Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-9922

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 24 september 2013

aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken

BTW - Ontwijking - Oorzaken - Remedies

BTW
inning der belastingen
belastingfraude

Chronologie

24/9/2013Verzending vraag
30/10/2013Antwoord

Vraag nr. 5-9922 d.d. 24 september 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De Europese Commissie onderzocht de btw-ontwijking in de lidstaten. Het totaal van btw-ontwijkingen, voor alle lidstaten, bedraagt 193 miljard. Voor België stelt de Commissie dat van de 30,9 miljard geraamde opbrengsten er uiteindelijk maar 26 miljard in de schatkist belandde. De zgn. btw-kloof bedraagt daarmee 16%. Daarmee bevindt België zich in de middenmoot van het Europese peloton. Algemeen wijst de Commissie op een veelheid van oorzaken, met uiteraard fraude maar ook faillissementen, ontwijking, laattijdigheid in betalingen enz. De Commissie adviseert daarom een dito complexe aanpak.

1. Bevestigt de minister dat de btw-kloof, zijnde het verschil tussen de geraamde en geïnde btw-ontvangsten in ons land zo'n 16% of bijna 5 miljard euro bedraagt?

2. Beaamt de minister de Europese Commissie die wijst op een complex van oorzaken? Hoe verhouden verschillende oorzaken zoals fraude, ontwijking, faillissementen, laattijdigheid enz. zich onderling?

3. Over welke batterij van maatregelen ter bestrijding van deze verschillende oorzaken beschikt de minister?

4. Evalueert de minister de bestrijding en neutralisering van deze btw-kloof als succesvol, efficiënt en effectief? Past er op elk euvel een adequate aanpak? Waar ziet de minister zwakke punten in dit verband? Op welke wijze en wanneer kan de minister deze aanpak optimaliseren? Welke zijn de grootste obstakels die de minister bij deze aanpak definieert, waar vindt hij bondgenoten en hulpmiddelen?

Antwoord ontvangen op 30 oktober 2013 :

1. Het geachte lid verwijst vermoedelijk naar de door de Poolse firma CASE gemaakte analyse in opdracht van de Europese Commissie en die gebaseerd is op een “top down”-analyse. De experten van de lidstaten zijn van mening dat de resultaten van deze studie sterk overschat zijn.

Wat betreft het verschil tussen de geraamde BTW en de werkelijk geïnde BTW werden door de administratie reeds in het verleden “bottom-up”-analyses gemaakt, die resultaten opleverden van minder dan 2,5 miljard euro. Het gaat om het verschil tussen de geraamde BTW opbrengsten en de werkelijk geïnde ontvangsten. De theoretische BTW kloof omvat dus niet alleen fraude maar eveneens vergissingen, onregelmatigheden, falingen, ontwijking, vertragingen en bepaalde vrijstellingen omwille van verschillende wetgeving tussen de lidstaten.

2. Ik beaam het standpunt van de Europese commissie die wijst op een veelheid van oorzaken. De BTW kloof betreft dus niet enkel fraude. Bovendien dient een onderscheid te worden gemaakt tussen de zogenoemde klassieke BTW-fraude en de georganiseerde fraude.

3. Door een efficiënte aanpak van de georganiseerde fraude, en dan vooral de BTW-carrousels, zijn de verliezen in ons land drastisch gedaald met 98 % tussen 2001 (1,1 miljard euro) en 2012 (18,5 miljoen euro). De nieuwe aanpak gesteund op automatische detectie en gerichte reactiemethoden heeft hiertoe geleid. De situatie in ons land is niet vergelijkbaar met deze in bepaalde andere lidstaten, waar nog steeds zware verliezen geleden worden door carrouselfraude.

4. Op nationaal niveau is de doeltreffendheid van de strijd tegen georganiseerde fraude reeds aangetoond. Een voortdurende inspanning blijft echter noodzakelijk om verdachte intracommunautaire transacties permanent te monitoren. Ik wens daarentegen de totstandkoming van een éénvormige Europese strategie in de strijd tegen de georganiseerde fraude.

Er ontbreekt in dit stadium een efficiënte analyse-tool en een toegang tot alle transactiegegevens van de belastingplichtigen in alle lidstaten, hoewel deze nochtans beschikbaar zijn.

Daarom verdedigt mijn administratie momenteel op Europees niveau het project dat voorziet in een volledige toegang tot de gegevens en de implementatie van analysesystemen die in het verleden hun efficiënte reeds hebben bewezen. Een dergelijk hulpmiddel zou idealiter ontwikkeld kunnen worden binnen het Eurofisc-netwerk (cf. Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad van 7 oktober 2010, Hoofdstuk X).