Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-494

van Martine Taelman (Open Vld) d.d. 18 maart 2015

aan de minister van Justitie

Oorlogsmisdadigers - Vrouwen en gewapende conflicten - Verdragen - Veroordelingen

oorlogsmisdaad
internationaal humanitair recht
misdaad tegen de menselijkheid
uitlevering
seksueel geweld
positie van de vrouw
Rwanda
Democratische Republiek Congo
opvolging informatieverslag

Chronologie

18/3/2015Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 16/4/2015)
27/5/2015Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-493
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-495

Vraag nr. 6-494 d.d. 18 maart 2015 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Een van de belangrijkste beleidsaanbevelingen uit het rapport « Peking 2020 » betreft het verhinderen van de straffeloosheid van oorlogsmisdadigers in het algemeen en in het bijzonder voor de oorlogsmisdaden jegens vrouwen waarbij seksueel geweld wordt gehanteerd. Zo wordt onder meer aanbevolen om de partnerlanden te ondersteunen in de aanpak van de straffeloosheid van de daders van seksueel geweld, waarbij rekening gehouden wordt met de specifieke noden van vrouwen en meisjes. Zo moeten er specifieke opleidingen voorzien worden voor de rechters en zij die instaan voor het onderzoeken en bestraffen van seksueel geweld, om de daders van seksueel geweld effectief te straffen, en moet België er op bilateraal en multilateraal niveau voor ijveren om vrouwen daadwerkelijk tegen seksuele geweldpleging te beschermen.

Diverse EU-landen waaronder Nederland hebben in dit kader bilaterale verdragen afgesloten om oorlogsmisdadigers uit te leveren. Zo sloot Nederland een akkoord met Rwanda. Hierin hebben ze afgesproken dat ze elkaars onderdanen gedwongen mogen terugsturen. Hierover werd door de Nederlandse bevoegde minister een overeenkomst ondertekend met zijn Rwandese ambtgenoot. Ons land kan hierin niet even ver gaan daar de regel is dat wij geen landgenoten of mensen met een geldige verblijfstitel uitleveren aan derde landen. Wel kan men zich de vraag stellen in hoeverre deze verblijfstitel niet moet worden ingetrokken en blijft er de optie om mensen die nog geen titel hebben en asiel aanvragen wel door te verwijzen naar het land waar de feiten hebben plaatsgevonden met het oog op berechting.

Nederland heeft ook afgesproken Rwanda te helpen bij het versterken van de immigratiedienst. Er bestaat tussen beide landen al een intensieve samenwerkingsrelatie op het gebied van justitie. De opsporing en vervolging van oorlogsmisdadigers is daar een onderdeel van.

In de nasleep van de Rwandese genocide in 1994 zijn veel oorlogsmisdadigers naar Europa gevlucht. Bij die oorlog tussen de Hutu's en de Tutsi's kwamen 800 000 mensen om het leven.

In oktober oordeelde de Haagse rechtbank dat een van genocide verdachte Rwandees door Nederland mag worden uitgeleverd aan Rwanda. De verdachte zal nu in Rwanda worden vervolgd. Gezien de historische banden met Rwanda verblijven veel Rwandezen in ons land en is het meer dan aangewezen om in het verlengde van de unaniem goedgekeurde aanbevelingen over vrouwen en geweld in het rapport « Peking 2020 » in een concreet verlengstuk te voorzien voor wat betreft ons eigen beleid alsook op bilateraal niveau.

Deze vraag betreft gelijke kansen en is aldus een bevoegdheid van de Senaat overeenkomstig artikel 79 van het Reglement. Bovendien ligt deze vraag in het verlengde van de onlangs unaniem goedgekeurde aanbevelingen die werden opgenomen in het informatieverslag betreffende de opvolging van de toepassing van het Actieplatform van de Vierde VN-Wereldvrouwenconferentie van Peking.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Hoe reageert u op het akkoord tussen Nederland en Rwanda om genocidairs uit te leveren aan Rwanda enerzijds en anderzijds het voornemen om intensiever samen te werken voor wat betreft justitie? Kan u dit uitvoerig toelichten en aangeven of u gelijkaardige stappen overweegt voor wat betreft enerzijds Rwanda en anderzijds de Democratische Republiek Congo (DRC) en dit temeer gezien deze in het verlengde liggen van diverse aanbevelingen in het informatieverslag betreffende de opvolging van de toepassing van het Actieplatform van de Vierde VN-Wereldvrouwenconferentie van Peking waarbij bijzondere aandacht gevraagd wordt voor de straffeloosheid van oorlogsmisdadigers in het algemeen en zij die seksueel geweld inzetten als oorlogswapen in het bijzonder?

2) Kan u aangeven hoeveel verdachten van oorlogsmisdaden in Rwanda momenteel in ons land verblijven, hoeveel van hen respectievelijk de laatste vijf jaar in vervolging werden gesteld en hoeveel van hen werden veroordeeld en/of uitgeleverd? Kan u dit cijfer duiden? In hoeveel gevallen betrof het feiten van seksueel geweld en hoeveel personen werden hiervoor de laatste vijf jaar veroordeeld?

3) Kan u aangeven hoe het parket en onze immigratiediensten samenwerken en informatie uitwisselen over verdachten van oorlogsmisdaden in het algemeen en het inzetten van seksueel geweld als oorlogswapen in het bijzonder, alsook hoeveel verdachten van deze respectieve oorlogsmisdaden de laatste vijf jaar op jaarbasis asiel hebben aangevraagd? Hoe kan deze controle verder worden aangescherpt om te voorkomen dat oorlogsmisdadigers zich in ons land vestigen?

4) Bent u voorstander van een gelijkaardige overeenkomst zoals die tussen Nederland en Rwanda voor wat ons land betreft en dit zowel ten aanzien van Rwanda als van de DRC? Kan u dit concreet toelichten qua timing en inhoud?

5) Kan u aangeven hoe u invulling gaat geven aan de noodzaak om oorlogsmisdadigers in het algemeen en daders van seksueel geweld als oorlogswapen in het bijzonder systematisch te gaan vervolgen overeenkomstig de aanbevelingen uit het eerder aangehaalde informatieverslag? Kan u dat uitvoerig toelichten wat concrete maatregelen betreft?

6) Kan u aangeven hoe ons land heden reeds samenwerkt met Rwanda en de DRC om genocidairs en oorlogsmisdadigers die seksueel geweld hebben aangewend daadwerkelijk voor een rechtbank te brengen? Kan u dit uitvoerig toelichten wat maatregelen en resultaten betreft?

Antwoord ontvangen op 27 mei 2015 :

1) De strijd tegen de straffeloosheid van oorlogsmisdadigers in het algemeen en zij die seksueel geweld inzetten als oorlogswapen in het bijzonder is een belangrijke doelstelling voor Justitie. Talrijke acties naar aanleiding van rechtshulpverzoeken van het Internationaal Strafhof illustreren dit bijvoorbeeld. Wat betreft capaciteitsopbouw in het domein van Justitie in andere landen, is ook België actief. Zo werden bijvoorbeeld diverse inspanningen geleverd voor Burundi. Er wordt momenteel gewerkt aan een conceptnota die moet helpen om de prioriteiten in dit domein ook in de toekomst optimaal te definiëren.

2) Op 7 april 2015 verbleven er op het Belgisch grondgebied vierenveertig personen die verdacht worden van het plegen van oorlogsmisdaden in Rwanda in 1994 en tegen wie een gerechtelijk onderzoek of een vooronderzoek loopt. Twee personen worden inzonderheid vervolgd wegens seksueel geweld. Tot dusver heeft ons land vier processen gehouden met betrekking tot de misdaden gepleegd tijdens de Rwandese genocide. Die processen zijn gehouden in 2001, 2005, 2007 en 2009 voor het Hof van assisen van het arrondissement Brussel-Hoofdstad. Zij resulteerden in de veroordeling van acht personen.

3) Het federaal parket ontvangt geregeld informatie van de immigratiediensten over personen die zich op het grondgebied bevinden en die verdacht worden van ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht.

4) Samen met Nederland, Slovenië en Argentinië ligt België aan de basis van een project met als opzet het opstarten van onderhandelingen voor het sluiten van een multilateraal internationaal verdrag inzake wederzijdse rechtshulp en de uitlevering met het oog op nationale vervolging van de ergste misdaden (oorlogsmisdaden, misdaden tegen de menselijkheid, misdaad van genocide). België levert zeer actieve inspanningen om zoveel mogelijk politieke steun voor dit project te verwerven. Thans hebben vierenveertig staten van de vijf geografische regio's van de Verenigde Naties (VN) hun steun toegezegd aan een verklaring die oproept tot het openen van onderhandelingen met het oog op het sluiten van een dergelijk verdrag. België bewandelt dan ook bij voorkeur de piste van onderhandelingen over een multilateraal verdrag ter zake, veeleer dan onderhandelingen over bilaterale verdragen naar gelang het geval, gezien het aantal potentieel betrokken staten.

5) Krachtens artikel 29 van het Wetboek van strafvordering dient bepaalde informatie te worden overgezonden, in casu aan het federaal parket. Het federaal parket kan daaraan gevolg geven overeenkomstig de toepasselijke bepalingen en met inachtneming van artikel 151 van de Grondwet. De strijd tegen de straffeloosheid voor ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht is een prioriteit.

6) Deze aangelegenheid ressorteert onder de bevoegdheid van mijn collega van Buitenlandse Zaken.