Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-659

van Fabienne Winckel (PS) d.d. 27 december 2010

aan de minister van Justitie

Diplomatieke en consulaire agenten - Notariële bevoegdheid - Huwelijk van een Belgische vrouw en een vreemde onderdaan - Huwelijkscontract - Onmogelijkheid - Discriminatie gebaseerd op het geslacht - Maatregelen

personeel in diplomatieke dienst
Belgen in het buitenland
gemengd huwelijk
huwelijksrecht
discriminatie op grond van geslacht
gelijke behandeling van man en vrouw
ambassade
consulaat
gendermainstreaming

Chronologie

27/12/2010Verzending vraag
21/2/2011Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-657
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-658

Vraag nr. 5-659 d.d. 27 december 2010 : (Vraag gesteld in het Frans)

Artikel 5, 2°, van de wet van

10 juli 1931 betreffende de bevoegdheid der diplomatieke en consulaire agenten in notariële zaken bepaalt: “ De notariële

bevoegdheid der diplomatieke agenten alsmede der agenten van het consulair korps die (…) met het notarisambt worden bekleed, strekt zich uit (…) tot de huwelijkscontracten betreffende een Belgische onderdaan en een vreemde vrouw”.

De ambassades zouden echter geen huwelijkscontract kunnen sluiten voor een vrouw die met een vreemde man huwt. Een vrouw moet dus in België komen huwen om een huwelijkscontract te kunnen laten opmaken.

Het is verbazend dat een Belgische ambassade of consulaat, die beide nochtans notariële bevoegdheid hebben, geen huwelijkscontract tussen een Belgische vrouw en een vreemde man kunnen opmaken, terwijl dat voor een Belgische man wel mogelijk is. Hier is dus sprake van een discriminatie gebaseerd op het geslacht.

Welke maatregelen zult u nemen om een einde te maken aan die discriminatie?

Antwoord ontvangen op 21 februari 2011 :

Artikel 23 van de wet van 29 december 2010 houdende diverse bepalingen (I) heeft artikel 5, 2°, van de wet van 10 juli 1931 gewijzigd teneinde de woorden “vreemde vrouw” te vervangen door het woord “niet-Belg”.

Krachtens deze wijziging wordt in de tekst van de bepaling de discriminatie waaraan u refereert, opgeheven.

Aangezien de wet van 10 juli 1931 voor het overige ressorteert onder de bevoegdheid van de minister van Buitenlandse Zaken, verwijs ik naar zijn antwoord.