Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-8421

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 8 maart 2013

aan de minister van Justitie

Staatsveiligheid - Informatiebewaring - Databank - Onjuiste informatie - Gebruik - Wettelijkheid

staatsveiligheid
gegevensbank
geheime dienst

Chronologie

8/3/2013Verzending vraag
16/5/2013Antwoord

Vraag nr. 5-8421 d.d. 8 maart 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De Staatsveiligheid wil blijkbaar de gegevens in haar databank voor 50 jaar bewaren. Dit zou ook gelden voor foute of onjuiste gegevens. En indien de staatsveiligheid dit belangrijk vindt, kan de bewaartermijn nog toenemen.

Ongetwijfeld is een sterke databank voor de staatsveiligheid van cruciaal belang. Ongetwijfeld moeten de relevante data ook longitudinaal worden beheerd. Even ongetwijfeld moet de kwaliteit van deze data dan wel superieur zijn. Voor onjuiste of onvolledige gegevens vormt het bijhouden in de tijd een ernstig gevaar. De referenties om de incorrectheid van data na een lange tijd nog te bewijzen, nemen sterk af in de tijd. Na enkele decennia zal het niet meer mogelijk zijn om de fouten in data te kunnen bewijzen en dreigen ze de status van helemaal correct of onaantastbaar te verwerven. Daarbij stelt zich de basisvraag: wat doet de staatsveiligheid met data die niet juist zijn? Ook de privacycommissie stelt zich ernstige vragen en betwijfelt ook de wettelijkheid van dit voorstel.

Hierover de volgende vragen.

1) Bevestigt de geachte minister dat de staatsveiligheid voorstelt om de gegevens in haar databank voor minstens vijftig jaar te bewaren, ook indien deze data fout of incorrect blijken te zijn?

2) Hoe evalueert zij dit voorstel en beaamt zij dat het bijhouden van foute gegevens niet alleen bijzonder irrelevant is maar ook gevaren voor onherroepelijke besmetting van deze data inhoudt omdat in een longitudinale benadering de beoordeling over fout en niet fout ernstig wordt bedreigd?

3) Kan de geachte minister verzekeren dat dit voorstel ook volledig wettelijk is en welke beslissing overweegt zij in deze zaak?

Antwoord ontvangen op 16 mei 2013 :

1. en 2. Hierbij kan ik bevestigen dat de Veiligheid van de Staat en de Algemene Dienst inlichting en veiligheid van de Krijgsmacht gezamenlijk een voorontwerp van koninklijk besluit hebben voorgelegd aan het advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. In dit voorontwerp wordt voorgesteld dat de gegevens van de inlichtingendiensten gedurende 50 jaar bewaard zouden worden.

Dit ontwerp van koninklijk besluit werd genomen in uitvoering van artikel 21 van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (WIV) dat bepaalt dat persoonsgegevens die verwerkt worden in het kader van de toepassing van deze wet bewaard worden voor een duur die niet langer mag zijn dan die welke noodzakelijk is om de doeleinden waarvoor ze opgeslagen worden, met uitzondering van de gegevens die een door het Rijksarchief erkend historisch karakter hebben.

De WIV stipuleert eveneens dat de gegevens slechts vernietigd worden na een zekere termijn volgende op de laatste verwerking waarvan zij het voorwerp zijn geweest. Deze termijn moet door de Koning vastgelegd worden na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De WIV voorziet ook dat, onverminderd de wettelijke bepalingen betreffende het Rijksarchief, en na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de Koning de procedure bepaalt voor de vernietiging van de gegevens.

Voor de uitvoering van haar opdrachten verwerkt de Veiligheid van de Staat persoonsgegevens in overeenstemming met de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens (privacywet). Niettegenstaande de Veiligheid van de Staat over een afwijkend regime beschikt, zijn de artikelen 4 en 16 van de privacywet van toepassing op de dienst. Artikel 4, §1, 4° van de privacywet bepaalt: “dienen persoonsgegevens … nauwkeurig te zijn en, zo nodig, te worden bijgewerkt; alle redelijke maatregelen dienen te worden getroffen om de gegevens die, uitgaande van de doeleinden waarvoor zij worden verkregen of waarvoor zij verder worden verwerkt, onnauwkeurig of onvolledig zijn, uit te wissen of te verbeteren”. Krachtens artikel 16, §2, 1° van de privacywet heeft de verantwoordelijke van de verwerking de verplichting om “er nauwlettend over te waken dat de gegevens worden bijgewerkt, dat de onjuiste, onvolledige en niet ter zake dienende gegevens, alsmede die welke zijn verkregen of verder verwerkt in strijd met de artikelen 4 tot 8, worden verbeterd of verwijderd”.

Deze bepalingen impliceren dus dat onjuiste, onvolledige of niet ter zake dienende gegevens evenals gegevens die verwerkt zijn in strijd met de doeleinden van de verwerking, slechts bewaard worden tot het moment dat de Veiligheid van de Staat redelijkerwijze vaststelt dat ze onjuist of niet ter zake dienend zijn of dat zij verwerkt werden in strijd met de doeleinden. De Veiligheid van de Staat heeft met deze bepalingen geen andere bedoelingen. De dienst heeft nooit willen laten verstaan dat ze gegevens bijhoudt die geen enkel belang vertonen voor de uitvoering van haar opdrachten. Sinds de inwerkingtreding van de wet van 8 december 1992 waakt de Veiligheid van de Staat erover dat de gegevens die zij verwerkt regelmatig bijgewerkt worden.

3. Alvorens een beslissing te nemen over dit voorontwerp van koninklijk besluit, zal het advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer grondig bestudeerd worden. Het voorontwerp moet ook nog voorgelegd worden aan de ministerraad en aan het advies van de Raad van State.

Voor wat de bewaringstermijn van 50 jaar betreft, moet opgemerkt worden dat de Privacycommissie akte genomen heeft van de verantwoording die hiervoor gegeven is in de commentaar bij het voorontwerp van koninklijk besluit, en hierover geen bijzondere opmerkingen geformuleerd heeft.