Saoedi-Arabië - Wapenleveringen - Verbod - Afsluiting van een deontologisch pact - Samenwerking met de Gewesten
Saoedi-Arabië
wapenhandel
internationale sanctie
29/9/2016 | Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 3/11/2016) |
26/4/2017 | Antwoord |
Voor een belangrijk deel zijn het toezicht en de regeling van wapenleveringen aan derde landen een bevoegdheid van de Gewesten.
Nochtans is het duidelijk dat er ook belangen meespelen die rechtstreeks te maken hebben met de buitenlandse politiek van ons land. Wapenleveringen aan sommige landen zijn contraproductief voor de samenwerking binnen de Europese Unie (EU), de NAVO of de Verenigde Naties (VN).
Zeker wapenleveringen aan Saoedi-Arabië is minstens een zeer gevoelig onderwerp en heeft rechtstreeks invloed op tal van internationale conflictaarden. Ook de strijd tegen het terrorisme kan hier nadeel van ondervinden.
Inmiddels is het duidelijk dat vorig jaar, 2015, meer dan 60 % van de Waalse wapens verkocht werden aan Saoedi-Arabië en dat daardoor er tal van gewelddaden en mogelijk zelfs terroristische aanslagen ondersteund worden.
1) Wat zal de geachte minister doen om het beschadigde imago van België, ontstaan door de massale wapenleveringen aan Saoedi-Arabië, te herstellen ?
2) Hoe kan hij, middels een overleg met de Gewesten, een duidelijk deontologisch pact afsluiten met deze Gewesten aangaande de wapenleveringen aan landen zoals Saoedi-Arabië ?
3) Hoe zijn deze wapenleveringen te vereenzelvigen met de strijd om meer democratie wereldwijd ?
4) Wat zal hij ondernemen om deze schurkenstaat Saoedi-Arabië, waar een grote meerderheid van de bevolking gediscrimineerd wordt en geen fundamentele mensenrechten krijgt, af te sluiten van internationale en nationale (Waalse en Vlaamse) wapenleveringen ? In het verleden werd met succes aan ondemocratische en dictatoriale regimes een wapenembargo opgelegd. Waarom ijvert hij en ons land niet om dit ook voor Saoedi-Arabië te realiseren ? Waar wacht de federale regering op om dit door te voeren, nu belangrijke verdedigers van de wapentransporten in de federale oppositie zitten ?
Een herinnering aan het huidige kader voor de bevoegdheidsverdeling betreffende wapenuitvoercontrole laat toe om de vragen te beantwoorden.
Artikel 6, § 1, VI, eerste lid, 4°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, opgeheven bij de bijzondere wet van 16 juli 1993, wordt hersteld in de volgende lezing:
"4° De in-, uit- en doorvoer van wapens, munitie, en
speciaal voor militair gebruik of voor ordehandhaving dienstig
materieel en daaraan verbonden technologie evenals van producten en
technologieën voor tweeërlei gebruik, onverminderd de
federale bevoegdheid inzake de in- en uitvoer met betrekking tot het
leger en de politie en met naleving van de criteria vastgesteld in de
Gedragscode van de Europese Unie op het stuk van de uitvoer van
wapens;".
De bijzondere wet van 12 augustus 2003, die de
bevoegdheidsoverdracht regelt betreffende de in-, uit- en doorvoer
van wapens, munitie en speciaal voor militair gebruik of voor
ordehandhaving dienstig materieel, heeft de bevoegdheid voor de in-
en uitvoer van wapens grotendeels geregionaliseerd.
De
Gewestregeringen zijn sinds 2003 zelf verantwoordelijk voor de
controle op de internationale wapenoverdrachten uitgevoerd door de
economische operatoren die op hun respectievelijke grondgebieden
gevestigd zijn. De Federale regering heeft enkel een residuele
bevoegdheid behouden voor vergunningen die betrekking hebben op
internationale overdrachten van wapens door Defensie en de Federale
Politie. Het gaat daarbij om overtollig materiaal.
De Gewesten
hebben overigens hun eigen wetgeving inzake wapenhandel aangenomen
met respect voor de politieke en juridische parameters van de
Europese Unie (EU), het relevante internationale kader, zoals het
Verdrag over de wapenhandel waarbij België partij is, de
wapenembargo’s opgelegd door de resoluties van de Verenigde
Naties (VN)-Veiligheidsraad en de beperkingsmaatregelen van de
Europese Unie.
Het samenwerkingsakkoord tussen de Federale
Staat en de Gewesten betreffende de in-, uit- en doorvoer van wapens,
munitie en speciaal voor militair gebruik of voor ordehandhaving
dienstig materieel en daaraan verbonden technologie, evenals van
producten en technologieën voor tweeërlei gebruik van 17
juli 2007 heeft regels vastgesteld, in overeenstemming met de
verdeling van de bevoegdheden bepaald door de bijzondere wet van 12
augustus 2003. Dit samenwerkingsakkoord omvat een reeks bepalingen
betreffende de uitwisseling van informatie en verzoeken tot overleg
en coördinatie, en betreffende de vertegenwoordiging van de
Gewesten, o.a. binnen de COARM-werkgroep van de Europese Unie.
Eén
keer per semester of op specifiek verzoek van een Gewest overhandigt
de Federale Overheidsdienst (FOD) Buitenlandse Zaken de laatste
versie van de landenanalyses opgemaakt door de FOD Buitenlandse Zaken
aan de regionale contactpunten. Deze “landenfiches”
omvatten, indien verantwoord, een hoofdstuk over de situatie van de
mensenrechten (artikel 4).
Een lijst van de landen waarover informatie actiever moet worden
uitgewisseld, zoals vermeld in het samenwerkingsakkoord over de in-,
uit- en doorvoer van wapens (enz.) van 17 juli 2007, werd tot op
heden nog niet opgesteld. Artikel 5 van het samenwerkingsakkoord
bepaalt dat de Gewesten, in samenspraak met de FOD Buitenlandse
Zaken, deze lijst opmaken. De Gewesten moeten dus het initiatief
nemen.
In het kader van de gedragscode van de Europese Unie, en op
basis van een on-line Europees informatie uitwisselingsprogramma dat
onlangs gecreëerd werd, hebben de Gewesten een directe toegang
tot de relevante gegevens van Europese partners voor de toekenning of
weigering van vergunningen.
Indien zij dit nodig achten,
kunnen de Gewesten en de Federale regering een verzoek om overleg
indienen bij respectievelijk de FOD Buitenlandse Zaken of de
Gewesten. Een dergelijk verzoek om overleg kan aanleiding geven tot
de organisatie van een informatiebijeenkomst.
Mijn departement
heeft aldus in april 2015 en in april 2016, op verzoek van de
Gewesten, overleg georganiseerd over Saoedi-Arabië en de
Golfregio in de aanwezigheid van de betrokken geografische dienst, de
dienst non-proliferatie en ontwapening, alsmede de Gewesten. Mijn
departement houdt systematisch informatie ter beschikking van de
Gewesten over dit deel van de wereld. De aanvullende informatie
vanwege de FOD Buitenlandse Zaken houdt geen enkele aansprakelijkheid
van de Federale staat in voor de toekenning of weigering van een
vergunning, hetgeen de exclusieve gewestelijke bevoegdheid blijft.
De
interne coördinatie in België rond wapenexport vindt op een
meer systematische wijze plaats in het kader van de voorbereiding van
de vergaderingen van COARM, de werkgroep van de Raad van de EU over
wapenuitvoer. COARM komt tien keer per jaar bijeen. In uitvoering van
het samenwerkingsakkoord van 17 juli 2007 (artikel 12, § 3),
wordt elke COARM voorafgegaan door een Belgische interne coördinatie.
Tijdens deze coördinatie spreken de vertegenwoordigers van de
FOD Buitenlandse Zaken en de Gewesten de standpunten af die België
zal innemen in COARM.
In COARM bespreken de Lidstaten onder
andere hun wapenexportbeleid met betrekking tot specifieke
bestemmingslanden. Tijdens de afgelopen maanden heeft België in
COARM drie keer het initiatief genomen voor een bespreking van
Saoedi-Arabië als het bestemmingsland en heeft het deelgenomen
aan de besprekingen aangevraagd over hetzelfde onderwerp door
Europese Unie (EU)-partners. Er is geen internationaal of Europees
embargo op dit gebied met betrekking tot Saoedi-Arabië. De
gesprekken in COARM zijn vertrouwelijk.
Noch de bijzondere wet van
12 augustus 2003, noch het samenwerkingsakkoord van 17 juli 2007
omvatten een “deontologisch pact” met de Gewesten rond
wapenexportbeleid, in het algemeen of voor een bepaalde bestemming.