Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-9129

van Nele Lijnen (Open Vld) d.d. 24 mei 2013

aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken

Het vredesverdrag en de stabiliteit in Oost-Congo

Democratische Republiek Congo
Rwanda

Chronologie

24/5/2013Verzending vraag
18/9/2013Rappel
10/10/2013Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-3230

Vraag nr. 5-9129 d.d. 24 mei 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Op zondag 24 februari jongsleden werd in Ethiopië een vredesverdrag gesloten dat voor meer stabiliteit in Oost-Congo moet zorgen. Het verdrag werd ondertekend door elf Afrikaanse landen in de regio van de Grote Meren, waaronder Rwanda en Oeganda, en wordt ondersteund door de VN. Een eerder verdrag faalde omdat er onenigheid was over wie de regionale troepen zou leiden ter bestrijding van lokale gewapende groeperingen. Hiermee worden onder meer, maar niet alleen, de rebellen van de M23 bedoeld. Zoals bekend maken die zich schuldig aan grove misdaden zoals verkrachting en moord. De Congolese regering pleegt in Oeganda een apart overleg met de M23, waarbij die laatste onder andere amnestie vraagt voor oorlogs- en rebelliedaden. Het verdrag van 24 februari verbiedt andere landen om gewapende groeperingen te ondersteunen. Oeganda en Rwanda tekenden het verdrag, terwijl net zij door de VN ervan beschuldigd worden de M23 actief te ondersteunen. Een VN-expert verklaarde dat het verdrag zeer nefast kan zijn omdat de M23 wordt uitgesloten en dus mogelijk een opportuniteit ziet in meer strijd. Experts ter plaatse vrezen dat het conflict in een veel grotere oorlog kan uitmonden.

Het formele verdrag hield alvast niet lang stand. Enkele uren na de ondertekening brak in de regio Rutshuru een gevecht uit tussen de M23 en Rwandese rebellen van de Forces Démocratiques de libération du Rwanda (FDLR). Het gevolg: tientallen doden en honderden vluchtelingen, die zich bij de al meer dan een half miljoen vluchtelingen voegen. Rwanda en Oeganda beschuldigen Congo ervan de FDLR-rebellen uit Rwanda te ondersteunen. De FDLR wordt beschuldigd van misdaden in de Rwandese genocide in 1994 en bestaat vooral uit extremistische Hutu's.

Ik las in de krant dat de minister tevreden is met dit akkoord en dat hij oproept om een speciaal gezant van de VN aan te wijzen. Tevens stelde hij dat ons land diens acties zal ondersteunen.

Graag had ik de minister volgende vragen gesteld:

Hoe evalueert de minister dit vredesverdrag, dat volgens critici te fel afgezwakt is en niet de diepliggende problemen aanpakt? Zal het standhouden?

Wat moet nu worden gedaan om de vrede en democratie verder te stabiliseren?

Op welke manier zal de M23 dit verdrag en de toekomst van de regio beïnvloeden? Hoe beoordeelt de minister het overleg tussen de M23 en de Congolese regering? Denkt de minister dat de uitsluiting van de M23 bij het verdrag nefast is?

Hoe evalueert de minister het feit dat Rwanda en Oeganda mee het verdrag ondertekend hebben, terwijl de VN zelf stelt dat deze landen de M23, de grote destabilisator in de regio, ondersteunen?

Hoe reageert de minister op de beschuldigingen dat Congo de Rwandese rebellen van de FDLR steunt?

Welke rol ziet de minister voor ons land bij de evolutie van de situatie in Oost-Congo?

Antwoord ontvangen op 10 oktober 2013 :

De ondertekening van deze overeenkomst is een betekenisvolle diplomatieke doorbraak en een zeer gunstige ontwikkeling, des te meer in een moeilijke context. Het akkoord werd ondertekend door 11 landen uit de regio (waaronder de DRC, Rwanda en Oeganda) evenals de VN, de AU, de SADC en de ICGLR. Dit verschaft het document een moeilijk betwistbare legitimiteit.

De overeenkomst staat stil bij de diepere oorzaken van het conflict en stelt aan de DRC, de landen uit de regio en de internationale gemeenschap voor om ze op een structurele wijze aan te pakken. Het akkoord voorziet een regionaal en een nationaal opvolgingsmechanisme waarmee het toezicht op de uitvoering van de overeenkomst is verzekerd.

Een belangrijke stap was de aanstelling van een speciaal VN-gezant voor het Grote Merengebied met een ruim mandaat om de overeenkomst draagkracht te geven. Ik verwelkom dus de benoeming van Mary Robinson tot speciaal gezant van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties op maandag 18 maart 2013. Ik heb al meerdere malen kunnen uitleggen dat de Speciaal Gezant van de Secretaris Generaal een belangrijk rol moet spelen in het promoten van een dialoog tussen de landen van de regio.

De volgende stap moet de spoedige inzet zijn van een speciale interventiebrigade onder de MONUSCO om de orde te herstellen in het oosten. Er is een VN resolutie in de maak.

Indien geen werk wordt gemaakt van doeltreffende opvolgingsmechanismen en een speciale operationele brigade, bestaat het risico dat het bij goede bedoelingen zal blijven en dat er binnenkort opnieuw enige soort van rebellie opkomt. Ik hoop dus op een snelle beslissing over deze twee punten.

Wat de besprekingen in Kampala betreft, zou ik het een positieve ontwikkeling vinden indien de M23 de legitimiteit van de instellingen van de DRC niet langer in twijfel trekt en ermee zou instemmen dat alleen wordt gepraat over de strikte uitvoering van de akkoorden van 23 maart.

De DRC en M23 moeten oplossingen vinden die niet synoniem zijn van straffeloosheid voor oorlogsmisdaders en die ook andere mogelijkheden bieden aan deze rebellen dan hun integratie als een blok in het leger, zoals het vroeger het geval was. Een integratie van alle opstandelingen in de FARDC is geen optie omdat het dan later ongetwijfeld opnieuw tot een rebellie komt. Het is ook uitgesloten dat de leiders van M23 die beschuldigd worden van ernstige mensenrechtenschendingen hier ongestraft mee wegkomen. Ik heb het hier dan in het bijzonder over personen die op de VN-sanctielijst staan. Voor soldaten met een lagere rang zijn DDR-programma’s een mogelijkheid tot re-integratie in de maatschappij. Voorts is het van belang dat soldaten die voor de FARDC kiezen ook buiten Kivu gedetacheerd kunnen worden.

M23 heeft echter de legitimiteit niet om gesprekken te voeren over de hervorming van de Congolese Staat in het algemeen of over de diepere oorzaken van het conflict. M23 vertegenwoordigt noch de oppositie noch het Congolese maatschappelijk middenveld.

Dit is trouwens ook de reden waarom M23 niet betrokken werd bij de onderhandelingen over de kaderovereenkomst van Addis. Het was immers ondenkbaar dat vertegenwoordigers van M23 op gelijke voet met de staatshoofden en regeringsleiders uit de regio zouden plaatsnemen aan de onderhandelingstafel, temeer omdat deze beweging één van de onderliggende oorzaken is van de problemen die ter sprake komen in de kaderovereenkomst. Deze vorm van erkenning van M23 zou andere opstandelingen ertoe kunnen bewegen de wapens op te nemen en zelf te gaan rebelleren.

Het is toch wel bemoedigend dat Rwanda en Oeganda zich bereid hebben verklaard aan de onderhandelingen deel te nemen en de kaderovereenkomst te tekenen. Hiermee tonen beide landen hun bereidheid om een deel van de oplossing te zijn, veeleer dan van het probleem. Zonder de handtekeningen van Rwanda en Oeganda zou de kaderovereenkomst trouwens van weinig waarde zijn.

Ik herinner er ook aan dat de ondertekening een aantal strikte verbintenissen met zich meebrengt voor Rwanda en Oeganda. De kaderovereenkomst bepaalt dat de landen uit de regio zich niet mogen inlaten met de binnenlandse aangelegenheden van de buurlanden, dat zij zich verbinden tot de eerbiediging van de soevereiniteit en de territoriale integriteit van die landen en dat zij geen hulp verlenen aan gewapende groeperingen en zelfs niet op hun grondgebied dulden. Het regionale opvolgingsmechanisme waarvan wij deel zullen uitmaken, vormt juist het middel om erop toe te zien dat alle landen uit de regio zich houden aan deze verbintenissen.

Wij hebben weet van de geruchten over de steun die het Congolese leger zou geven aan de FDLR maar we hebben geen bewijzen die deze geruchten bevestigen. Ten aanzien van de geruchten die over dit conflict de ronde doen, is toch enige voorzichtigheid geboden.

België blijft inspanningen leveren om een uitweg te vinden voor de crisis in Oost-Congo, meer bepaald door haar deelname aan het regionale (en mogelijks ook nationale) opvolgingsmechanisme voor de uitvoering van de kaderovereenkomst. Ons land levert nu al een bijdrage aan de hervorming van de veiligheidssector in de DRC en is bereid deze inspanningen verder te zetten als de Congolese autoriteiten ook hun goede wil tonen in dit domein.

Tot slot is het van belang dat deze crisis niet verdwijnt van de agenda’s van de Europese Unie of de VN. Zoals bij de aanvang van het conflict stel ik alles in het werk opdat de situatie in Oost-Congo een prioriteit blijft voor de internationale gemeenschap.