Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-9539

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 12 juli 2013

aan de minister van Werk

de onbetaalde stages bij internationale organisaties in Brussel

onbetaald werk
jongerenarbeid
internationale organisatie
opleidingsstage
vrijwilligerswerk
arbeidsrecht
arbeidsinspectie

Chronologie

12/7/2013Verzending vraag
22/4/2014Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-3533

Vraag nr. 5-9539 d.d. 12 juli 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Het European Youth Forum stelde vast dat nogal wat afgestudeerde jongeren via een onbetaalde stage in internationale gouvernementele en niet- gouvernementele organisaties proberen om zowel internationale ervaring op te doen als zich een weg te banen naar een arbeidscontract. Dit streven klinkt erg begrijpelijk, maar er is een wettelijk probleem. Onze arbeidswetgeving laat immers niet toe dat mensen een onbezoldigde stage lopen die niet kadert in een regulier opleidingssysteem. Indien ze buiten een studietraject toch stages willen doorlopen, dan moet daaraan een minimumloon van 751 euro/maand en een pedagogische begeleiding gekoppeld zijn. Een onbezoldigd stage kan niet.

Toch stelt het European Youthforum veel misbruiken vast. Het verwijst daarbij expliciet naar de Verenigde Naties, grote internationale ngo's en de Belgische FOD Buitenlandse Zaken. Ik ondervroeg uw collega van Buitenlandse Zaken daarover apart.

Het is belangrijk om in die context ook de sociaaleconomische component te benadrukken. Voor jongeren met rijke ouders, die in staat zijn om de kosten voor hun kind nog verder te dragen, betekent zo'n stage niet echt een groot probleem en kan die tijdsbesteding inderdaad een opstap zijn naar een internationale beroepscarrière. Jongeren met ouders die deze kosten niet kunnen dragen, krijgen daartoe geen kans; zij kunnen zich niet verschillende maanden zonder inkomen en met hoge kosten veroorloven.

Is de minister op de hoogte van de probleemstelling, onder andere verwoord door het European Youth Forum en onlangs nog gepubliceerd in Vacature, waaruit blijkt dat er vele jonge afgestudeerden in Brussel een onbezoldigde stage lopen in internationale gouvernementele en niet-gouvernementele organisaties? Bevestigt de minister dat een onbezoldigde stage buiten een regulier opleidingssysteem onwettig is? Deelt de minister de analyse van onder andere het European Youth Forum dat er zowel arbeidsrechtelijk als op sociaal vlak problemen rijzen?

In welke mate worden de betrokken internationale organisaties op dat punt door de Belgische arbeidsinspecties gecontroleerd? Beschikt de minister over cijfers waaruit de omvang van dat soort misbruiken kan worden afgeleid? Vindt de minister die problematiek voldoende relevant om daaromtrent een strenger beleid te voeren?

Antwoord ontvangen op 22 april 2014 :

Gelieve hierna de antwoorden te willen vinden op uw vragen, voor wat betreft mijn departement.

Ikzelf en mijn administratie, waaronder tevens de inspectiedienst “Toezicht op de sociale wetten” is op de hoogte van het fenomeen van de toenemende trend van onbetaalde stages door afgestudeerde jongeren zoals aangekaart in een artikel van “Vacature”. Dat dit fenomeen sterk geprononceerd is in het gewest Brussel hoofdstad, verwondert niet gezien het hoge cijfer van jongerenwerkloosheid in deze regio en gezien de toestroom van afgestudeerden uit Spanje en Portugal die hier hun kansen op de arbeidsmarkt wagen, daar waar ze in hun thuisland dat in diepe economische crisis zit, kansloos zijn om hun diploma te verzilveren door een job.

We beschikken niet over juiste cijfers wat het aantal onbezoldigde stageplaatsen betreft. Immers, veel stagiairs worden niet aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid (RSZ) gemeld. Volgens de administratieve instructie van de RSZ is er overigens geen onderwerping vereist indien de stage niet bezoldigd is.

In de context van de jeugdwerkloosheid is het begrijpelijk dat jongeren trachten hun kansen op de arbeidsmarkt te verhogen door op eigen initiatief een eerste kennismaking met het bedrijfsleven te zoeken.

Dit laat zien hoe het er in de praktijk aan toegaat. Dit verhoogt hun kansen en vaak vernemen onze arbeidsinspecteurs dat dergelijke afgestudeerden na verloop van tijd een arbeidsovereenkomst worden aangeboden. De inloopstage blijkt dan een vorm van selectieprocedure te zijn en bieden ondernemingen een kans om goede kandidaten voor een volwaardige job te vinden. Op zich is dat lovenswaardig: de arbeidsmarkt is dynamisch in dat opzicht.

Natuurlijk zijn mijn diensten beducht voor misbruiken bij dit fenomeen ook al heeft er nog geen enkele jongere een klacht neergelegd bij de arbeidsinspectie, in tegenstelling tot de jongeren die behoren tot de groep studentencontracten. Het is dus zoeken naar een precair evenwicht tussen hetgeen positieve kansen op de arbeidsmarkt biedt en misbruiken.

In dat verband moet opgemerkt worden dat de reglementering niet volmaakt en sluitend is en de talloze mogelijkheden voor stages een diffuus beeld opleveren. Er is enerzijds de middenstandsopleiding, de reguliere tewerkstelling van studenten die sterk gereglementeerd is, de startbaanovereenkomst, de verschillende systemen van instapbanen en stages in bedrijven (buiten het onderwijs) georganiseerd door de Gemeenschappen en gewesten, zoals bijvoorbeeld in Vlaanderen de IBO (individuele beroepsopleiding), stageplaatsen voor kansengroepen, instapstage, leerwerkplaatsen, knelpuntenstages, de stage overeenkomst in het kader van de permanente vorming voor de Middenstand en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen (KMO’s) (SFPME-EFPME) en dergelijke. Voor sommige van die stages is een zekere vergoeding voorzien. Ik moet er ook op wijzen dat de Vlaamse Overheid bijvoorbeeld subsidies geeft voor het invullen van dergelijke stages bij internationale instellingen: ”De meeste internationale organisaties bieden de mogelijkheid om een aantal maanden stage te lopen. Veelal zijn deze stages onbetaald. De Vlaamse overheid wil extra kansen bieden aan Vlaamse studenten of mensen die aan het begin van hun loopbaan staan om internationale ervaring op te doen bij internationale organisaties. Op de website van het departement internationaal Vlaanderen vindt u meer informatie, vacante stageplaatsen en contactgegevens.” http://www.vlaanderen.be/nl/economie-en-werk/opleiding/aanbod/subsidie-voor-stages-bij-internationale-organisaties. Op 18 februari 2011 keurde de Vlaamse Regering het besluit betreffende de subsidiëring van stages bij internationale organisaties goed. Er is een onkostenvergoeding gedekt door de subsidie, behalve als de stage in België plaatsvindt.

Op federaal vlak werd door de programmawet van 2 augustus 2002 het stelsel van de “beroepsinlevingsovereenkomst” in het leven heeft geroepen als een soort vangnet voor situaties waarin voor geen andere reguliere stage systemen gekozen werd. Deze beroepsinlevingsovereenkomst biedt betere garanties en bescherming voor de betrokken stagiair. Er is echter geen verplichting als dusdanig om deze vorm van overeenkomst te kiezen. Er is evenmin een wettelijk vermoeden dat deze overeenkomst van rechtswege van toepassing is in geval er geen geschrift werd opgesteld, zoals wel het geval is bij studenten die tewerkgesteld zijn en vermoed worden te werken met een studentencontract. Het regeerakkoord bevat geen enkel punt dat toelaat hier nieuwe wettelijke initiatieven van de regering te voorzien.

Een onbezoldigde stage buiten de beroepsinlevingsovereenkomst is dus niet per definitie onwettig. Het is wel vereist dat men bij gebrek aan beroepsinlevingsovereenkomst kan terugvallen op één van de nadere regelingen zoals hierboven vermeld (bijvoorbeeld de Vlaamse regeling voor stages bij internationale instellingen) of een gelijkwaardige sui generis regeling, een akkoord afgesloten tussen partijen.

Volledigheidshalve moet ik er aan toevoegen dat voor alle vormen van stage, de tewerkstelling (bezoldigd of niet) geniet van een aantal arbeidsrechtelijke beschermende regels die gelden op de plek van het werk (arbeidsduur, welzijn, arbeidsongevallenverzekering, enz.).

Uiteraard blijven mijn diensten en in het bijzonder de inspectie Toezicht op de sociale wetten het fenomeen aandachtig opvolgen. Men moet er wel rekening mee houden dat a) de toegang tot internationale instellingen waarvan sommigen een vorm van immuniteit genieten sterk bemoeilijkt wordt, b) de winst van een gerichte planmatige aanpak van deze misbruiken door de inspectie (en het zijn niet allemaal misbruiken !), na kosten-baten analyse, voor de RSZ en de Schatkist minder opbrengt wegens het lage bedrag van de vergoedingen en niet opweegt tegen de grote inzet van de inspectie voor de bestrijding van grootschalige sociale fraude.

Ten slotte kan ik nog meegeven dat het Toezicht op de sociale wetten zich in het huidig stadium vooral richt op de georganiseerde aanbieders van dergelijke stageplaatsen via gespecialiseerde organisaties en web services.