Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-7103

van Dirk Claes (CD&V) d.d. 27 september 2012

aan de minister van Justitie

Boerkaverbod - Toepassing - Cijfergegevens - Evaluatie

kledingstuk
godsdienst
islam
officiële statistiek
gerechtelijke vervolging
geografische spreiding
geldboete
religieus symbool

Chronologie

27/9/2012Verzending vraag
26/10/2012Antwoord

Vraag nr. 5-7103 d.d. 27 september 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De wet van 1 juni 2011 tot instelling van een verbod op het dragen van kleding die het gezicht volledig dan wel grotendeels verbergt (ook wel boerkaverbod genoemd) trad in werking op 23 juli 2011. Het Strafwetboek verbiedt sindsdien het dragen op openbare plaatsen van kledij die het gezicht volledig of gedeeltelijk bedekt.

Die nieuwe wetsbepaling viseert voornamelijk het dragen van de boerka of niqab. Wie dat toch doet, riskeert een geldboete van 15 tot 25 euro en een gevangenisstraf van 1 tot 7 dagen (of één van deze straffen).

Gemeenten kunnen een verbod uitvaardigen via hun reglementen of verordeningen. Als het parket beslist niet te vervolgen, kunnen ze een administratieve geldboete opleggen.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1. Kan u mij cijfers geven van het aantal personen die op basis van de wet van 1 juni 2011 vervolgd werden voor het dragen van kledij die het gezicht volledig of gedeeltelijk bedekt? Graag een opdeling per gerechtelijk arrondissement.

2. Hoeveel keer besloot het parket niet te vervolgen? Graag een opdeling per gerechtelijk arrondissement.

3. Hoeveel personen verkregen effectief een straf?

3.a Hoeveel personen verkregen een geldboete? Welke bedragen werden opgelegd?

3.b Hoeveel personen verkregen een gevangenisstraf? Hoeveel dagen werden opgelegd?

3.c Hoeveel personen verkregen een geldboete én een gevangenisstraf?

Graag een opdeling per gerechtelijk arrondissement.

Antwoord ontvangen op 26 oktober 2012 :

Mag ik Mijnheer de senator verwijzen naar het antwoord dat werd verstrekt op de parlementaire vraag nr. 5-4505 gesteld door Mevrouw de senator Inge Faes over hetzelfde onderwerp.