Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-9225

van Cindy Franssen (CD&V) d.d. 5 juni 2013

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen

Het aantrekkelijker maken van het beroep van verpleger

verplegend personeel
gerontologie
diabetes

Chronologie

5/6/2013Verzending vraag
13/5/2014Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-3442

Vraag nr. 5-9225 d.d. 5 juni 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In uw beleidsnota volksgezondheid van 2013 zegt u het volgende over het aantrekkelijker maken van het beroep van verpleger: "We zullen de inspanningen om het beroep van verpleegkundige aantrekkelijker te maken, voortzetten. Alle indicatoren wijzen op een stijgende behoefte aan verpleegkundigen om, in een multidisciplinaire omgeving intra- en extra-muros, in het bijzonder aan alsmaar complexer wordende situaties te beantwoorden".

Verder zegt u dat de verpleegkundige gegevens van de ziekenhuizen en de daarvan afgeleide patiëntenprofielen kostbare instrumenten zullen zijn om de behoeften en hun evolutie objectief te kunnen meten. Na de erkenning van de bijzondere beroepstitel pediatrie en neonatologie (2012) zullen de specialiteiten psychiatrie en geestelijke gezondheid worden verduidelijkt via een titel of een bekwaamheid, net als de bekwaamheid palliatieve zorg.

Tekorten zijn er echter ook in de geriatrie en diabetologie. Ook in die domeinen zijn stappen nodig.

Graag had ik van de minister het volgende vernomen:

Welke maatregelen werden al genomen en worden in de toekomst gepland om de tekorten in de geriatrie en diabetologie op te vangen?

Antwoord ontvangen op 13 mei 2014 :

De resultaten van de koppeling van de gegevens van het kadaster van de gezondheidszorgberoepen met de andere gegevensbronnen (Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (RIZIV), Rijksdienst voor sociale zekerheid (RSZ), enz.), een koppeling die ook ‘verbeterd kadaster’ wordt genoemd, werden op 11 juni 2013 voorgesteld op de federale planningscommissie. Die resultaten manen aan tot voorzichtigheid wat betreft het gebruik van de term ‘tekort’. Dat kadaster toont dat we in België met meer dan 126.000 beoefenaars over veel verpleegkundigen beschikken, een van de hoogste aantallen verpleegkundigen per inwoner ter wereld.

We moeten echter vaststellen dat een deel daarvan, bijna 10.000, niet actief is als verpleegkundige.

Sinds een aantal jaar, en nog meer sinds mijn plan om de aantrekkelijkheid van het beroep te verhogen in 2008 werd opgestart, neemt het aantal inschrijvingen in de scholen echter toe. Het kadaster toont wel aan dat een aanzienlijk deel van de verpleegkundigen die de scholen verlaten met dat diploma geen erkenning aanvragen om het beroep te mogen uitoefenen.

Een laatste element, dat niet aan bod komt in het verbeterd kadaster, maar dat de beroepsverenigingen voor verpleegkundigen en werkgevers ons melden, is dat er te veel verpleegkundigen het beroep verlaten na een korte carrière.

Het tekort is dus relatief en de problematiek van het beheer van de verpleegkundige human resources is complex. Men zou veeleer moeten spreken over problemen inzake de aantrekkelijkheid van het beroep in bepaalde sectoren, moeilijkheden om mensen aan te werven in andere sectoren en in bepaalde streken, bij voorbeeld de grensstreken, en tot slot problemen inzake retentie bij bepaalde werkgevers. Enkele maanden geleden las ik in de pers dat een groot Antwerps ziekenhuis tientallen verpleegkundigen ging afdanken. Men meldt mij dat er in bepaalde grote ziekenhuizen geen enkele vacante betrekking is. Dat toont aan dat dat begrip ‘tekort’ genuanceerd moet worden en dat de moeilijkheden om op bepaalde plaatsen mensen aan te trekken eerder een weerspiegeling vormen van interne problemen zoals de arbeidsvoorwaarden of het gebrek aan blijken van waardering voor dat beroep.  

Ik denk dat we evenmin kunnen spreken over een specifiek tekort aan verpleegkundigen in een sector, zoals de geriatrie of de diabetologie bij voorbeeld; we beschikken niet over voldoende nauwkeurige gegevens die daarop wijzen.  

Gezien de groeiende uitdagingen in de geriatrische zorg, voerde mijn voorganger in 2007 in alle ziekenhuizen een verplicht zorgprogramma in voor patiënten met dat profiel, dat de plaats van de verpleegkundigen versterkt in die specifieke zorgverstrekking, met name door te eisen dat een aantal onder hen beschikken over een bijzondere beroepstitel of beroepskwalificatie in de geriatrie. In het verlengde van dat zorgprogramma werden dus de erkenningscriteria gepubliceerd van die titels en kwalificatie. Een aantal verpleegkundigen hebben daar gevolg aan gegeven, maar onvoldoende om te voldoen aan de behoeften. Dat is een van de redenen waarom ik met de hulp van de regering vanaf 2010 een aanzienlijk budget heb kunnen aanwenden om aantrekkelijkheidspremies te financieren voor de verpleegkundigen die kiezen voor die specialiteit. Ik kan u zeggen dat het aantal inschrijvingen op dat domein in de scholen is toegenomen en dat er momenteel 4275 verpleegkundigen erkend zijn met die bijzondere titel of kwalificatie in de geriatrie.  

Wat de diabetologie betreft, was mijn actie van dezelfde aard. Om die ware epidemie, een term die nu door de WGO wordt gebruikt voor deze pathologie, op te vangen, zullen we in de toekomst meer en meer verpleegkundigen nodig hebben met een bijzondere expertise ter zake. Dat is de reden waarom ik erkenningscriteria heb gepubliceerd voor de verpleegkundigen die die bijzondere kwalificatie willen verwerven, en er wordt ook een aantrekkelijkheidspremie gefinancierd voor zij die een bijzondere functie uitoefenen in de educatie van diabetespatiënten. 

Ik kan u dus bevestigen dat ik de evolutie van de verpleegkundige resources in ons land van erg nabij opvolg, en dat ik waar mogelijk maatregelen neem die ons in staat stellen om beter in te spelen op de behoeften van onze bevolking. Ik zou uiteraard meer willen doen, en dit beroep verdient dat, maar de economische omstandigheden waarin we ons bevinden verplichten ons om onze initiatieven te beperken.