2018 werd het wetsontwerp van de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken betreffende een wettelijk kader voor de LIVC gestemd. Actueel is overleg lopende met de Gemeenschappen en Gewesten om de modaliteiten met betrekking tot hun deelname, te vatten in samenwerkingsakkoorden.