Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-8685

van Louis Ide (N-VA) d.d. 12 april 2013

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen

Epidemiologie - Studies en surveillances - Werklast - Strategische keuzes

onderzoeksorganisme
epidemiologie
infectieziekte
officiële statistiek
geografische spreiding
antimicrobiële resistentie

Chronologie

12/4/2013Verzending vraag
11/2/2014Herkwalificatie
28/2/2014Antwoord

Geherkwalificeerd als : vraag om uitleg 5-4749

Vraag nr. 5-8685 d.d. 12 april 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Epidemiologie is één van de fundamenten van de geneeskunde. Het is uiterst belangrijk correct te meten. Meten is immers weten. Op die manier kan men vaak anticiperen in bepaalde beleidsbeslissingen, zowel regionaal, nationaal als internationaal.

De diensten ziekenhuishygiëne, de laboratoria en de comités antibioticabeleid van de diverse Belgische ziekenhuizen wordt gevraagd deel te nemen aan surveillances. Die surveillances geven zicht op, of zouden moeten zicht geven op hoe de zaken evolueren.

Veel laboratoria en diensten nemen ook vrijwillig deel aan studies, surveillances, … Meestal worden altijd dezelfde mensen hiermee belast omdat antibioticabeleid, microbiologie en ziekenhuishygiëne nu eenmaal een triumviraat vormen en het dezelfde mensen zijn die zich dit triumviraat aantrekken en ter harte nemen.

Op vrijwillige basis participeren laboratoria als peillaboratorium, sturen ze verschillende kiemen naar referentielaboratoria, participeren ze in studies van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid - Louis Pasteur (zoals de pneumokokkenstudie, aminoglycosidenstudie, …). Vaak participeren laboratoria ook in de projecten van het European Antimicrobial Resistance Surveillance System (EARSS). De diensten ziekenhuishygiëne zijn verplicht deel te nemen aan drie surveillancesystemen: MRSA, CD en een derde naar keuze. Verder zijn er die vrijwillig participeren aan de surveillance prevalentiestudie nosocomiale infecties en nemen ze allen deel aan de campagne handhygiëne met de nodige observaties.

Naast de normale werkzaamheden, de jaarverslagen, nieuwsbrieven, vergaderingen, … wordt het allemaal wat veel. Ook worden er veel vragen gesteld over de fundamentele wetenschappelijkheid van bepaalde surveillances.

Al deze mensen hebben het beste voor met de volksgezondheid, ze willen ook graag participeren op vrijwillige basis aan zeer interessante studies (zoals bijvoorbeeld de pneumokokkenstudie van Pasteur). Maar toch zou het goed zijn dat er een visie ontwikkeld wordt over meerdere jaren: waar wil men naartoe en moeten er strategische keuzes worden gemaakt? Teveel van de mensen die instaan voor de verwerking van deze gegevens zijn daardoor niet meer aanwezig op de werkvloer, wat net nefast is bijvoorbeeld voor de ziekenhuishygiëne. Het kan ook een optie zijn van de minister om verder te professionaliseren en bijvoorbeeld in de toekomst een epidemioloog in elke ziekenhuis op te nemen die deze (verwerking van) taken op zich neemt.

1. Hoeveel peillaboratoria zijn er in België en welke is de verdeling per gewest (Vlaanderen, Brussel, Wallonië)? Hoe zijn de verhoudingen op het totaal aantal laboratoria, zowel nationaal als per gewest?

2. Ziekenhuislaboratoria moeten ook meewerken aan drie surveillances. Clostridium difficile (CD) en MRSA zijn verplicht, een derde is vrije keuze: zoals POWI, ESBL, … Voldoen alle laboratoria daaraan? Hoeveel op het totaal aantal voldoen hieraan? Hoeveel procent van de laboratoria registreert MRSA adequaat (uitgesplitst per gewest)? En voor CD? En hoe is de rest verdeeld?

3. Is het tot op heden reeds nodig geweest om sancties te nemen betreffende het niet tijdig of niet volledig registreren? Zo ja, hoe tekent dit zich gewestelijk af?

4. Wat denkt de geachte minister van mijn suggestie om een meerjarenvisie te ontwikkelen voor het bekomen van surveillances, die dan misschien (nog) beter wetenschappelijk gefundeerd zijn? Zou het geen idee zijn de epidemiologie in de ziekenhuizen te incorporeren door een extra kracht?

Antwoord ontvangen op 28 februari 2014 :

 

1. De verdeling van de peillaboratoria (toestand op 15 april 2013).

Région / Regio

Labos vigies/total (n) / Peillabo's/totaal

Flandre / Vlaanderen

54 op 84

Bruxelles / Brussel

11 op 15

Wallonie / Wallonië

35 op 56

Total / Totaal

100 op 155


2. De wetgeving verplicht alle algemene ziekenhuizen (en niet de laboratoria als dusdanig) om deel te nemen aan het ‘Toezicht op de nosocomiale infecties’ (koninklijk besluit van 19 juni 2007) : “vanaf 1 juli 2007 moeten alle algemene ziekenhuizen, met uitzondering van de ziekenhuizen en Sp-diensten en geïsoleerde G-diensten met minder dan 150 bedden, de ziekenhuizen en Sp-diensten voor palliatieve zorg en de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden deelnemen aan de initiatieven ’Toezicht op de nosocomiale infecties’”. Het toezicht heeft verplicht betrekking op de Methicilline-resistente Staphylococcus aureus (MRSA) en op Clostridium difficile.

Daarnaast is er een verplichte participatie aan minstens een van vier overige modules (zie onderstaande tabel). Hierbij kiezen de ziekenhuizen in functie van de noden en de logistieke mogelijkheden. Deze kunnen evolueren in de tijd.  

In geval van een gefusioneerde instelling, is het ziekenhuis is wel vrij om per site, dan wel dan wel  voor het geheel van de fusie-entiteit deel ten nemen aan deze surveillances (minimum 1 site). 

Er zijn in België op dit ogenblik 105 acute ziekenhuizen en 201 ziekenhuissites (situatie april 2013). De overheid moedigt de instellingen aan om zoveel mogelijk per ziekenhuissite te registreren, maar voor bepaalde surveillances kunnen de laboratoriumgegevens niet opgesplitst worden per site en voorkomend geval worden de gegevens voor de gefusioneerde entiteit overgemaakt. Voor de verwerking per opnames en per ligdagen ten einde een evolutie in de tijd in kaart te brengen of met het oog op benchmarking,  vormt dit evenwel geen probleem op voorwaarde dat teller en noemer op dezelfde populatie betrekking heeft.

Omwille hiervan, alsook door snelle evoluties in dit ziekenhuislandschap (fusies/de-fusies), zijn onderstaande cijfers (jaar 2011) niet proportioneel interpreteerbaar op nationaal noch regionaal niveau.

Surveillance

Participations1 / Deelnames1

VL-WA-BR

MRSA

143

77-49-17

C. difficile

142

(-)

SEP2

68

30-29-09

MRE/ESBL2

89

55-22-12

ICU & SSI2

17

11-05-01

PPS3

54

33-14-07

1) registraties per site of per fusie. VL: Vlaanderen; WA: Wallonië; BR: Brussel

2) minstens één deelname verplicht met keuze uit vier modules: MRE/ESBL (Multi-resistente enterobacteriaceae /extended spectrum beta-lactamases); SEP: septicaemiën; ICU; intensive care units; SSI; surgical site infections.

3) PPS: vrijwillig, point prevalence survey healthcare-associated infections & antimicrobial resistance (de PPS maakt een internationale vergelijking mogelijk).

Voor wat betreft de verdeling van de resultaten binnen de regio’s, verwijzen wij naar het antwoord op uw vorige vragen; respectievelijk 4-120 van 11 januari 2008 en S3888 van 4 augustus 2009 , en voor recentere rapporten per onderwerp naar de website www.nsih.be .

Naast de wettelijk verplichte surveillances worden ook eenmalige epidemiologische studies opgezet, zoals momenteel voor Acinetobacter baumannii , Pseudomonas aeruginosa, en carbapenemase resistente enterobacteriaceae (CPE). De voorbije maanden stuurden verschillende ziekenhuizen problematische stammen met een ongewoon resistentieprofiel naar het referentielaboratorium. Dit suggereert een duidelijk probleem en rechtvaardigt dergelijke initiatieven om de ernst van het probleem te evalueren en acties voor te bereiden. De surveillances worden regelmatig in functie van de noden en mogelijkheden hertekend.

3. Binnen elke surveillance worden ziekenhuizen die een eerste vooropgestelde indien datum niet halen, hetzij die waarbij het ontbreken van gegevens wordt vastgesteld, schriftelijk aangespoord alsnog hun data door te sturen.

De Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen, Leefmilieu (FOD VVL)vraagt jaarlijks bij het Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid de lijst op van ziekenhuizen die deelnemen  aan het programma ‘Toezicht op de nosocomiale infecties’ . Ziekenhuizen die niet zouden voldoen aan de reglementaire opgelegde registraties moeten in principe de toegekende subsidiet terugstorten aan de FOD VVL. Terugstorting van subsidies is tot op heden niet noodzakelijke gebleken.  

4. Voor de komende jaren blijven onderstaande surveillances de kern uitmaken van de epidemiologische bewaking binnen de ziekenhuishygiëne en het antibioticumbeleid :

  • Toezicht op de ziekenhuisinfecties (verplicht; jaarlijks; met financiering voor ziekenhuizen);

  • Antibioticaconsumptie in de ziekenhuizen (verplicht; jaarlijks; met financiering voor ziekenhuizen)

  • Microbiologische Referentie Centra: structurele financiering voor referentiecentra;

  • Observaties in het kader van de Handhygiëne campagne (vrijwillig; tweejaarlijks; geen financiering maar wel gratis campagnemateriaal);

  • Prevalentiestudie nosocomiale infecties (vrijwillig; regelmatig; met financiering voor ziekenhuizen).

In de beleidsvisie van het Federaal platform voor ziekenhuishygiëne werd reeds gewezen op het nut van epidemiologische ondersteuning als versterking van het team voor ziekenhuishygiëne. Ook de kwaliteitsindicatoren zullen in de toekomst de patiënten van betrokken ziekenhuizen kunnen informeren en de infectiepreventiebeleid lokaal gericht gaan bijsturen.

Naast de indicatoren, gaat in de beleidsvisie tevens aandacht uit naar twee middellange termijndoelstellingen.

  • Ten eerste, een harmonisatie van de bestaande surveillances onder meer door automatisatie. Hierbij wordt getracht om accurate, reproduceerbare, en vergelijkbare prevalentiegegevens te bekomen, terwijl een minimum aan inspanning van de deelnemende ziekenhuizen wordt geëist. Derhalve beoogt men een kader te scheppen om ‘real-time’ gegevens te analyseren (early warning), met een eventuele uitbreiding van infectieziektes in functie van de noodzaak qua plaats en regio. Resistenties duiken soms plots op (bijvoorbeeld door import door patiënten getransfereerd uit ziekenhuizen uit het buitenland) hetgeen gepaard kan gaan met een snelle verspreiding. Door het onvoorspelbaar karakter van deze bacteriële epidemiologie, is het niet eenvoudig alle mogelijke evoluties concreet te kaderen in een meerjarenplan.

  • Ten tweede wordt momenteel een structurele terrein ondersteuning (outbreak support team) overwogen voor ziekenhuizen die hulp wensen tijdens uitbraken van probleembacteriën.

De Interministeriële Conferentie voor Volksgezondheid heeft in september 2013 een generiek protocol voor de beheersing van infecties met multi-drug resistant organisms (MDRO) aangenomen. Dit protocol heeft de intentie van alle actoren op het terrein, binnen de bevoegdheidsverdeling tussen de federale en de gefedereerde entiteiten, optimaal op elkaar af te stemmen. De Hoge Gezondheidsraad krijgt hierin een belangrijke adviserende rol.