Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-96

van Guido De Padt (Open Vld) d.d. 1 september 2010

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie

Gebruik openbaar vervoer - niet-betaling reiskosten door leefloongerechtigden - boete

openbaar vervoer
sociaal achtergestelde groep
minimumbestaansinkomen
armoede
reizigerstarief

Chronologie

1/9/2010Verzending vraag
26/10/2010Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-95

Vraag nr. 5-96 d.d. 1 september 2010 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

OCMW's worden regelmatig geconfronteerd met mensen die betalingsmoeilijkheden hebben en met een leefloon moeten rondkomen. Het gebeurt dan ook dat leefloongerechtigden het risico nemen om zonder betalen gebruik te maken van het openbaar vervoer. Zo nam ik recentelijk kennis van het geval van iemand die het ticket ten bedrage van 3,70 euro niet had betaald en in gebreke werd gesteld om niet alleen het bedrag van 3,70 euro, maar ook een boete van 200 euro te betalen.

Kan de minister mededelen:

1. hoeveel vaststellingen van niet-betaling van reiskosten (en voor welke bedragen) werden gedaan in 2008, 2009 en de eerste drie kwartalen van 2010, met opsplitsing naargelang de nationaliteit van de overtreders;

2. op welke wijze de inningsprocedure verloopt ingeval van vaststelling van wanbetaling;

3. in hoeveel van de onder 1 vermelde gevallen de forfaitaire boete van 200 euro werd gevraagd en uiteindelijk ook betaald;

4. in welke mate, om welke redenen en voor welke bedragen niet werd overgegaan tot recuperatie (met opsplitsing zoals gevraagd onder 1);

5. in welke mate een gratis gebruik wordt onderhandeld met de openbare vervoersmaatschappijen ten voordele van leefloongerechtigden, teneinde de mobiliteit en de participatiemogelijkheden van deze doelgroep te bevorderen (cfr. gepensioneerden, studenten, enz.)?

Antwoord ontvangen op 26 oktober 2010 :

In antwoord op uw vraag kan ik u meedelen dat de inhoud ervan onder de bevoegdheid valt van mijn collega, mevrouw Inge Vervotte, minister van Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven, aan wie de vraag ook gesteld werd.