Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-2218

van Lionel Bajart (Open Vld) d.d. 15 januari 2019

aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken

Social media surveillance - Samenwerking met externe partners - Logaritmes - Privacy

sociale media
virtuele gemeenschap
politiecontrole
informatieanalyse
wiskunde
ethiek
openbare veiligheid
eerbiediging van het privé-leven

Chronologie

15/1/2019Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 14/2/2019)
12/2/2019Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 6-1954

Vraag nr. 6-2218 d.d. 15 januari 2019 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De Nederlandse politie blijkt volgens de krant NRC het internet af te struinen naar verdachte zaken en uitingen op platforms als Facebook en Twitter. Het betreft de zogenaamde sentimentanalyse waar de gevonden data worden geordend en geanalyseerd. Hierbij worden aan de hand van positief, negatief of neutraal gelabelde berichten personen geprofileerd of/en van een risicoprofiel voorzien. Dergelijk onderzoek wordt in vaktermen social media surveillance genoemd.

Onderzoek van de Rand Corporation wijst uit dat deze onderzoeken niet alleen ineffectief zijn maar tevens onrechtvaardig. Het is belangrijk om deze onderzoeken wat mij betreft duidelijk te omkaderen en onder meer transparantie te bieden wat betreft de algoritmes die hierbij worden gebruikt.

Wat betreft het transversaal karakter: de verschillende regeringen en schakels in de veiligheidsketen zijn het eens over de fenomenen die de komende vier jaar prioritair moeten worden aangepakt. Die worden gedefinieerd in de kadernota integrale veiligheid en het nationaal veiligheidsplan voor de periode 2016 2019. Ze werden besproken tijdens een interministeriële conferentie, waarop ook de politionele en justitiële spelers aanwezig waren. Het betreft aldus een transversale aangelegenheid met de Gewesten waarbij de rol van de Gewesten vooral ligt in het preventieve luik.

Ik had hieromtrent volgende vragen:

1) Zijn er bij ons reeds concrete projecten opgezet rond social media surveillance binnen bepaalde zones of op nationaal niveau? Zo ja, welke social media surveillance betreft het, wat is haar doel, waar werden ze uitgerold en wat is het resultaat? Zo neen, waarom niet? Bent u bereid in de toekomst social media surveillance op te zetten? Zo ja, waarrond zal dit worden opgezet, binnen welke zone en wat is het budget en de timing?

2) Kan u uitvoerig bespreken welk potentieel u ziet wat betreft het inzetten van social media surveillance? Ziet u er een rol voor weggelegd naar het voorbeeld van Nederland wat betreft terrorisme en de strijd tegen loverboys en pedofilie? Kunt u dit uitvoerig toelichten?

3) Social media surveillance brengt ook risico's met zich mee, onder meer wat betreft het aantasten van de privacy en etnische profilering door de logaritmes die worden toegepast. Bent u bereid hieromtrent met de staatsecretaris voor Privacy samen te zitten om een regulerend kader uit te werken dat onder meer werkt op basis van het juridisch beginsel van de doelbinding en aldus een protocol uit te werken? Zo neen, waarom niet?

4) Acht u het aangewezen dat de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer (CBPL) zich buigt over social media surveillance? Zo neen, waarom niet? Kunt u dit uitvoerig toelichten?

5) Hoe evalueert u de samenwerking in Nederland met bedrijven zoals Coosto en HowaboutYou? Lopen er gelijkaardige plannen met deze bedrijven in ons land? Kunt u dit uitvoerig toelichten? Met welke externe partners wordt de social media surveillance opgezet?

Antwoord ontvangen op 12 februari 2019 :

1) Binnen de federale gerechtelijke politie, beschikt de centrale directie DJSOC (Directie belast met de bestrijding van zware en georganiseerde criminaliteit) over een sectie « Internet Recherche » (DJSOC/i2-IRU), die werd opgericht in februari 2016.

De sectie werd aangeduid als Single Point of Contact (SPOC) voor het opsporen van illegale online content (op sociale media platformen) met betrekking tot terrorisme, radicalisme, haatpropaganda en gewelddadig extremisme, of in verband met racisme, xenofobie en gender.

De grootste platformen waar opzoekingen uitgevoerd worden, zijn (onder andere) Archive.org, Facebook, Google en Google +, Instagram, SoundCloud, Telegram, Twitter, Videopress, Wordpress, YouTube, enz.

Inhoud met betrekking tot terrorisme, radicalisme, propaganda en gewelddadig extremisme werkt de sectie in partnerschap met Europol.

De medewerkers van de sectie voeren, op vraag van de eenheden, van de magistratuur, of op eigen initiatief, opsporingen naar informatie uit die vrij beschikbaar is op het Internet (open sources). Eens een illegale inhoud wordt vastgesteld, wordt het betrokken platform op de hoogte gebracht met de vraag tot verwijdering van de content.

De sectie heeft niet de legale bevoegdheden om autonoom een illegale inhoud te verwijderen.

Wordt een Belgisch belang geïdentificeerd, dan wordt de informatie naar de bevoegde politiedienst overgemaakt.

De sectie voert geen autonome « surveillance » uit aan de hand van een risicoprofiel of nog het profileren van een persoon.

Het gerechtelijk « opvolgen » van een persoon wordt gereglementeerd door de BOM-wetgeving (bijzondere opsporingsmethoden). Een « stelselmatige observatie » in de zin van het wetboek is een observatie van meer dan vijf opeenvolgende dagen of van meer dan vijf niet-opeenvolgende dagen gespreid over een periode van een maand.

Cijfers :

De sectie i2-IRU heeft in :

– 2017 : 1 639 inhouden verwezen naar de platformen. 1 061 werden verwijderd ;

– 2018 : 1 752 inhouden verwezen naar de platformen. 1 241 werden verwijderd.

De cel i2-IRU levert ook steun aan de eenheden van de geïntegreerde -politie en aan de magistratuur in het kader van gerechtelijke onderzoeken, en dus voor alle criminele misdrijven met inbegrip van seksuele misdrijven tegen kinderen. Hier worden dus opzoekingen op het Internet uitgevoerd op vraag, en ook hier uitsluitend in open bronnen.

Begin 2018, heeft de Ministerraad beslist om « supersoftware » aan te kopen die automatisch webpagina's opspoort die gelinkt zijn aan criminele feiten. De bedoeling is dat zowel de politie, de Staatsveiligheid als de Militaire Inlichtingendienst ermee aan de slag kunnen. Speurders zullen « OSINT »’ (Open Source Intelligence) als een zoekrobot kunnen gebruiken. Door bepaalde woorden te combineren of bepaalde (video)beelden te uploaden kan deze software gericht speuren. Maar het gaat altijd om « open bronnen », dat wil zeggen dat OSINT niet doordringt in afgesloten websites. Dat is bij wet verboden. Het wordt beschouwd als een vorm van hacking.

Op basis van een openbare markt heeft de regering beslist welk bedrijf het materiaal zal leveren. Het in gebruik nemen van de « supersoftware » kost min of meer 6,8 miljoen euro. De eenheden belast met zulke opzoekingen worden momenteel uitgerust en zouden in de loop van dit jaar operationeel moeten zijn.

2) Stricto sensu kan het voorbeeld van Nederland niet in België uitgevoerd worden. De Belgische wetgeving (BOM-wetgeving) verbiedt de surveillance van sociale media zoals dat door Nederland wordt uitgevoerd.

Bovendien zijn er ook beperkingen opgelegd door de :

– EU Algemene Verordening Gegevensbescherming (EU-AVG) – GDPR : « Geautomatiseerde individuele besluitvorming, waaronder profilering, artikel 22 : « De betrokkene heeft het recht niet te worden onderworpen aan een uitsluitend op geautomatiseerde verwerking, waaronder profilering, gebaseerd besluit waaraan voor hem rechtsgevolgen zijn verbonden of dat hem anderszins in aanmerkelijke mate treft. » »;

– richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, artikel 15, § 1 : « De Lidstaten kennen aan ieder het recht toe niet te worden onderworpen aan een besluit waaraan voor hem rechtsgevolgen zijn verbonden of dat hem in aanmerkelijke mate treft en dat louter wordt genomen op grond van een geautomatiseerde gegevensverwerking die bestemd is om bepaalde aspecten van zijn persoonlijkheid, zoals beroepsprestatie, kredietwaardigheid, betrouwbaarheid, gedrag, enz., te evalueren ».

3), 4) & 5) Ik deel U mee dat ik voor het antwoord op de vraag verwijs naar het antwoord op de schriftelijke vraag nr. 6-2217 gesteld aan de heer K. Geens, minister van Justitie.