Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-7769

van Yoeri Vastersavendts (Open Vld) d.d. 16 januari 2013

aan de staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude, toegevoegd aan de eerste minister

Sociale fraude - Buitenlandse activa of vermogens - Plan van aanpak en cijfers - Nederland

zwartwerk
officiële statistiek
fraude
sociale uitkering
pensioenregeling
OMNIO
Rijksdienst voor Pensioenen

Chronologie

16/1/2013Verzending vraag
5/2/2013Antwoord

Vraag nr. 5-7769 d.d. 16 januari 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In Nederland is het aanspreekpunt voor onderzoek naar vermogen of inkomen in het buitenland het Internationaal Bureau Fraude-informatie (hierna IBF genoemd). Het IBF is onderdeel van de directie Handhaving van het Uitvoeringsinstitutt Werknemersverzekeringen (UWV) en is opgericht voor de bestrijding van grensoverschrijdende fraude op het gebied van de sociale verzekering en zekerheid aan te pakken. Het IBF is door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) aangewezen als hét coördinatiepunt voor grensoverschrijdende uitwisseling van fraude-informatie.

Het IBF doet de onderzoeken niet zelf, maar coördineert deze voor haar opdrachtgevers. Opdrachtgevers van het IBF zijn bijvoorbeeld afdelingen van UWV zoals Handhaving en Uitkeren, de gemeenten, maar ook de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en socialezekerheidsinstanties in andere landen. Het IBF doet onderzoek in bijna alle Europese landen, maar ook in landen als Pakistan, Indonesië en Australië. Wel is het zo dat een onderzoek in het ene land tot meer resultaten leidt dan het andere. Dit hangt af van de medewerking en van de politieke situatie, maar ook van verdragrechtelijke afspraken op het gebied van informatie-uitwisseling over uitkeringen, pensioenen of inkomsten.

Zo heeft het IBF een zeer interessante publicatie samengesteld over hoe men in het kader van sociale fraude efficiënt op zoek kan gaan naar buitenlandse activa of buitenlandse vermogens. Graag had ik wat meer vernomen over het bestaan van de Belgische evenknie.

In dit kader had ik graag volgende vragen voorgelegd aan de staatssecretaris:

1) Hoe evalueert u de aanpak van het Nederlands Internationaal Bureau Fraude-informatie? Kunt u aangeven welke de Belgische evenknie is en kunt u aangeven wat we hieromtrent van Nederland kunnen leren?

2) Kunt u zeer gedetailleerd aangeven hoeveel gevallen van sociale fraude respectievelijk de laatste drie jaar werden vastgesteld nadat men het bestaan van vermogens of activa in het buitenland op het spoor is gekomen? Zo ja, kunt u deze cijfers duiden? Zo neen, is dit geen knelpunt en kunt u aangeven wat u hieraan concreet gaat doen?

3) Kunt u aangeven hoeveel gevallen van sociale fraude aan het licht kwamen doordat pensioenrechten uit andere landen dan ons land werden verzwegen en dit wat betreft de laatste drie jaar? Om welke bedragen gaat het op jaarbasis en hoe verhoudt dit zich met de pakkans in onze buurlanden? Kunt u zeer uitvoerig toelichten?

4) Beschikken onze diensten in de strijd tegen de sociale fraude over een dergelijk draaiboek waarin zeer duidelijk wordt omschreven welke indicaties van belang zijn, hoe men de vragen moet stellen en waar men meer informatie kan krijgen? Zo ja, waar kan men dit terugvinden? Zo neen, bent u bereid een dergelijk draaiboek te laten opstellen op korte termijn? Kunt u uitvoerig en concreet toelichten?

Antwoord ontvangen op 5 februari 2013 :

Als antwoord op uw vragen, kan ik u de volgende elementen van antwoorden verstrekken :

1. Om deze vraag te kunnen beantwoorden, moet dieper worden ingegaan op het Nederlands beleid inzake controle en repressie en op de onderliggende institutionele structuur. Er zijn drie grote actoren op het gebied van controle en repressie, met name de Belastingsdienst, voor alles wat bijdragefraude betreft, het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), op het gebied van verzekeringen voor werknemers (zoals WW , WIA , IVA en WGA , Wajong , WAO , WAZ , WAZO en ‘Ziektewet’), en de Sociale Verzekeringsbank (SVB) voor de nationale sociale verzekering (zoals AOW , ANW , AWBZ en AKW ). Daarnaast zijn er nog zeven andere instellingen die uitkeringen toekennen. Hierna komen deze instellingen evenals de Belastingsdienst niet meer aan bod.

Zowel het UWV, via het Internationaal Bureau Fraude-informatie (IBF), als de SVB, door middel van haar departement “Internationale Zaken”, controleren hun verzekerden die in het buitenland wonen of verblijven. De meeste controles ter plaatse worden in de praktijk uitgevoerd door medewerkers van de SVB.

Het IBF werd aangeduid als coördinatiepunt voor de grensoverschrijdende uitwisseling van informatie over fraude, terwijl de SVB werd aangewezen als “National Contact Point” voor “Fraud and Error” in het kader van de Europese verordeningen inzake sociale zekerheid.

Het IBF onderhoudt zowel bilaterale als multilaterale internationale contacten, in het kader van de Working Group European Benefit Fraud (WGEBF) wat laatstgenoemde contacten betreft.

De Federale Overheidsdienst (FOD) Sociale Zekerheid en de OISZ hebben een gezamenlijk beleid uitgewerkt voor bilaterale samenwerkingsakkoorden om grensoverschrijdende problemen aan te pakken: er zijn overeenkomsten met Frankrijk en Nederland en Memorandums of Understanding (MoU) met het Verenigd Koninkrijk en Duitsland. De inspectiediensten van de FOD WASO (Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg) en van de FOD Sociale Zekerheid hebben daarnaast meerdere MoU die in een vergelijkbare samenwerking voorzien, met onder andere Polen, Luxemburg en Portugal.

De FOD en een aantal betrokken parastatale instellingen zijn ook lid van de WGEBF. De daarin opgedane ervaring wordt desnoods gedeeld met andere OISZ door middel van conferenties en seminaries.

De FOD werd ook aangeduid door de Administratieve Commissie als “leading delegation” voor de kwestie “fraud and error” en is nauw betrokken bij het opzetten van deze “National Contact Points”. Dit moet uiteindelijk uitmonden voor België op een backoffice waarop alle OISZ zullen aangesloten zijn.

In die zin probeert België, rekening houdend met zijn eigen institutionele achtergrond, concreet in te staan voor de internationale uitwisseling van gegevens, onder ander wat betreft de controle op inkomens en vermogens.

2. Het bezit van vermogens in het buitenland komt in principe niet in aanmerking wat betreft de toekenning van sociale prestaties en de bedragen uitbetaald door de bevoegde instellingen in België. Er zijn bijgevolg geen statistieken over het aantal gevallen van dergelijke fraude. Voor de meeste prestaties is deze fraude haast onbestaande.

Voor enkele prestaties in het bijzonder, zoals de sociale toeslag in de kinderbijslagregeling bijvoorbeeld, wordt rekening gehouden met het reëel inkomen, namelijk het inkomen medegedeeld aan het kinderbijslagfonds door middel van een verklaring op erewoord. In dit geval is er dus geen enkele bepaling waarbij de inkomsten uit het buitenland worden vrijgesteld. Een mogelijke grensoverschrijdende fraude kan het gelijktijdig ontvangen van prestaties in twee Staten zijn. Maar het aantal gevallen van fraude ontdekt in het buitenland wordt niet bijgehouden. Het bezit van vermogens is geen beletsel voor de vergoeding van personen die genieten van werkloosheidsuitkeringen of soortelijke uitkeringen. Er is bijgevolg geen onderzoek naar vermogens in het buitenland.

Er wordt evenwel soms vastgesteld dat Belgische werkloosheidsuitkeringen worden gecumuleerd met een buitenlands pensioen of een buitenlandse uitkering wegens arbeidsongeschiktheid of invaliditeit. We beschikken echter evenmin over cijfers betreffende het aantal of het bedrag van dergelijke gevallen van specifieke cumulatie.

Gepensioneerden moeten, in principe voorafgaandelijk, aangifte doen van iedere activiteit die een inkomen kan opleveren, uitgeoefend in België of in het buitenland of in dienst van een internationale of supranationale organisatie. Deze regel geldt eveneens wanneer de activiteit wordt uitgeoefend door de echtgenoot van een gerechtige op een pensioen met “gezinsbedrag”.

De activiteit moet worden aangegeven, zelfs al levert deze activiteit inkomsten op die lager liggen dan het toegelaten maximumbedrag. Het is duidelijk dat een persoon die een Belgisch rustpensioen ontvangt, in het buitenland werkt boven de toegelaten grens en deze activiteit niet aangeeft, fraude pleegt.

Er is een uitzondering voor de verplichte aangifte: de gepensioneerde die ten minste 65 jaar oud is en die zijn pensioen reeds ontvangt, moet zijn activiteit niet aangeven. De gepensioneerde mag een activiteit uitoefenen en verder zijn pensioen ontvangen op voorwaarde dat de inkomsten opgeleverd door de activiteit (uitgeoefend in België of in het buitenland) bepaalde grenzen niet overschrijdt.

Hetzelfde geldt voor de inkomsten in aanmerking genomen in het kader van het OMNIO-statuut. Het gaat in feite om dezelfde inkomsten als degene die in aanmerking worden genomen in het kader van de verhoogde (verzekerings)tegemoetkoming. Het kan gaan om onroerende inkomsten (elk inkomen opgeleverd door een onroerend goed, in België of in het buitenland), roerende inkomsten, beroepsinkomsten (werkloosheidsuitkeringen, legale of extralegale – legale arbeidsongeschiktheidsuitkeringen en invaliditeitsuitkeringen – legale en extralegale pensioenen ook uitbetaald krachtens de buitenlandse reglementering).

Wat personen met een handicap betreft, wordt enkel rekening gehouden met belastbare inkomsten. We beschikken over geen enkele statistiek betreffende vastgestelde fraude na het ontdekken van vermogens of activa in het buitenland.

Het Europees uitwisselingssysteem Electronic Exchange of Social Security Information (EESSI), dat thans wordt uitgewerkt, zal ons misschien een oplossing bieden voor de toekomst. Met dit systeem zullen bepaalde gegevensstromen tussen de Europese lidstaten elektronisch worden gecontroleerd.

3. De Rijksdienst voor pensioenen bewaart geen statistieken over de vastgestelde gevallen van sociale en fiscale fraude. Ik zou evenwel de volgende beschouwingen in verband met de geformuleerde vragen willen formuleren:

Ten eerste, voor de gepensioneerden ten laste van een lidstaat van de Europese unie of van een Staat waarmee een wederkerigheidsakkoord werd gesloten, is het frauderisico haast onbestaande wat betreft de gevallen waarnaar wordt verwezen voor de pensioensector. Zodra het onderzoek over de pensioenen van start gaat, wisselen de verbindingsorganen van de lidstaten voortdurend elektronische formulieren over een tewerkstelling in de verschillende landen uit. Met de andere Staten gebeurt deze uitwisseling nog voornamelijk door gewone briefwisseling. De pensioengerechtigden hebben er immers belang bij de tewerkstellingsperioden onmiddellijk aan te geven. In talrijke gevallen moeten deze perioden inderdaad samengeteld worden om het recht op een pensioen in een of meerdere lidstaten te doen ontstaan.

Voor de landen waarmee geen akkoord werd gesloten of waarop de verordeningen niet van toepassing zijn, bestaat deze “zekerheid” niet en kan zich een probleem stellen bij de controle op de toepassing van de regels inzake cumulatie met pensioenen en andere socialezekerheidsprestaties of de opvolging van de inkomsten voor de vaststelling van de bijstandsprestaties ten laste van België.

Ten tweede kan de Rijksdienst voor pensioenen slechts een oppervlakkige controle uitvoeren. Indien de Rijksdienst voor pensioenen werd ingelicht over een pensioen ontvangen in het buitenland, is dit vermeld op de fiscale fiche. Voor de verdere opvolging van dit gegeven is de belastingsadministratie bevoegd.

Een vergelijkende analyse over de pakkans zou slechts veronderstellingen opleveren aangezien de basisgegevens, enerzijds, en de omvang en concrete gevallen van fraude, anderzijds, verschillen van land tot land, net als uiteraard het beleid inzake controle en repressie. Het Noorse NAV Kontroll heeft bijvoorbeeld een permanent bureau in Spanje.

4. Specifieke brochures zoals bijvoorbeeld ‘Inkomen en vermogen in het buitenland’ uitgegeven door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), waarnaar de heer Senator waarschijnlijk verwijst, zijn niet beschikbaar. Iedere OISZ, of ten minste haar controle- of inspectiedienst, waar de kwestie van grensoverschrijdende fraude in verband met uitkeringen zich duidelijk stelt, beschikt daarentegen over interne instructies om te kunnen omgaan met dergelijke gevallen van fraude.

De elektronische uitwisseling van gegevens via het platform Electronic Exchange of Social Security Information (EESSI) moet uiteindelijk een oplossing bieden voor dergelijke problemen, maar het al dan niet welslagen van een procedure zal afhangen van de mogelijke beschikbaarheid van de nodige gegevens om acties te kunnen ondernemen.

Er bestaat niettemin een interdisciplinaire handleiding over het beheer van fraude in geval van detachering (grensoverschrijdende tewerkstelling) van werknemers en zelfstandigen, onder toezicht van de SIOD.

Er loopt thans daarnaast een project bij de Kruispuntbank van de sociale zekerheid (KSZ) in samenwerking met alle instellingen die een vergoeding of een uitkering toekennen, om de gegevensstromen tussen de instellingen te kruisen en zo goed mogelijk te harmoniseren. Het lijkt ons essentieel eerst deze oefening tot een goed einde te brengen, als absolute voorwaarde om de uitwisseling vervolgens op internationaal niveau uit te breiden.