Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-2214

van Lionel Bajart (Open Vld) d.d. 15 januari 2019

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, en Minister van Ontwikkelingssamenwerking

Delen lijst met identiteit personen die genoemd werden in onderzoekdossiers rond terrorisme met financiële instellingen - Verdachte transacties - Financiering terrorisme

financiering van terrorisme 
terrorisme
financiering
bankactiviteit
Cel voor financiële informatieverwerking
kredietinstelling

Chronologie

15/1/2019Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 14/2/2019)
14/5/2019Rappel
17/5/2019Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 6-1942

Vraag nr. 6-2214 d.d. 15 januari 2019 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Een proef waarbij de Nederlandse politie namen van vermoedelijke terroristen doorgaf aan banken, heeft driehonderd ongebruikelijke betalingen aan het licht gebracht. Het merendeel van de transacties is aangemerkt als verdacht in verband met het financieren van terrorisme, zegt de projectleider van de taskforce terrorismefinanciering.

De samenwerking tussen opsporingsdiensten en vijf grote banken loopt sinds juli vorig jaar. Politie en de fiscale opsporingsdienst FIOD delen al een jaar namen van vermoedelijke terroristen met de banken. Na het doorlichten van de rekeningen stuitten de banken onder andere op een terrorismeverdachte die zich bezighield met fraude. Ook zagen banken hoe vliegtickets voor Syriëgangers werden gefinancierd via tussenpersonen met verschillende bankrekeningen.

De namen die gedeeld worden betreffen personen die niet worden verdacht van terrorisme maar van wie de politie toch een aanwijzing heeft dat zij betrokken zijn bij terrorisme. Normaal gesproken mag de politie iemands bankgegevens pas inzien bij een concrete verdenking.

Zodra de banken ongewone betalingen vinden bij de vermoedelijke jihadisten, melden zij dit aan de Nederlandse Financial Intelligence Unit. Deze financiële waakhond geeft verdachte transacties door aan het Openbaar Ministerie, waarna strafrechtelijk onderzoek kan worden ingesteld.

De proef leidt tot een toename van het aantal meldingen over terrorismefinanciering. Ook de kwaliteit van die meldingen is gestegen. Waar normaliter één op de tien meldingen over een ongewone betaling bruikbaar is, geldt dat voor zes van de tien meldingen tijdens de proef. De pilot heeft buitengewoon veel opgeleverd. Daarom wordt door de taskforce bekeken om op structurele basis informatie delen met de private partijen.

De Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) is tevreden met de samenwerking. Het is voor banken zelf bijna ondoenlijk om zelfstandig terrorismefinanciering te ontdekken. Vaak gaat het immers om kleine bedragen die door banken niet te traceren zijn op basis van de gangbare indicatoren. Daarom is het efficiënter om door de politie verstrekte namen te onderzoeken, in plaats van te zoeken naar een speld in de hooiberg. De NVB zegt de privacy van klanten niet te schenden. Er wordt pas informatie doorgegeven wanneer de bank een ongebruikelijke betaling ziet.

Wat het transversaal karakter betreft van deze vraag: in het Vlaams regeerakkoord wordt er aandacht besteed aan het voorkomen van radicalisering en is er sprake van het oprichten van een cel met experten uit de diverse beleidsdomeinen om radicalisering te voorkomen, te detecteren en te remediëren, met één centraal aanspreekpunt en in samenwerking met andere overheden. De Coördinatie van deze cel ligt bij het Agentschap Binnenlands Bestuur. Vooral wat betreft de proactieve aanpak en de handhaving vervult de federale overheid een sleutelrol. In de toekomst zal ook een federale ambtenaar van de FOD Binnenlandse Zaken deel uitmaken van deze cel. Het betreft dus een transversale Gewestaangelegenheid. Ik verwijs tevens naar het recente actieplan van de Vlaamse regering ter preventie van radicaliseringsprocessen die kunnen leiden tot extremisme en terrorisme.

Ik had hieromtrent dan ook volgende vragen :

1) Bent u vertrouwd met dit Nederlandse pilootproject, waarbij namen van personen die genoemd werden in met terrorisme gerelateerde dossiers vertrouwelijk worden gedeeld met de banken, zodat deze mogelijk verdachte transacties kunnen doorgeven aan de controle instanties? Hoe beoordeelt u dit project?

2) Bent u bereid een gelijkaardige samenwerking via een pilootproject uit te werken met onze banken en met het CFI na toetsing door de Gegevensbeschermingsautoriteit? Zo neen, waarom niet? Zo ja, kan u toelichting geven over de timing en inhoud van een dergelijk project?

3) Kan u aangeven hoeveel meldingen over terrorismefinanciering u de laatste drie jaar heeft ontvangen? Om welke bedragen gaat het en hoeveel dossiers betreft het?

4) Welke andere pistes of beleidsmaatregelen werden getroffen om verdachte transacties te detecteren die verband houden met terrorisme aangezien het veelal om relatief kleine bedragen gaat die gemakkelijk onder de radar blijven?

5) Hoe reageert u op de stelling van de Nederlandse Vereniging van Banken dat het bijna ondoenlijk is om zelfstandig terrorismefinanciering te ontdekken, aangezien het vaak om kleine bedragen gaat die door banken niet te traceren zijn op basis van de gangbare indicatoren? Hoe wordt dit opgevangen en is in dit licht de Nederlandse aanpak niet een goede piste? Kan u dit toelichten?

Antwoord ontvangen op 17 mei 2019 :

1) Ja, ik ben op de hoogte van het Nederlandse pilootproject waarbij namen van personen die vermoedelijke jihadisten worden genoemd vertrouwelijk worden gedeeld met de banken zodat deze mogelijk verdachte transacties kunnen doorgeven aan de antiwitwascel FIU-NL, de tegenhanger van de Belgische Cel voor financiële informatieverwerking (CFI).

Banken krijgen de namen van vermoedelijke jihadisten om te kunnen nagaan of ze ongebruikelijke transacties uitvoeren. Ook bijvoorbeeld familieleden en kennissen van deze mogelijke jihadisten worden zo nodig nagetrokken.

De namen worden door de antiwitwascel aan de vier grootste banken verstrekt. De antiwitwascel baseert zich op informatie van de politie.

De antiwitwascel analyseert dan alle opvallende transacties die vanuit de financiële sector worden gemeld.

Verdachte zaken stuurt de antiwitwascel door naar de opsporingsinstanties.

Het kan een belangrijk project zijn want in terroristische zaken zijn de betrokken bedragen vaak beperkt. Er zijn ook vaak geen duidelijke banden tussen de financiële verrichtingen en een terroristische activiteit.

Het aankoop van een vliegticket, de huur van een wagen of overschrijvingen van kleine bedragen zijn gewone financiële verrichtingen en zijn op zichzelf niet verdacht voor een financiële instelling. Dat zijn geen ongebruikelijke transacties, behalve uitgevoerd door iemand bekend als een vermoedelijke jihadist of een familielid of kennis van een jihadist.

Het is bijgevolg niet moeilijk voor de financiële sector en andere aan de antiwitwaswet onderworpen entiteiten deze verrichtingen op te sporen en door te geven aan de CFI.

De ervaring leert dat financiële analyse van belang kan zijn bij een strafonderzoek of om mogelijke terroristische activiteiten die aan de gang zijn te voorkomen of te voorzien. De financiële analyse levert belangrijke informatie om terroristen te lokaliseren, op te volgen en banden tussen terroristen op te sporen.

Met betrekking tot terrorisme kan financiële analyse echter slechts resultaten opleveren indien er contextuele elementen over de betrokkenen aanwezig zijn.

Verschillende landen hebben synergieën opgezet om tot een nauwere samenwerking tussen de overheidssector en de privésector te komen op het gebied van de opsporing en bestrijding van terrorisme en terrorismefinanciering. Er werden platforms of mechanismen opgericht om informatie met de banksector uit te wisselen, onder andere in het Verenigd Koninkrijk (JMLIT), Frankrijk (« Appel à la vigilance »), de Verenigde Staten en Hongkong (FMLIT).

Door de specifieke context van elk land is er geen uniek model voor samenwerking met de privésector.

Het is dus duidelijk dat we synergieën tussen de overheidssector en de privésector moeten versterken.

2) Het bestaande wettelijk kader van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten biedt al mogelijkheden om informatie uit te wisselen met de privésector en ter bestrijding van terrorisme en terrorismefinanciering.

Het bestaande wettelijk kader van de wet van 18 september 2017 (artikel 79) stelt de CFI in staat informatie (over vermoedens van terrorisme of financiering van terrorisme) te ontvangen van het openbaar ministerie, de inlichtingendiensten en het OCAD. De mededelingen aan de CFI overeenkomstig artikel 79 worden als meldingen beschouwd, wat de CFI in staat stelt al haar bevoegdheden te gebruiken, en onder meer ook het recht verzoeken inzake deze personen naar alle onderworpen entiteiten te versturen. De onderworpen entiteiten die over financiële informatie met betrekking tot deze personen beschikken zijn verplicht deze informatie aan de CFI te melden.

De CFI meldt de verzamelde informatie door aan de parketten of het federaal parket in geval van ernstige aanwijzingen van financiering van terrorisme (artikel 82 van de wet) en aan de twee inlichtingendiensten en het OCAD in het kader van de bestrijding van het radicaliseringsproces, van terrorisme, de financiering van terrorisme en de witwasverrichtingen die hiermee verband zouden kunnen houden (artikel 83 van de wet).

Binnen het platform « Financiering van terrorisme » (FT), gecreëerd door de Nationale Veiligheidsraad en bestaande uit de CFI, het federaal parket, de twee inlichtingsdiensten, het OCAD en de Thesaurie (FOD Financiën), worden momenteel al de mogelijkheden onderzocht om een gelijkaardige samenwerking uit te werken met onze banken. Dit maakt deel uit van het ontwerpactieplan « strijd tegen de financiering van het terrorisme », voorbereid door het platform FT. Het platform FT is afhankelijk van het Coördinatiecomité voor inlichting en veiligheid. In december 2018 heeft het platform FT het ontwerpactieplan « strijd tegen de financiering van het terrorisme » voorgesteld aan het Coördinatiecomité voor inlichting en veiligheid. Het Coördinatiecomité voor inlichting en veiligheid heeft beslist om het ontwerpactieplanproject « strijd tegen de financiering van het terrorisme » verder te bekijken tijdens haar volgende bijeenkomst.

3)


2016

2017

2018 (tot juli)

Ontvangen meldingen over FT

2 701

2 996

1 787

Aantal dossiers

502

866

415

Aantal dossiers FT doorgemeld aan parketten of federaal parket

112

164

27

Bedragen (miljoen euro)

6,66

1,20

0,32

4) De cijfers van de CFI in verband met de doormeldingen wegens ernstige aanwijzingen van financiering van terrorisme bewijzen dat in terroristische zaken het veelal om relatief kleine bedragen gaat die gemakkelijk onder de radar blijven.

Deze laatste jaren (2015 & 2016) meldde de CFI veel meer dossiers voor financiering van terrorisme door maar voor relatief kleine bedragen.

De financiële inlichting kan gebruikt worden bij strafrechtelijke onderzoeken aangezien deze kan dienen om individuen of entiteiten te lokaliseren en om verbindingen tussen individuen en entiteiten te leggen. Op het gebied van financiering van terrorisme, is de opsporing van verdachte operaties met betrekking tot het terrorisme of met betrekking tot de financiering ervan, echter bijzonder delicaat voor de financiële sector, indien deze niet weet welke operaties en welke entiteiten of individuen in de gaten gehouden moeten worden. Daarom kan een communicatiekanaal tussen de publieke en private sector nuttig zijn.

Zoals aangegeven in het antwoord, hebben reeds verschillende landen mechanismen ingevoerd die deze communicatie mogelijk maakt (JMLIT in het Verenigd-Koninkrijk en « Appel à la vigilance » in Frankrijk).

In België beschikt het CFI momenteel reeds over een kanaal of mechanisme date en dergelijke communicatie tussen de publieke en private sector toelaat. (artikels 79 en 83 van de wet van 18 september 2017). Daarbij worden momenteel, zoals hierboven aangehaald, binnen het platform « Financiering van terrorisme » verdere mogelijkheden van samenwerking onderzocht.

5) De stelling van de Nederlandse vereniging der Banken dat het zelf bijna ondoenlijk is om zelfstandig terrorismefinanciering te ontdekken aangezien het vaak om kleine bedragen gaat die door banken niet te traceren zijn op basis van de gangbare indicatoren klopt.

Zoals hierboven gezegd wordt deze piste momenteel onderzocht.