Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-7466

van Helga Stevens (N-VA) d.d. 3 december 2012

aan de staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico's, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid

Terugvordering van ten onrechte betaalde tegemoetkomingen - Stand van zaken

sociale uitkering
officiële statistiek
aflossing
geografische spreiding
verjaring van de vordering

Chronologie

3/12/2012Verzending vraag
28/4/2014Einde zittingsperiode

Vraag nr. 5-7466 d.d. 3 december 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Volgens artikel 16 §1- 6 van de wet van 27 februari 1987 kan de overheid ten onrechte betaalde tegemoetkomingen terugvorderen.

Normaal moet dat gebeuren binnen een termijn van drie jaar na datum waarop de uitbetaling is geschied. Indien de betaling enkel het gevolg is van een vergissing van een administratieve dienst of instelling, waarvan de betrokkene zich normaal geen rekenschap kan geven, wordt deze termijn teruggebracht tot één jaar.

Echter, de verjaringstermijn wordt op vijf jaar gebracht wanneer de onverschuldigde sommen werden verkregen door bedrieglijke handelingen of door valse of bewust onvolledige verklaringen. Deze termijn van vijf jaar geldt eveneens ten aanzien van sommen die ten onrechte werden uitbetaald wegens het niet afleggen, door de schuldenaar, van een verklaring die is voorgeschreven door een wets- of verordenende bepaling of die volgt uit een vroeger aangegane verbintenis.

Ik zou graag van de heer staatssecretaris willen vernemen voor de periode van het eerste kwartaal van 2008 tot en met derde kwartaal 2012 per jaar en per gewest:

1) hoeveel beslissingen tot terugvorderingen werden ingesteld in toepassing van supra vermeld artikel;

2) hoeveel van deze beslissingen tot terugvorderingen gebeurden binnen de éénjarige verjaringstermijn, hoeveel binnen de termijn van 3 jaar en hoeveel gingen uit van een termijn van 5 jaar;

3) hoeveel van deze beslissingen werden betwist voor de arbeidsrechtbank;

4) hoeveel van deze beslissingen maakten het voorwerp uit van een procedure tot verzaking (geheel of gedeeltelijk);

5) het totaal bedrag waarvoor een terugvordering werd ingesteld;

6) het totaal bedrag dat effectief werd ingevorderd;

7) in hoeveel gevallen er geen terugvordering meer ingesteld werd omdat de verjaringstermijn reeds was verstreken alsook het bedrag dat daardoor verloren ging voor het stelsel.