Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-6598

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 29 juni 2012

aan de minister van Justitie

Het uitblijven van oplossingen met betrekking tot internering

opname in psychiatrische kliniek
geestelijk gehandicapte

Chronologie

29/6/2012Verzending vraag
12/7/2012Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-2356

Vraag nr. 5-6598 d.d. 29 juni 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Het zal de minister ondertussen duidelijk zijn dat ik me vastbijt in het schrijnende dossier van de geïnterneerden. Als advocaat en uit steeds meer getuigenissen ervaarde ik de onmenselijkheid waarmee ons systeem deze uiterst kwetsbare mensen behandelt. Of juist niet behandelt. De minister gewaagde in een vorig antwoord over een "compleet falen".

Ik begrijp dat de minister zich moet bekommeren om vele andere problemen van Justitie. Desondanks vraag ik, eis ik zelf, een sterke aandacht en daadkracht voor deze problematiek. In het recente verleden confronteerde ik de achtereenvolgende ministers met een resem vragen. Daarbij werd en wordt het vermoeden gesterkt dat dit probleem niet echt een prioriteit is voor Justitie. Het in voege treden van de nieuwe wet betreffende de internering werd al meermaals uitgesteld en vragen over de vooruitgang ervan krijgen vooral een vaag antwoord. Ook de vragen over de huidige toestand worden nooit ten gronde beantwoord. Ik denk hierbij niet zozeer aan kwade wil, eerder aan ontreddering. Men weet het gewoon niet. Justitie beschikt simpelweg niet over de gegevens die eigenlijk nodig zijn om het beleid te evalueren en bij te sturen.

Begrijpt de minister dat men de indruk heeft dat dit probleem niet echt een prioriteit is? Hoeveel mensen bij Justitie zijn hier beleidsmatig mee bezig? Heeft de minister een medewerker op het kabinet die zich specifiek met internering bezighoudt? Met andere woorden, hoe kan de minister mij overtuigen dat deze problematiek wel degelijk een prioriteit is?

Kan de minister mij verzekeren dat men er alles aan doet om de nieuwe wet op de internering van 21 april 2007 zo snel mogelijk in voege te laten treden? Hoever is het gevorderd en waar zijn de knelpunten? Wanneer verwacht de minister dat dit eindelijk rond zal zijn? Heeft Justitie in haar komende begrotingen extra middelen voorzien die nodig zijn voor de uitvoering van deze wet? De nieuwe wet zou op vele vlakken een verbetering betekenen, maar er is reeds veel kritiek op een aantal aspecten ervan. Beaamt de minister dat er nog veel onduidelijkheden bestaan over de uitvoeringsmodaliteiten van deze wet? Zal de minister het parlement en het gespecialiseerde middenveld betrekken bij de uitklaring hiervan?

Betekenen deze vertragingen van ondertussen al vijf jaar dat men wil dat deze wet er daadwerkelijk staat wanneer hij eindelijk in voege treedt? Of beaamt de minister mijn vrees dat deze wet hetzelfde lot zal ondergaan als de voorgaande (de wet tot bescherming van de maatschappij van 1 juli 1964)? Een wet met goede uitgangspunten maar door gebrek aan middelen en uitvoering veroorzaakte hij schrijnende toestanden?

Hoe verklaart de minister het ontbreken van essentiële informatie over deze groep mensen? Waarom kon de (vorige) minister mij niet ten gronde antwoorden op vragen over de huidige toestand (aantallen, wie waar, hoelang, aantal invrijheidstellingen, enzovoort ) van deze mensen? Vindt de minister niet dat deze gegevens nodig zijn om het beleid te evalueren en bij te sturen? Vindt ze niet dat deze data een noodzakelijke indicator vormen voor monitoring en evaluatie ten gronde? Of worden ze misschien juist daarom niet verzameld en vrijgegeven?

Tot slot wil ik me graag informeren over de vooruitgang met betrekking tot mijn schriftelijke vragen rond deze materie (5-5703 tot en met 5-5712)? Ik heb deze vragen op 28 februari ingediend en wacht, na ondertussen drie maanden, nog steeds op een antwoord.

Antwoord ontvangen op 12 juli 2012 :

De problematiek van geïnterneerden houdt mij evenzeer bezig als u. Ik ben van dezelfde overtuiging dat dit een dossier is dat grondig moet aangepakt worden. Het vorige voorstel tot wetswijziging werd onthaald op veel kritiek en was mijn inziens dan ook onmogelijk om zo in uitvoering te brengen. Ik ben van mening dat we beter voor een goede wetswijziging gaan, wat dan misschien iets meer tijd in beslag neemt dan voor half werk te gaan.

Ik heb op mijn kabinet inderdaad een medewerker die zich met dit dossier bezig houdt. Er werd door mijn kabinet een werkgroep samengesteld met experten uit de administratie. Deze werkgroep is nu bezig met voorbereidend werk rond voorgestelde aanpassingen.

Tijdens een vergadering op het kabinet op 8 mei 2012 werden een aantal punten aangekaart en het Directoraat-generaal Wetgeving zal binnenkort, in samenwerking met het Directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen, een ontwerp van wetswijziging voorleggen. Er wordt tevens rekening gehouden met de opmerkingen van het College van procureurs-generaal.

Het Directoraat-generaal Rechterlijke Orde is dan weer verantwoordelijk wat de oprichting van de strafuitvoeringsrechtbanken zelf betreft en de werving van het personeel ervan en dit in samenwerking met Personeel & Organisatie gezien de nogal omvangrijke opdracht. Ook hier wordt aan gewerkt.

In elk geval zullen er ook een aantal uitvoeringsbesluiten moeten worden genomen zowel door mijn departement als door het departement van mijn Collega bevoegd voor Volksgezondheid (o.a. wat betreft de veiligheidsnormen en de inrichtingen en de erkenningsvoorwaarden voor de psychiatrisch deskundigen.).

De antwoorden op uw schriftelijke vragen bevinden zich in de eindfase en zal u binnenkort ontvangen.