Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-8620

van Nele Lijnen (Open Vld) d.d. 27 maart 2013

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen

Transvetzuren - Advies Hoge Gezondheidsraad - Gevolgen

Hoge Gezondheidsraad
organisch zuur
levensmiddelenwetgeving
consumptievet

Chronologie

27/3/2013Verzending vraag
2/9/2013Antwoord

Vraag nr. 5-8620 d.d. 27 maart 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De Hoge Gezondheidsraad raadt in een advies van september 2012 het gebruik van transvetzuren af. Het is gebleken dat overmatig verbruik van vetstoffen die rijk zijn aan bepaalde verzadigde vetzuren schadelijk kan zijn voor de gezondheid; dit in tegenstelling tot vetstoffen die rijk zijn aan bepaalde onverzadigde vetzuren, die gunstige effecten hebben op de cholesterol in het bloed.

Het gebruik van transvetzuren is schadelijker dan dat van verzadigde vetten: overmatig gebruik kan leiden tot een stijging van de cholesterolconcentratie in het bloed, ontstekingsreacties, vorming van bloedklonters, aantasten van de werking van insuline, verhoging van het risico op diabetes,…

De "geconjugeerde linolzuren" vormen een specifieke groep onder de transvetzuren en zijn waarschijnlijk nog schadelijker. Voedingssupplementen op basis van chemisch geproduceerde geconjugeerde linolzuren worden heel sterk afgeraden.

In verschillende Europese landen werden maatregelen getroffen om transvetzuren te weren uit onze voeding: een vermindering tot een vrijwel volledige verbanning van vetzuren van industriële oorsprong en een etikettering die duidelijk de concentratie van vetzuren in voedingsmiddelen aanduidt. Verder pleit de Hoge Gezondheidsraad ervoor om de verkoop van voedingsmiddelen met meer dan 2 gram transvetzuren per 100 gram olie of vet te verbieden.

Ik heb daarom de volgende vragen aan de geachte minister:

1) Dit advies dateert van september 2012. Wat is er ondertussen met dit advies gebeurd?

2) Zult u het advies volgen? Welke maatregelen zullen hiervoor genomen worden? Wat is de timing?

3) Behoort een totaal verbod van voedingsmiddelen met een te hoge concentratie aan transvetzuren tot de mogelijkheden?

4) Komt er een preventiecampagne omtrent de consumptie van transvetzuren?

5) Hebt u cijfers omtrent de jaarlijkse consumptie van transvetzuren in België? Zo ja, dan hadden wij die graag ontvangen.

Antwoord ontvangen op 2 september 2013 :

1) Het advies van de Hoge Gezondheidsraad (HGZ)van september 2012, dat het belang bevestigt van een beperking van de consumptie van industriële transvetzuren in ons voedingspatroon, heeft mijn administratie gesterkt in haar standpunt ten opzichte van transvetzuren, namelijk dat het noodzakelijk is om de voedingsindustrie aan te sporen tot een beperking van het gebruik ervan. Dit wordt overwogen in het kader van de werkzaamheden van de werkgroep energiebeperking samen met de verschillende partners uit de privésector.

2) In het kader van de werkzaamheden van de werkgroep energievermindering, zal de problematiek van de industriële transvetzuren aan bod komen, maar in eerste instantie zal de beperking van de verzadigde vetzuren prioritair zijn, waarbij de cijferdoelstellingen worden gevolgd die werden vastgelegd door het DG Sanco in het kader van de werkzaamheden van de High Level Group on Nutrition, met name een daling met 5 % tegen 2016 en een volgende daling met 5 % tegen 2020 in de ganse voedselproductie.

3) De Deense norm die vaak als voorbeeld wordt aangehaald, bepaalt dat het aandeel transvetzuren in frituurolie niet meer dan 2 % mag bedragen. Het gaat dus niet om een verbod maar om een beperking. Technologisch gezien, wanneer men de transvetzuren vermindert, verhoogt men de hoeveelheid verzadigde vetzuren die eveneens schadelijk zijn voor de gezondheid. Het is dus niet omdat de olie een beperkte hoeveelheid transvetten bevat dat ze noodzakelijkerwijze gezonder is. Bij het verbod op transvetten in de restaurants in New York en Chicago, gaat het trouwens in feite om normen met beperkte gehaltes (van 2 tot 4 %). Het is belangrijk om eraan te herinneren dat de hoeveelheid industriële transvetzuren drastisch gedaald is de laatste jaren. De Europese voedingsindustriesector is zich bijzonder bewust van deze problematiek, daar ze een code voor goede praktijken inzake transvetzuren heeft opgesteld (code IMACE — International Margarine Association of the Countries of Europe die eenentwintig nationale verenigingen groepeert), die op 1 januari 2003 in werking is getreden. Deze stelt een maximumgehalte van 1 % transvetzuren voor, voor producten die in de detailhandel worden verkocht (1 g per 100 g olie of vet) en van 5 % voor industriële producten (5 g per 100 g olie of vet).

Tegelijkertijd hebben de Belgische fastfoodketens het gehalte aan transvetzuren in hun oliën tot minder dan 5 % beperkt Wat betreft het idee om transvetzuren in voedingsmiddelen te verbieden, denk ik dat het debat op Europees niveau zou moeten worden gevoerd. Alle Lidstaten zouden deze kwestie moeten onder ogen zien om te bepalen of deze prioritair is in termen van de volksgezondheid ten opzichte van andere voedingsproblematieken.

4) Momenteel is dit niet voorzien.

5) Volgens de enquête over de voedingsgewoontes van 2004 (n = 3245), bedraagt de gemiddelde consumptie van transvetzuren 1,65 gram (2,03 g bij mannen en 1,28 g bij vrouwen), wat betekent dat we gemiddeld 0,71 % transvetzuren consumeren, zijnde een waarde die nauw aanleunt bij deze die wordt aanbevolen door de HGZ, die streeft naar 0%.