Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-7674

van Yoeri Vastersavendts (Open Vld) d.d. 8 januari 2013

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen

Organen van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering - Adviesorganen inzake volksgezondheid - Aantal vrouwelijke leden - Stand van zaken

gendermainstreaming
Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering
gelijke behandeling van man en vrouw

Chronologie

8/1/2013Verzending vraag
22/5/2013Rappel
23/5/2013Antwoord

Vraag nr. 5-7674 d.d. 8 januari 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In 2006 was er nog commotie rond de samenstelling van de Hoge Raad van geneesheren-specialisten en huisartsen en kreeg de minister het verwijt vrouwen te discrimineren.

Wettelijk mogen maximum twee derden van de leden van een adviesorgaan van hetzelfde geslacht zijn. Uitzonderingen op deze regel moeten uitdrukkelijk gemotiveerd worden, bijvoorbeeld als er onvoldoende vrouwen worden voorgedragen. Het antwoord van de minister op een parlementaire vraag van senator Van de Casteele was dat het eigenlijk nooit mogelijk is geweest om de twee-derdenregel te realiseren bij de aanstelling van kandidaten in de verschillende adviesorganen.

Ondertussen zijn we zes jaar verder en had ik graag een antwoord gekregen op de volgende vragen :

1) Kan de geachte minister meedelen voor hoeveel organen van het RIZIV en van de adviesorganen inzake volksgezondheid afgeweken werd van de bovenvermelde regel ?

2) Om welke reden werden recentelijk, daar waar het aantal vrouwen al beneden de grens ligt, vrouwelijke kandidaten niet opgenomen ?

3) Hoe zal de geachte minister erover waken dat, in een sector waar steeds meer vrouwen actief zijn, ze op een evenredige manier vertegenwoordigd zijn in de bestuurs- en adviesorganen ?

4) Wat heeft de geachte minister de voorbije zes jaar ondernomen om het aantal vrouwen in de adviesorganen te doen toenemen?

Antwoord ontvangen op 23 mei 2013 :

1. Bij het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (RIZIV) zijn er tien adviesorganen op een totaal van zeventien waarbij wordt afgeweken op de 2/3 regel, namelijk:

2. Artikel 2bis van de wet van 20 juli 1990 ter bevordering van de evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in organen met adviserende bevoegdheid bepaalt:

“§ 1. Ten hoogste twee derden van de leden van een adviesorgaan is van hetzelfde geslacht. Dit quotum is afzonderlijk van toepassing op de effectieve leden, op de plaatsvervangende leden en op iedere structurele onderverdeling van het adviesorgaan, met uitzondering van tijdelijke werkgroepen. De Koning kan bepalingen vaststellen die toelaten om de uitvoering van de bepalingen bedoeld in de vorige twee leden te verifiëren.

De Koning kan bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de ministerraad bepalen dat dit quotum wordt gewijzigd zodat de evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen nog wordt verbeterd.

§ 2. Wanneer niet werd voldaan aan de in § 1 gestelde voorwaarde, kan het betrokken adviesorgaan niet op rechtsgeldige wijze advies uitbrengen, behalve wanneer de minister onder wiens bevoegdheid het betrokken adviesorgaan ressorteert, de onmogelijkheid om te voldoen aan de in § 1 gestelde voorwaarde, met voldoende redenen omkleed, aan de minister bevoegd voor het Beleid van gelijke kansen voor mannen en vrouwen en aan de commissie meedeelt. In geval van nieuw op te richten of samen te stellen adviesorganen, dient de bedoelde motivering te worden gegeven voor de benoeming van de leden van het betrokken adviesorgaan.

De commissie geeft een gemotiveerd advies over het aanvaarden of weigeren van de motivering bedoeld in het eerste lid, aan de minister bevoegd voor het beleid van gelijke kansen voor mannen en vrouwen. Deze minister licht vervolgens de ministerraad in omtrent het advies van de commissie.

Het advies van de commissie wordt beschouwd als bevestigd door de ministerraad, behoudens bij diens andersluidende beslissing binnen de twee maanden na de mededeling. Indien de beslissing van de ministerraad dit toelaat verleent de minister bevoegd voor het beleid van gelijke kansen voor mannen en vrouwen een afwijking op de in § 1 bedoelde voorwaarde.

Indien een afwijking op de in § 1 bedoelde voorwaarde wordt verleend, geldt deze voor een duur van één jaar die, in voorkomend geval, kan hernieuwd worden voor eenzelfde termijn. Wanneer geen afwijking wordt verleend heeft de minister onder wiens bevoegdheid het betrokken adviesorgaan ressorteert, vanaf de datum van de weigering van de afwijking, een termijn van drie maanden om te voldoen aan de voorwaarde gesteld in § 1. Indien bij het verstrijken van deze termijn niet is voldaan aan de voorwaarde gesteld in § 1 kan het adviesorgaan geen rechtsgeldig advies meer uitbrengen.

In de betrokken adviezen van dit adviesorgaan dient melding te worden gemaakt van de afwijking van § 1, met inachtneming van de procedure beschreven in onderhavige paragraaf, evenals van de afdoende motivering.

In 2012 voldeden de onder punt 1 aangehaalde tien adviesorganen niet aan de vereisten van dat artikel 2bis, §1 van de wet van 20 juli 1990.

Er werd voor die organen dus een vraag ingediend om van de in dit artikel gestelde voorwaarden te kunnen afwijken.

De voordragende instanties, die niet in de mogelijkheid waren een kandidatuur van minstens één man en één vrouw voor te dragen, hebben de volgende bijzondere motivering opgenomen in hun voordrachtdocumenten:

Vooralsnog is deze aanvraag tot afwijking nog in beraad.

3 en 4. Bij het aanschrijven van elke voordragende instantie voor kandidaten verwijst het RIZIV telkens expliciet naar de wet van 20 juli 1990 ter bevordering van de evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in organen met adviserende bevoegdheid.

De voordragende instanties, die niet in de mogelijkheid waren een kandidatuur van minstens één man en één vrouw voor te dragen, hebben een motivering opgenomen in hun voordrachtdocumenten zoals hierboven vermeld.