Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-7770

van Yoeri Vastersavendts (Open Vld) d.d. 16 januari 2013

aan de minister van Justitie

"Kaalplukken" van criminelen - Systematische vergoedingseis voor de slachtoffers - Nederlands standpunt - Aanpak

misdaadbestrijding
vergoeding
slachtoffer
verbeurdverklaring van goederen
beslag op bezittingen

Chronologie

16/1/2013Verzending vraag
22/5/2013Rappel
18/12/2013Rappel
12/3/2014Antwoord

Vraag nr. 5-7770 d.d. 16 januari 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Criminelen moeten de schade die ze veroorzaken voortaan altijd vergoeden. Dat zegt de hoogste aanklager van Nederland, Herman Bolhaar, voorzitter van het College van procureurs-generaal. Afrekenen met boeven moet een standaardonderdeel worden van de strafzaak. Ik wil officieren van justitie aansporen om naast een strafeis ook met een financiële eis te komen. De schade die het slachtoffer lijdt, moet zo veel en zo snel mogelijk vergoed worden. En het geld dat met het misdrijf is verdiend, moet nog vaker worden afgepakt. Wie zich verrijkt met drugs, fraude of zware criminaliteit, moet door justitie letterlijk kaalgeplukt worden door al zijn goederen in beslag te nemen of verbeurd te verklaren.

In dit kader had ik graag volgende vragen voorgelegd aan de geachte minister:

1) Hoe reageert u op het standpunt van de openbaar aanklager in Nederland? Deelt u zijn standpunt?

2) Kan u aangeven hoe u werk zal maken van een sneller recupereren van de schade die een slachtoffer heeft geleden door een crimineel? Kan u aangeven of de aanpak van de laatste jaren hieromtrent volstaat?

3) Kan u aangeven of u werk wil maken van een scherpere kaalplukwet die zware criminaliteit viseert en de bewijslast omkeert wat betreft de oorsprong van de door hen en hun omgeving verworven activa? Waar moet er concreet worden aangescherpt?

Antwoord ontvangen op 12 maart 2014 :

Algemene opmerkingen 

Het Centraal Orgaan voor de inbeslagneming en de verbeurdverklaring (COIV) verwijst, voor zover nodig, ook naar zijn antwoordelementen, met betrekking tot de volgende aanverwante vragen:

1. Onder de link http://nos.nl/artikel/355099-om-wil-crimineel-meteen-plukken.html vindt u een artikel over de uitspraken van de heer Herman Bolhaar, voorzitter van het Nederlandse College van procureurs-generaal (bron: Nederlandse publieke omroep NOS). 

Het Centraal Orgaan voor de inbeslagneming en de verbeurdverklaring (COIV) kan hierover geen oordeel vellen. De minister van Justitie legt de richtlijnen van het strafrechtelijk beleid vast, inclusief die van het opsporings- en vervolgingsbeleid, nadat hij het advies van het college van procureurs-generaal heeft ingewonnen (art. 143quater Gerechtelijk Wetboek). De rechters zijn onafhankelijk in de uitoefening van hun rechtsprekende bevoegdheden. Het openbaar ministerie is onafhankelijk in de individuele opsporing en vervolging onverminderd het recht van de bevoegde minister om de vervolging te bevelen en om de bindende richtlijnen van het strafrechtelijk beleid, inclusief die van het opsporings- en vervolgingsbeleid, vast te leggen (art. 151, § 1, Grondwet).

2. Het slachtoffer dat zich voor strafrechter burgerlijke partij heeft gesteld, staat in beginsel zelf in voor de invordering van de door de rechter toegekend schadevergoeding (artikel 197 Wetboek van strafvordering). Bij gebrek aan vrijwillige betaling kan de burgerlijke partij een gerechtsdeurwaarder inschakelen om beslag te leggen op het vermogen van de veroordeelde.  

Op basis van het actuele strafprocesrecht kunnen de gerechtelijke overheden (openbaar ministerie en onderzoeksrechters) en de politiediensten tijdens het onderzoek reeds beslag leggen op bepaalde goederen en alzo in bepaalde mate bijdragen tot het latere herstel van de schade geleden door het slachtoffer:

Er bestaat echter naar geldend recht geen strafbeslag dat louter is gericht op het in beslag nemen van het vermogen van de veroordeelde met het oog op de eventuele latere uitvoering van de veroordeling tot betaling van een schadevergoeding (“slachtofferbeslag”). Het COIV kan niet oordelen over de opportuniteit van een dergelijk wetgevend initiatief (zie bijgevoegd antwoord van de minister van Justitie op voormelde vraag nr. 852). 

Wel zal een recent wetgevend initiatief van de minister van Justitie bijdragen tot een betere invordering van de door strafrechter uitgesproken verbeurdverklaringen. Het betreft het wetsontwerp van wet houdende diverse maatregelen betreffende de verbetering van de invordering van de vermogensstraffen en de gerechtskosten in strafzaken, dat eerstdaags in het parlement zal worden ingediend. Het wetsontwerp voorziet in maatregelen die kunnen bijdragen tot een betere invordering van verbeurdverklaring, zoals het strafrechtelijk uitvoeringsonderzoek (SUO), het strafbeslag bij malafide derden en de afschaffing van de mogelijkheid voor de rechter om een verbeurdverklaring met uitstel uit te spreken. Deze maatregelen hebben ook betrekking op de verbeurdverklaringen met toewijzing aan de burgerlijke partij.  

Ook als het openbaar ministerie opteert voor een buitengerechtelijke afdoening worden de rechten van het slachtoffer gewaarborgd. Zo zal bij het sluiten van een (verruimde) minnelijke schikking de dader hetzij de schade geheel vergoeden, hetzij zijn aansprakelijkheid erkennen en minstens de niet-betwiste schade vergoeden ( artikel 216bis, § 4, Sv.). 

3. De vraag verwijst blijkbaar naar de toepassing van de verruimde verbeurdverklaring (art. 43quater Strafwetboek) ingevoerd door de Kaalplukwet van 19 december 2002.  

De minister van Justitie kondigde in haar beleidsnota van 27 december 2012 (blz. 25) aan dat de procedures voor de inbeslagneming en de verbeurdverklaringen worden geoptimaliseerd. De toepassing van de verruimde verbeurdverklaring zal daarbij worden geëvalueerd. Er kan gedacht worden aan de vereenvoudiging van de lijst van onderliggende misdrijven die in aanmerking komen voor een verbeurdverklaring van dit type.  

Er dient ook rekening te worden gehouden met het voorstel van richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bevriezing en de confiscatie van opbrengsten van misdrijven in de Europese Unie, waarvan artikel 4 voorziet in de invoering van een systeem van verruimde verbeurdverklaring (“extended confiscation). De ontworpen richtlijn wordt momenteel besproken in het Europees parlement.