Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-699

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 10 juli 2015

aan de minister van Justitie

Elektronisch toezicht - Uitvoering in samenwerking met de Gemeenschappen - Uiteindelijke reclassering in het buitenland

vervangende straf
voltrekking van de straf
verdeling van de bevoegdheden
reclassering
EU-lidstaat
justitiële samenwerking in strafzaken (EU)

Chronologie

10/7/2015Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 14/8/2015)
11/9/2017Rappel
24/10/2017Antwoord

Vraag nr. 6-699 d.d. 10 juli 2015 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Sinds de Zesde Staatshervorming zijn de Gemeenschappen deels bevoegd voor het elektronisch toezicht (E.T.). Het is een gedeelde bevoegdheid van de federale overheid en de Gemeenschappen. Aangaande het beheer van het elektronisch toezicht werd inmiddels een samenwerkingsakkoord gesloten tussen de drie Gemeenschappen.

Elektronisch toezicht is overduidelijk een transversale bevoegdheid van de federale overheid en de Gemeenschappen. Onder meer in het kader van de strafuitvoeringsrechtbanken (SURB) is het instrument van het elektronisch toezicht essentieel.

De Gemeenschappen zijn tevens gedeeltelijk bevoegd voor de justitiehuizen, die mee instaan voor de opvolging en nazorg van strafrechtelijk veroordeelden.

In dit kader doet zich een specifieke onregelmatigheid voor.

Personen die aan de tijdsvoorwaarden voor het krijgen van een elektronisch toezicht voldoen en tevens de voornaamste voorwaarden kunnen vervullen, wordt toch het elektronisch toezicht geweigerd indien de uiteindelijke reclassering zich voordoet in een ander land van de Europese Unie. Men weigert immers te aanvaarden dat een reclassering in België kan beginnen en dan via E.T. zou kunnen beëindigd worden in bv. Oostenrijk.

Mij is een concreet geval bekend waarbij de SURB meedeelde dat het onmogelijk was om een reclassering in bv. Oostenrijk te laten doorgaan, ook al waren alle betrokken diensten van Oostenrijk het hiermee eens en waren ze bereid om dit reclasseringsproces mee te ondersteunen.

Een Oostenrijks equivalent van onze justitiehuizen kan echter geen controlerende functie aanbieden tenzij er door een van onze officiële instellingen, SURB of Justitiehuis, officieel een aanvraag wordt ingediend bij de Oostenrijkse bevoegde diensten.

Oostenrijk of een ander EU-land zal een dergelijke officiële vraag wel degelijk gunstig beantwoorden en op de eisen van de SURB ingaan, maar dan moet de SURB wel eerst aan het andere EU-land laten weten wat het juist wenst.

Op deze wijze wordt mensen in ons land het recht ontzegd om een beroep te doen op een goede reclassering of op de procedure van E.T.

1. Is de minister zich bewust van deze onaanvaardbare toestanden?

2. Is de minister bereid om via overleg met de Gemeenschappen nieuwe richtlijnen op te stellen voor de SURB en de justitiehuizen om zo het systeem van elektronisch toezicht ook mogelijk te maken in andere EU-landen?

3. Is de minister bereid dit ernstig te laten onderzoeken en samen met de Gemeenschappen ook op EU-vlak te bespreken?

4. Wat zal de minister doen om de procedure van E.T. ook mogelijk te maken binnen een reclasseringsproject in een van de andere EU-landen?

Antwoord ontvangen op 24 oktober 2017 :

Er wordt verwezen naar de Gemeenschappen gelet op hun bevoegdheid ter zake van het elektronisch toezicht sinds de zesde Staatshervorming.

De wet externe rechtspositie omschrijft het elektronisch toezicht als een wijze van uitvoering van de vrijheidsstraf waardoor de veroordeelde het geheel of een gedeelte van zijn vrijheidsstraf buiten de gevangenis ondergaat volgens een bepaald uitvoeringsplan, waarvan de naleving onder meer door elektronische middelen wordt gecontroleerd. Het is een strafuitvoeringsmodaliteit die kan worden toegekend, maar het is geen recht.

Het opvolgen van een elektronisch toezicht in het buitenland door de Belgische bevoegde diensten is momenteel technisch onmogelijk.

Het opvolgen van elektronisch toezicht door buitenlandse diensten bevoegd voor strafuitvoering, valt onder de problematiek van de internationale samenwerking in strafzaken en overlevering of uitlevering van gevonniste personen.

Het overnemen van de uitvoering van gevangenisstraffen – en het elektronisch toezicht als detentie valt daaronder – door een andere Lidstaat is aan specifieke regels onderworpen. Het betreft immers een strafoverdracht waarvoor zowel de zendende Staat (België) als de ontvangende Staat het akkoord moeten verlenen na een bepaalde procedure en onderzoek. Deze procedure overstijgt dus de problematiek van de loutere opvolging in het buitenland.