Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-7767

van Yoeri Vastersavendts (Open Vld) d.d. 16 januari 2013

aan de minister van Justitie

Partydrug Gamma Hydroxyboterzuur of GHB - Gebruik - Gevaarlijkheid - Veroordelingen

verdovend middel
officiële statistiek
strafsanctie
handel in verdovende middelen
Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid Louis Pasteur
drugverslaving

Chronologie

16/1/2013Verzending vraag
12/12/2013Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7766

Vraag nr. 5-7767 d.d. 16 januari 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Het aantal mensen dat na gebruik van de partydrug GHB (Gamma Hydroxyboterzuur) op de spoedeisende hulp van ziekenhuizen belandt, is de afgelopen jaren in Nederland "zorgwekkend gestegen". Volgens de Nederlandse Stichting Consument en Veiligheid is het aantal opnames in de periode 2003 - 2008 verviervoudigd. Vorig jaar belandden rond de 980 GHB-gebruikers in het ziekenhuis, aldus het instituut.

GHB is van oorsprong een narcosemiddel, maar kan in de juiste, kleine dosering ontspannend en seksueel stimulerend werken. Een te grote dosis kan echter leiden tot een comateuze toestand van de gebruiker. GHB wordt vooral als partydrug gebruikt; bij 65 procent van de Nederlanders die in het ziekenhuis belandde, gebeurde dat in het weekend. Veel mensen gebruiken GHB in combinatie met alcohol of andere drugs.

De verslaving onder gebruikers groeit snel, aldus het instituut. Na lang en intensief gebruik kunnen heftige ontwenningsverschijnselen optreden, te vergelijken met de verschijnselen na een alcoholverslaving.

Gezien het voorgaande kader, kreeg ik graag een antwoord op de volgende vragen:

1) Heeft de minister een idee hoe het GHB-gebruik in België evolueert en kan zij concrete cijfers geven voor de jaren 2010, 2011 en 2012? Heeft zij al onderzocht of er GHB-verslaafden zijn in België? Zo ja, heeft zij enig idee hoeveel?

2) Hoe gevaarlijk is GHB? Wat zijn de dosissen die in de uitgaanswereld verkocht worden?

3) Heeft het Belgisch Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid al stalen GHB geanalyseerd? Wat waren de resultaten daarvan?

4) Hoeveel mensen werden er respectievelijk in 2010, 2011 en 2012 veroordeeld voor handel in GHB? Kan de minister de cijfers toelichten?

Antwoord ontvangen op 12 december 2013 :

1. Er zijn in België verschillende onderzoeken naar het druggebruik bij jongeren gevoerd. In dit antwoord verwijs ik enerzijds naar de onderzoeken bij de schoolgaande jeugd en anderzijds naar de specifiekere onderzoeken in het uitgaansmilieu. Aanvullend verwijs ik ook naar cijfers van De Druglijn.

Op basis van de Leerlingenbevraging (schooljaar 2008-2009) door de Vereniging voor Alcohol en andere Drug problemen (VAD) blijkt dat 0,9 % (n = 62) van de leerlingen verklaarde ooit GHB (Gamma Hydroxybutyraat) te hebben gebruikt, en 0,5 % (n = 35) van de leerlingen (N = 6532) gaf aan dit in het afgelopen jaar te hebben gebruikt (Kinable, 2010). In de bevraging van het voorgaande schooljaar (2007-2008) gaf 1,0 % (n = 67) van de ondervraagde Vlaamse leerlingen (N = 6495) aan ooit GHB te hebben gebruikt; 0,4 % (n = 25) gebruikte dit in het afgelopen jaar (Kinable, 2009). De gegevens met betrekking tot het gebruik van GHB in beide schooljaren verschillen niet significant. De cijfers van de Leerlingenbevraging van 2009-2010 worden in de loop van 2012 gepubliceerd.

Op lokaal niveau onderzocht De Sleutel in 2005 (bij 14 tot 18 jarigen, N = 906) en 2009 (bij 12 tot 18 jarigen, N = 1545) het GHB-gebruik bij Brugse scholieren. In 2009 verklaarde 1,1 % van de 12-18 jarige leerlingen ooit GHB te hebben gebruikt, 0,4 % deed dat het afgelopen jaar (gewogen percentages). In de voorgaande bevraging, in 2005, had 2,0 % van de 14-18 jarige leerlingen ooit GHB gebruikt; 0,8 % deed dat in het afgelopen jaar (gewogen percentages). Een vergelijking van deze twee onderzoeken dient rekening te houden met de verschillen in leeftijd in de twee onderzochte groepen. Er blijkt geen significant verschil te zijn in de prevalenties van GHB gebruik over de tijd (Lombaert, 2005). Ook het Vlaamse Schoolonderzoeksproject naar Alcohol en andere Drugs (VLASPAD) in 2010 bevroeg het GHB-gebruik bij jongeren. De resultaten hiervan worden in de loop van 2012 gepubliceerd.

Verschillende onderzoeken peilden naar het gebruik van GHB in het uitgaansmilieu. Aangezien het hier om een specifieke populatie gaat, kunnen deze cijfers niet gegeneraliseerd worden naar de algemene populatie. Bij het Uitgaansonderzoek (VAD) uitgevoerd in 2009 (N = 607) rapporteerde 2,3 % (n=14) van de bevraagde personen GHB te hebben gebruikt in het voorbije jaar. In 2003 (N = 645) en 2005 (N = 670) hebben respectievelijk 1,9 % (n = 12) en 1,7 % (n = 11) van de ondervraagden in het uitgaansmilieu in Vlaanderen vermeld dat ze GHB hadden gebruikt in het voorbije jaar. In 2007 (N = 748) werd een belangrijke toename vastgesteld tot 5,3 % (n = 40). Het aandeel GHB-gebruikers in 2007 blijkt echter een eenmalige piek te zijn, mogelijk te wijten aan specifieke kenmerken van de onderzoekspopulatie in dat jaar. In 2009 zakte dit percentage terug tot de bovenvermelde 2,3 % (VAD uitgaansonderzoek: Van Havere, 2004, 2006, 2008; Rosiers, 2010). Aanvullend kan gezegd worden dat de resultaten van het uitgaansonderzoek 2009 aangeven dat GHB bij liefhebbers van hard dance, trance en electro één van de weinige middelen is die qua laatstejaarsgebruik hoger scoren dan gemiddeld (VAD).

Uit de enquête van Breakline Peer Support bij bezoekers van de Breakline stand op dance party’s en - evenementen (N=296), blijkt dat in 2007-2008 7 % van de ondervraagden de afgelopen maand GHB gebruikten (De Smet, 2009).

In de 2009 (N = 815) bevraging in het Franstalige uitgaansmilieu (Réduction des risques) rapporteerde 3,0 % van de bevraagden het laatste maand gebruik van GHB. Ter vergelijking, in 2005 (N = 1950) was dit 4.0 %; in 2007 (N = 2618) was dit 2,0 %. Ook hier moet opgemerkt worden dat het niet om een systematische bevraging gaat, maar enkel om een bevraging bij de personen die in contact komen met het ‘Réduction des risques’-team (Réduction des Risques 2009; in Casero et al. 2010).

Bij de Druglijn werden in 2008, 2009 en 2010 respectievelijk 124, 109 en 83 vragen over GHB gesteld. De laatste jaren neemt het aantal verhalen over GHB-afhankelijkheid en vraag naar behandeling toe, maar het blijft slechts een kleine fractie van de totalen. (De Druglijn).

GHB is momenteel niet als psychoactieve substantie opgenomen in de Treatment Demand Indicator (TDI) registratie, waardoor er geen uitspraken gedaan kunnen worden over het aantal vragen naar behandelingen van GHB-gebonden stoornissen.

2. Het gezondheidsrisico behoort feitelijk tot de bevoegdheid van mijn collega van Volkgsgezondheid. We weten echter dat de inname van GHB risicovol is omwille van de steile dosis-respons curve (Van Parijs, 2009); m.a.w. de grens tussen een door de gebruiker gewenst effect en een overdosis is zeer dun. Daarenboven is GHB een drug die gemakkelijk door de gebruiker zelf aan te maken is in zogenaamde “keuken-laboratoria”. De precursor gamma-butyrolactone (GBL) is gemakkelijk te verkrijgen in de vorm van chemische schoonmaakproducten en handleidingen voor de productie van GHB zijn te vinden op het internet.

In 2010 ontving het Antigif Centrum 337 druggerelateerde oproepen, op een totaal van 51 152 oproepen (0.65 %). Van de druggerelateerde oproepen hadden er 213 (63.20 %) betrekking op 1 substantie. Daarvan waren er 20 gerelateerd aan GHB en/of GBL (9.39 %). Ter vergelijking, in 2009 ontving het Antigif Centrum 299 telefonische oproepen betreffende intoxicaties tengevolge van druggebruik (0.56 % van het totale aantal oproepen, N = 53 272), waarvan 202 oproepen (67,56 % van totaal aantal druggerelateerde oproepen) de intoxicatie met 1 substantie betroffen. Van deze 202 waren er 14 (6.93 %) gerelateerd aan GHB en/of zijn precursor GBL. (Lamkaddem & Roelands, 2011; Deprez et al., in progress).

In het jaarrapport van het Europese Waarnemingcentrum Voor Drugs en Drugsverslaving (EWDD) worden bij de overzichten van druggerelateerde sterfte geen cijfers weergegeven voor het aantal overlijdens ten gevolge van GHB-gebruik. In ieder geval blijkt GHB geen groot aandeel te hebben in de druggerelateerde overlijdens. Het zijn voornamelijk verschillende soorten opioïden (heroïne, methadon etc.) die lijden tot druggerelateerde sterfte (EMCDDA, 2011).

GHB wordt voornamelijk in ‘Flügel-flesjes’ aangetroffen. Deze hebben een inhoud van 20 ml. Af en toe worden bij huiszoekingen flessen van een halve liter of een liter aangetroffen. Deze worden vermoedelijk gebruikt om de Flügel-flesjes te vullen. Deze Flügel-flesjes worden vaak door de gebruikers zelf verder verdeeld in buisjes van 5 ml. Het is ook mogelijk dat men rechtstreeks deze buisjes van 5 ml te koop aanbiedt (bron: VAD en internetforums). De werkelijke hoeveelheid GHB die aanwezig is in de vloeistoffen (d.i. de concentratie GHB in de vloeistof) kan wel nog verschillen (zie vraag 3).

3. Sinds 2002 volgt het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid systematisch de resultaten op van de toxicologische analyses van drugsstalen uitgevoerd in de gespecialiseerde laboratoria van België. GHB wordt meestal in de vorm van een vloeistof aangetroffen, vaak in combinatie met zijn precursor GBL (wat een normaal gevolg is van de aanmaak van GHB):

Tabellen 1 en 2 hierna geven meer details over de aangetroffen concentraties en verschijningsvormen van GHB/GBL in België (2008, 2009 en 2010). De gemiddelde concentratie van GHB bedroeg in 2010 37 % tegenover 45 % in 2009 en 44 % in 2008. Er blijkt echter een grote variatie te bestaan in de concentraties, namelijk van :

De concentraties van GBL lopen nog verder uiteen. De stalen blijken ofwel slechts restanten GBL te bevatten, of uit bijna pure GBL te bestaan.

4. Wat betreft de handel in verdovende middelen in het algemeen, verwijs ik naar Tabel 3.

De veroordelingsstatistieken laten echter niet toe om meer concrete gegevens aan te reiken specifiek voor handel in GHB. De gehanteerde parameters (nomenclatuur, jaartal, jurisdictie, …) volstaan hiervoor niet.

Bijlage

Tabel 1 : Aantal klinische (patiënten)stalen (urine, bloed) gerapporteerd door het laboratorium biochemie van het ZNA Stuivenberg die de aanwezigheid van GHB vertoonden, België, 2009-2011.

 

2009*

2010

2011

Totaal aantal gerapporteerde unieke patiëntenstalen waarin drugs werden gedetecteerd

N= 1077

N= 1538

N= 1411

Aantal stalen met GHB

39

37

57

Relatief aandeel (%) GHB stalen

3.6

2.4

4.0

* Voor het jaar 2009 zijn enkel data voor de periode april-december voorhanden, voor de andere jaren is de registratieperiode januari tem december

Tabel 2. Product types en concentraties van GHB en GBL in toxicologische stalen, België, 2008-2010.

 

2008

2009

2010

 

N

(n)

\bar{x} \!\,

sd

Min-max

N

(n)

\bar{x} \!\,

sd

Min-max

N

(n)

\bar{x} \!\,

sd

Min-max

GHB

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Poeder (resten)

Poudre  (restes)

2

 

 

 

 

3

1

77

 

 

6

3

34.34

29.78

1-55

Vloeistof

Liquide

38

18

43.7

7.76

22-58

81

70

44.18

13.73

1-65

54

36

37.12

24.35

1-86

Ander/ onbekend

Autres / inconnus

2

 

 

 

 

1

 

 

 

 

1

 

 

 

 

Totaal

Total

42

18

43.7

7.76

22-58

85

71

44.64

14.18

1.77

61

39

36.90

24.36

1-86

GBL

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Poeder (resten)

Poudre  (restes)

2

 

 

 

 

4

 

 

 

 

4

2

4.15

4.45

1-7

Vloeistof

Liquide

21

14

3.4

6.46

1-25

56

33

17.91

35.15

1-100

35

26

29.99

42.51

1-100

Ander/ onbekend

Autres / inconnus

 

 

 

 

 

1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Totaal

Total

23

14

3.4

6.46

1-25

61

33

17.91

35.15

1-100

39

28

28.14

41.48

1-100

N: totaal aantal stalen met de betreffende substantie; (n): stalen waarvoor concentraties gekend zijn; : gemiddelde concentratie; Sd: standaard deviatie; Min-max: minimum en maximum gerapporteerde concentratie

Tabel 3 – Veroordelingscijfers (april 2013)

2007

2008

2009

2010

2011

4815

4817

4658

5186

5057