Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-8120

van Nele Lijnen (Open Vld) d.d. 14 februari 2013

aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee

Voice over IP (VoIP) en mobiel bellen - Blokkeren van toepassingen - Eerlijke concurrentie - Maatregelen

mobiele telefoon
provider
Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie
internet
mobiele communicatie
Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie

Chronologie

14/2/2013Verzending vraag
22/3/2013Antwoord

Vraag nr. 5-8120 d.d. 14 februari 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Voice over IP (VoIP) werpt zich langzaam aan op als een perfect alternatief voor de mobiele telefoon. Het gebruiksgemak neemt toe en de kosten voor de consument zouden veel lager liggen. Sommige telecomoperatoren zijn ongerust en zij blokkeren dan ook deze mogelijkheid. Dit kan niet naar mijn mening, daar dit de eerlijke concurrentie verstoort en de doorbraak van nieuwe technologieën ten bate van de consument afremt.

Ik meen dan ook dat er stappen moeten worden genomen tegen telecomoperatoren en fabrikanten van smartphones om gebruik van VoIP toe te staan op de gsm.

Ik had dan ook de volgende vragen voor de geachte minister:

1) Hoe reageert de geachte minister op de berichten over het bewust blokkeren van de toepassing VoIP (via mobiel internet) door telecomoperatoren, mogelijk ondersteund door fabrikanten van smartphones als Apple?

2) Is hij bereid hieromtrent stappen te nemen en is hij het met me eens dat het blokkeren van de toepassing VoIP strijdig is met de eerlijke concurrentie?

3) Is hij het eens met Eurocommissaris Viviane Reding dat het gebruik van internetdiensten door telecomoperatoren niet mag worden geblokkeerd? Is hij het er tevens mee eens dat telecomoperatoren op deze manier hun machtspositie als aanbieder van internettoegang misbruiken? En is hij het er tot slot ook mee eens dat de consument bij het afsluiten van een abonnement ervan uit mag gaan dat hij met het kopen van " onbeperkte toegang tot internet " geen beperkingen zou ervaren bij gebruik van internetdiensten en dat derhalve aanbieders van mobiel internet verplicht zijn gebruikers daadwerkelijk onbeperkte toegang te bieden?

4) Is hij het er meer algemeen mee eens dat aanbieders van internettoegang niet de vrijheid horen te hebben te bepalen welke diensten consumenten wel en niet kunnen gebruiken op internet, omdat zij zich anders een machtspositie verschaffen ten opzichte van zowel de consumenten als de aanbieders van diensten?

5) Deelt hij de mening dat derhalve niet slechts het gebruik van VoIP via mobiel internet op het spel staat, maar dat deze kwestie een precedent kan vormen ten aanzien van de machtspositie die aanbieders van internettoegang kunnen bekleden ten aanzien van dienstenaanbieders en consumenten?

6) Gaat hij Eurocommissaris Reding actief ondersteunen in haar inzet om in Europa een dergelijke blokkade van internetdiensten door aanbieders van internettoegang te verbieden en kan hij dit toelichten?

7) Is hij bereid aan de mededingingsautoriteiten en/of het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie (BIPT) te vragen of zij dit willen onderzoeken alsook indien nodig opdracht te geven om op te treden tegen de operatoren voor hun rol in het blokkeren van VoIP, dan wel tegen andere producenten die zich hieraan ook schuldig maken?

Antwoord ontvangen op 22 maart 2013 :

1. Mijn departement en ikzelf hebben geen weet gehad van klachten die in België op een vorm van blokkering van VoIP-toepassingen (van het type Viber, WhatsApp, iMessage, enz.) zouden wijzen en evenmin van het feit dat sommige fabrikanten van smartphones deze praktijken ondersteunen. Men moet echter waakzaam blijven en ervoor zorgen dat de goede ontwikkeling van VoIP-toepassingen op het internet niet wordt tegengewerkt.

2. Elke vorm van blokkering van VoIP-toepassingen, op enkele uitzonderingen na (zoals congestieproblemen op het netwerk of dreigingen voor de veiligheid), zou kunnen worden beschouwd als een vorm van oneerlijke concurrentie. In dit geval kan artikel 95 van de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming hierop worden toegepast. Deze bepaling legt een principieel verbod op van elke met de eerlijke marktpraktijken strijdige daad waardoor een onderneming de beroepsbelangen van een of meer andere ondernemingen schaadt of kan schaden. De hoven en rechtbanken moeten zich hierover uitspreken. Daarnaast voegt artikel 67 van de wet van 10 juli 2012 houdende diverse bepalingen inzake elektronische communicatie tot wijziging van artikel 108, §1 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie toe dat elke overeenkomst die tussen de consument en de telecomoperator wordt gesloten “informatie moet bevatten in verband met de snelheid en het downloadvolume van een breedbandaansluiting die overeenkomstig de door het Instituut vastgelegde methodologie wordt gemeten.”

3. De problematiek van niet-discriminatie van inhoud en diensten op het internet is actueel. Ik hecht veel belang aan de bescherming van het open en neutrale karakter van het internet enerzijds in het belang van een eerlijke concurrentie en anderzijds in het belang van de consumenten. Het succes van het internet komt mede door het feit dat het altijd voor iedereen open en toegankelijk is geweest, wat ertoe heeft geleid dat degenen die het wensten, aan zijn ontwikkeling konden bijdragen. Het open karakter van het internet behouden is dus innovatie waarborgen. Zonder deze innovatie zouden een groot aantal diensten nooit het licht hebben gezien en niet zo succesvol zijn als dat vandaag het geval is. Momenteel bestaan er verschillen in de internetaanbiedingen op het vlak van snelheid en download-/uploadvolume. Het is dus volgens mij vanzelfsprekend dat internetproviders de contractvoorwaarden naleven en de consumenten toegang verlenen tot de diensten waarop ze hebben ingeschreven.

4 en 5. Ook al is de kwestie van de machtsverhoudingen op de tweezijdige markten een ingewikkeld onderwerp, het is waar dat de centrale positie van de internetproviders hun mogelijk een zekere macht geeft ten opzichte van de eindgebruikers en de dienstverleners. Bij mijn weten werd er noch bij de Raad voor de Mededinging noch bij de Europese Commissie echter in die zin een klacht ingediend.

6. Sinds 2010 is de Europese Commissie met verschillende raadplegingen over het open en neutrale karakter van het internet gestart. De laatste raadpleging dateert van juli 2012 en had als thema: “de waarborg van een open internet”. Naar aanleiding van de verkregen resultaten uit alle raadplegingen en op basis van de onderzoeken van het orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (BEREC) zal de Europese Commissie in 2013 praktische aanbevelingen formuleren. Op Belgisch niveau wordt er momenteel ook een studie gevoerd over deze problematiek.

7. Zoals eerder gezegd, is er bij mijn weten nog geen klacht ingediend wat betreft het blokkeren van VoIP-toepassingen in België waarvoor de mededingingsautoriteit en het Belgisch Instituut voor de Post- en telecommunicatiediensten (BIPT) bijzonder aandachtig zouden moeten zijn. Om een beter inzicht te hebben in de problematiek, heeft mijn administratie echter een studie opgestart om de verschillende problemen inzake netneutraliteit te analyseren. Deze studie zal de problematiek vanuit verschillende oogpunten bekijken: op juridisch en economisch vlak, op het gebied van de mededinging, de impact op innovatie, enz. Dankzij deze studie zou België in dit dossier op termijn een standpunt moeten kunnen innemen, met name ten opzichte van de Europese Commissie. De resultaten van de studie worden eind mei verwacht.