Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-9638

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 19 juli 2013

aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging

Koning - Bevelvoering van het leger - Bevoegdheden - Relevantie

Koning en Koninklijke familie
krijgsmacht

Chronologie

19/7/2013Verzending vraag
23/8/2013Antwoord

Vraag nr. 5-9638 d.d. 19 juli 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De nieuwe koning werd, toen nog prins zijnde, op zijn vijftigste verjaardag luitenant-generaal. Op weg naar zijn koningschap kreeg hij de graad van viersterrengeneraal. Als koning is hij eveneens opperbevelhebber van het leger.

Hierover de volgende vragen.

1) In vredestijd:

a) Wat betekent in concreto, dus met welke bevoegdheden, welke werklast, welke aansprakelijkheden, de rol van de koning als viersterrengeneraal en opperbevelhebber van het leger?

b) Kunnen deze titels (viersterrengeneraal en opperbevelhebber van het leger) eerder als symbolen en eretitels worden ingevuld dan als een werkelijke opdracht in de keten van besturen en besluitvorming in het leger?

c) Zijn er vergoedingen of andere voordelen verbonden aan deze titels? Zo ja, kan de minister deze erg concreet opsommen?

d) Moeten alle uitspraken en daden van de koning in zijn rol van viersterrengeneraal en opperbevelhebber van het leger ook gedekt zijn door de federale regering?

e) Op welke momenten in vredestijd moet de koning optreden als opperbevelhebber van het leger?

2) In oorlogstijd. In de hypothese dat ons land zich officieel in staat van oorlog bevindt:

a) Wat betekent op dat moment in concreto, dus met welke bevoegdheden, welke werklast, welke aansprakelijkheden, de rol van een viersterrengeneraal en de rol van opperbevelhebber van het leger? Leidt de koning op dat moment in concreto de generale staf en dus het leger?

b) Hoe verhoudt de koning als opperbevelhebber van het leger, zich ten opzichte van de regering? Kan hij op dat moment uitspraken doen en beslissingen nemen zonder dat deze bij voorbaat door de regering moeten "gedekt" zijn?

c) Hoe verhoudt de koning zich als opperbevelhebber van het leger tot de leiding van de Navo? Is de koning op dat moment ondergeschikt aan het algemeen commando van de Navo?

d) Heeft de geachte minister van Defensie op dat moment een specifieke verantwoordelijkheid?

3) De geachte minister verklaarde eerder dat de rol van de koning als opperbevelhebber van het leger nog altijd erg relevant is. Kan hij hieromtrent zijn argumentatie verduidelijken?

Antwoord ontvangen op 23 augustus 2013 :

Het geachte lid gelieve hierna het antwoord te willen vinden op de door hem gestelde vragen.1.

Luidens artikel 167 van de Grondwet voert de Koning het bevel over de Krijgsmacht. De draagwijdte van deze bepaling heeft in het verleden tot controverse geleid. Een antwoord werd verstrekt in het advies dat daaromtrent in 1949 werd uitgebracht door de Commissie « er mede belast zijnde een met redenen omkleed advies uit te brengen over de toepassing van de grondwettelijke beginselen betreffende de uitoefening van de prerogatieven van de Koning en over de verhoudingen der grote grondwettelijke machten onderling » (zie Belgisch Staatsblad dd. 6 augustus 1949, bladzijde 7 589 en verder, en ook J. Velaers, “De Grondwet en de Krijgsmacht”, in A. De Becker en al., De grondwet en het inzetten van strijdkrachten, Antwerpen, Apeldoorn, 2005, pagina's 106 tot 108). Artikel 167 van de Grondwet moet worden begrepen in het licht van de regel van de ministeriële medeondertekening en de ministeriële verantwoordelijkheid (artikel 106 van de Grondwet). Dit wil zeggen dat de Koning noch het opperbevel (dat de organisatie van Landsverdediging en de uitrusting van de Krijgsmacht omvat), noch de politieke beslissing om de Krijgsmacht in militaire operaties in te zetten, noch de effectieve bevelvoering – dat wil zeggen de leiding over de militaire operaties – persoonlijk uitoefent.

De beslissing om troepen in een operatie in te zetten, wordt bepaald door de Ministerraad. De beslissingen betreffende de uitvoeringsmodaliteiten, welke getroffen worden op het terrein of welke een beperktere draagwijdte hebben, behoren tot de bevoegdheid van de Defensiestaf en zijn chef, de Chef van Defensie die wordt aangewezen door de Koning (zie koninklijk besluit van 21 december 2001 tot bepaling van de algemene structuur van het Ministerie van Landsverdediging en tot vastlegging van de bevoegdheden van bepaalde autoriteiten).

De Koning ontvangt geen vergoeding of enig voordeel op grond van zijn hoedanigheid van viersterrengeneraal en opperbevelhebber van het leger. 

2.

Artikel 167 van de Grondwet kent het commando van het leger toe aan de Koning zonder onderscheid te maken wat betreft het type missies of het ogenblik.

De Koning oefent, zoals hierboven uiteengezet voor wat betreft vredestijd, evenmin het commando over het leger in oorlogstijd uit buiten de gebruikelijke regels van de ministeriële verantwoordelijkheid. De Koning oefent met andere woorden geen enkele bevoegdheid uit en stelt geen enkele daad zonder de medeondertekening door een minister.

3.

Bij de eedaflegging van Koning Filip heb ik de redenen in herinnering gebracht waarom de Koning, in zijn hoedanigheid van opperbevelhebber van het leger, de graad van « viersterrengeneraal » draagt. Dat vindt zijn rechtvaardiging in die hoedanigheid van chef van het leger. Dat is ook gerechtvaardigd in de mate dat de Koning audiënties verleent aan de hoogste militaire autoriteiten van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) en de Europese Unie.