Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-2101

van Lionel Bajart (Open Vld) d.d. 11 januari 2019

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, en Minister van Ontwikkelingssamenwerking

Tax shelter - Nieuwe hervormde regeling - Nieuwe rondzendbrief - Interpretatieproblemen - Overleg met de ministers van Cultuur van de Gemeenschappen

belastingaftrek
fiscale stimulans
filmproductie
audiovisuele productie
filmindustrie
film
steun aan ondernemingen
vennootschapsbelasting
ruling
belastingadministratie
gewesten en gemeenschappen van België

Chronologie

11/1/2019Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 14/2/2019)
14/5/2019Rappel
14/5/2019Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 6-653

Vraag nr. 6-2101 d.d. 11 januari 2019 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Op 1 januari trad de nieuwe hervormde tax shelter regeling in voege. Het systeem van de tax shelter is een fiscale stimulans voor investeringen in Belgische filmproducties. Producenten kunnen geld ophalen bij investeerders, die dan een fiscale vrijstelling ontvangen. Sinds de lancering van het systeem eind 2003 groeide de Belgische audiovisuele sector met 23 %. Het aantal in België geproduceerde films steeg met 250 % en het aantal prijzen dat die films in de wacht sleepten, ging met 49 % de hoogte in. De meer dan 700 miljoen euro die sinds 2003 dankzij de tax shelter werd opgehaald, leverde de Schatkist zo'n 77 miljoen euro op.

Het systeem werd op 1 januari hervormd, maar sindsdien werd door de dienst binnen Financiën die de dossiers behandelt, geen enkele ruling meer goedgekeurd. Zo'n ruling garandeert dat de fiscus akkoord gaat.

U ontving in april 2015 een schrijven van de diverse ministers van Cultuur van respectievelijk Vlaanderen en de Franse Gemeenschap.

Hierin wordt aangegeven dat de federale fiscale administratie omtrent diverse discussiepunten wat betreft de interpretatie van de wet eigenhandig reeds zou hebben getrancheerd omtrent elementen waarvoor de Gemeenschappen, die eveneens rechtstreekse partij zijn in de regeling, zich nog moesten uitspreken. Het betreft ondermeer de notie " In aanmerking komende productiemaatschappijen ", de plafonds van de loonforfaits voor producenten en de algemene kosten, de datum van in rekening brengen van de kosten van productie, en de berekening van de fiscale waarde van het uitgereikte attest.

In het verlengde van deze sluipende besluitvorming zou een rondzendbrief op til staan en dit in het verlengde van een reparatiewet die diverse vertaalfouten zou aanpassen.

De respectieve bevoegde ministers van Cultuur vragen om hieromtrent te worden gehoord. Ook de sector is ongerust. Uit de informele contacten tussen de sector en de administratie zou blijken dat de nieuwe tax shelter regeling tot op heden weinig succesvol is.

Aldus zou bij een Europese productie alle Europese uitgaven moeten passeren via de Belgische producent. Dit zou leiden tot de absurde situatie dat alle uitgaven voor draaidagen in Italië en Frankrijk bijvoorbeeld verplicht zouden moeten worden betaald door de Belgische producent. Het perverse neveneffect hiervan is dat men in de desbetreffende landen nooit steun zal krijgen voor deze Europese producties.

Tevens zouden de indirecte uitgaven voor een productie (wettelijk vastgelegd op 30 %) zoals verzekeringen, verloning voor de producent, …, niet meer in aanmerking zouden komen als uitgave die in aanmerking komen voor de tax shelter. Bijgevolg zou geen enkele buitenlandse producent nog naar ons land komen, waardoor men eigenlijk het tegenovergestelde bereikt van dat wat men wil bereiken.

Tevens zou de entiteit die instaat voor de uitwerking van de concrete tax shelter niet tegelijkertijd producent mogen zijn.

Een hele creatieve sector is in gevaar.

Deze vraag betreft een transversale gemeenschapsaangelegenheid (cultuur en media). Het hoeft geen betoog dat eventuele juridische problemen rond de federale tax shelterregeling een impact hebben op het beleid vanuit de Gemeenschappen op het vlak van het stimuleren van lokale producties. Zou doet het Vlaams Audiovisueel Fonds aan productiesteun om lokale producties te stimuleren alsook producties naar Vlaanderen te lokken.

Graag had ik u volgende vragen voorgelegd :

1) Klopt de berichtgeving dat u een schrijven heeft ontvangen van de respectieve ministers van Cultuur en gaat u hen uitnodigen voor overleg en / of dit bespreken in het Overlegcomité met de respectieve ministers en dit teneinde het succes van de tax shelter regeling te vrijwaren ? Kan u uitvoerig toelichten naar inhoud en timing toe ?

2) Is er een rondzendbrief nakend betreffende de tax shelter en zo ja, kan u garanderen dat deze vooraf zal worden besproken met de respectieve ministers van Cultuur en kan u toelichten naar inhoud en timing toe ?

3) Kan u aangeven of bij Europese producties alle Europese uitgaven inderdaad moeten worden geboekt en uitbetaald via de Belgische producent ? Zo neen, kan u toelichten hoe de regeling dan wel is ? Zo ja, kan u dit motiveren en werd dit besproken met de sector en de respectieve ministers van Cultuur ?

4) Kan u aangeven of er reeds duidelijkheid is over volgende begrippen naar de rulings toe :

a) de notie " In aanmerking komende productiemaatschappijen " ;

b) de plafonds van de loonforfaits voor producenten en de algemene kosten ;

c) de datum van in rekening brengen van de kosten van productie ; en

d) de berekening van de fiscale waarde van het uitgereikte attest ?

Zo neen, waarom niet en kan u garanderen dat u dit met de respectieve ministers van Cultuur zal bepalen en dit voor de definitieve invulling ? Zo ja, kan u de diverse punten inhoudelijk toelichten en aangeven welke de juiste invulling is alsook of dit vooraf werd besproken met de respectieve ministers van Cultuur ?

5) Kan u aangeven of de indirecte uitgaven voor een productie (wettelijk vastgelegd op 30 %) zoals verzekeringen, verloning voor de producent, …, niet meer in aanmerking zouden komen als uitgave die in aanmerking komen, voor de tax shelter ? Zo neen, kan u toelichten hoe de regeling dan wel is ? Zo ja, kan u dit motiveren en werd dit vooraf besproken met de sector en de respectieve ministers van Cultuur ?

6) Kan u aangeven of de entiteit die instaat voor de uitwerking van de concrete tax shelter niet tegelijkertijd producent mogen zijn ? Zo neen, kan u toelichten hoe de regeling dan wel is ? Zo ja, kan u dit motiveren en werd dit vooraf besproken met de sector en de respectieve ministers van Cultuur ?

Antwoord ontvangen op 14 mei 2019 :

In eerste instantie is het mij niet geheel duidelijk welke inwerkingtreding van de hervorming van het tax shelter stelsel u bedoelt.

Het tax shelter stelsel voor audiovisuele werken zoals opgenomen in artikel 194ter van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92) werd gewijzigd door de wet van 12 mei 2014. Die wijzigingen zijn van toepassing op raamovereenkomsten die worden getekend vanaf 1 januari 2015. Daarnaast werden aan het tax shelter stelsel voor audiovisuele werken nog wijzigingen aangebracht door de wet van 26 mei 2016 die van toepassing zijn op raamovereenkomsten die worden getekend vanaf 1 juli 2016.

In mijn hoedanigheid als nieuwe minister van Financiën, heb ik geen weet van om het even welke brief van de hand van de Gemeenschappen betreffende het tax shelter stelsel.

Ik ben daarentegen wel op de hoogte van de problemen die de sector heeft geuit met betrekking tot de moeilijkheden bij het aantrekken van fondsen. Mijn diensten hebben aanpassingen voorbereid aan de wet om tegemoet te komen aan deze problemen.

Bovendien werd het samenwerkingsakkoord tussen de federale overheid en de Gemeenschappen op de agenda geplaatst van het eerstvolgende Overlegcomité van 6 februari.

Mijn administratie heeft op 13 september 2017 een reeks frequently asked questions (FAQ) betreffende het tax shelter stelsel voor audiovisuele werken gepubliceerd. Die FAQ houden rekening met de wijzigingen van de wetten van 12 mei 2014 en 26 mei 2016 en hebben als doel om een commentaar te geven bij sommige bepalingen van het voormeld artikel 194ter, WIB 92, om rechtszekerheid te bieden, zowel aan de productievennootschappen als aan de investeerders. Die FAQ hebben vóór hun publicatie het voorwerp uitgemaakt van een overleg met de audiovisuele sector en ze weerspiegelen zo goed mogelijk het resultaat van dat overleg.

In geval van coproductie kunnen de productie- en exploitatie-uitgaven die in de Europese Economische Ruimte (EER) werden verricht door de vennootschap-coproducent, die niet de in aanmerking komende productievennootschap is, wel degelijk kwalificerende productie- en exploitatie-uitgaven in de EER vormen. In dat geval wordt er niet geëist dat de in aanmerking komende productievennootschap, naast de Belgische uitgaven ook het geheel van de in aanmerking komende uitgaven in de EER moet doen (zie eveneens FAQ 4).

Op grond van artikel 734/2, § 3, van het koninklijk besluit tot uitvoering van het WIB 92 (KB/WIB 92) moet de vraag tot erkenning als in aanmerking komende productievennootschap gericht worden aan de gespecialiseerde cel Tax Shelter. Artikel 194ter, § 1, lid 1, 2°, WIB 92, definieert het begrip. Dat wordt ook verduidelijkt in FAQ 1. Die FAQ werd eveneens opgenomen in de rulings 2015.404, 2015.707 en 2017.050.

Inzake de hoogte van de commissievergoeding aan een erkende tax shelter tussenpersoon werden vier rulings afgeleverd (2015.404, 2015.707, 2017.050 en 2017.534). Het bedrag van die kosten moet in overeenstemming zijn met het arm’s length beginsel en de omvang en de aard van de diensten moeten met precisie worden omschreven en gerechtvaardigd. De rulings 2015.404, 2015.707 en 2017.050 geven eveneens aan dat de vergoedingen van de andere producers in overeenstemming moeten zijn met het arm’s length beginsel.

Wat betreft de datum van in rekening brengen van de kosten van productie werden drie rulings gegeven. Er kan verwezen worden naar artikel 194ter, § 1, lid 1, 4°, en lid 5, WIB 92.

De rulings 2015.404 en 2015.707 doen uitspraak over de datum van de kosten in geval van herfacturering en dit volgens FAQ 3.

Ruling 2017.050 beslist over de toepassing van artikel 194ter, lid 5, WIB 92.

Voor de berekening van de fiscale waarde van het uitgereikte attest werd in de ruling 2016.393 een uitgebreid voorbeeld uitgewerkt.

De wettelijke bepalingen vereisen dat ten minste 70 % van de productie- en exploitatie-uitgaven die in aanmerking komen voor het tax shelter stelsel moeten worden besteed aan uitgaven die rechtstreeks verbonden zijn met de productie en de exploitatie om te vermijden dat een te groot deel van die sommen wordt uitgegeven aan diverse kosten. De overige productie- en exploitatie-uitgaven kunnen dan worden besteed aan uitgaven die niet rechtstreeks verbonden zijn met de productie en de exploitatie zoals bijvoorbeeld de uitgaven die gerelateerd zijn aan de administratieve en financiële organisatie en begeleiding van de audiovisuele productie (zie eveneens FAQ 10).

Het voormeld artikel 194ter, WIB 92, maakt een duidelijk onderscheid tussen de in aanmerking komende productievennootschap enerzijds en de in aanmerking komende tussenpersoon anderzijds. Die laatste is de natuurlijke of rechtspersoon die in het kader van de onderhandelingen en het afsluiten van een raamovereenkomst tussenkomt met het oog op het afleveren van een tax shelter attest in ruil voor een vergoeding of een voordeel. De in aanmerking komende productievennootschap daarentegen is een vennootschap die als belangrijkste doel de ontwikkeling en de productie van audiovisuele werken heeft. Zowel die productievennootschap als die tussenpersoon moeten erkend zijn. De in aanmerking komende productievennootschap kan geen in aanmerking komende tussenpersoon zijn voor hetzelfde audiovisuele werk.