Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-6589

van Nele Lijnen (Open Vld) d.d. 29 juni 2012

aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie

Asielaanvragers - Holebi - Transgenders - Specifieke noden - Incidenten in asielcentra - Opleiding personeelsleden

politiek asiel
seksuele minderheid
discriminatie op grond van seksuele geaardheid
sociale voorzieningen
asielzoeker
genderidentiteit

Chronologie

29/6/2012Verzending vraag
19/7/2012Antwoord

Vraag nr. 5-6589 d.d. 29 juni 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De opvang van asielzoekers is een complexe kwestie. De zaak ligt nog gevoeliger voor asielzoekers die vervolgd worden op basis van van hun seksuele oriëntatie en genderidentiteit. Vaak zijn er schermutselingen tussen asielzoekers onderling, omwille van het grote taboe van homoseksualiteit en de negatieve houding van heel wat heteroseksuele asielzoekers ten aanzien homoseksualiteit. Hierdoor vormen holebi's en transgenders een kwetsbare groep in de opvangcentra, maar vooral wanneer ze op straat moeten leven, zonder enige vorm van begeleiding.

1) Erkent de staatssecretaris de problematiek van specifieke opvang voor holebi's en transgenders die asiel aanvragen?

2) Hoeveel schermutselingen hebben zich in 2011 en dit jaar al in asielcentra voorgedaan tussen heteroseksuele asielzoekers en holebi's en transgenders?

3) Zijn de personeelsleden van asielcentra voldoende opgeleid en gesensibiliseerd om met de problematiek van homoseksuele en transgender asielzoekers om te gaan?

4) Welke aanvullende maatregelen zullen worden genomen om de personeelsleden van asielcentra op een correcte manier te laten omgaan met de problematiek van homoseksuele en transgender asielzoekers?

5) Welke maatregelen worden genomen om homoseksuele en transgender asielzoekers te beschermen tegen de belaging door heteroseksuele asielzoekers?

Antwoord ontvangen op 19 juli 2012 :

Het geachte lid vindt hieronder het antwoord op zijn vragen.

  1. De opvangbehoeften van de Lesbian, Gay, Bisexual, Transgender (LGBT)-asielzoekers moeten inderdaad de nodige aandacht krijgen. De opvangwet voorziet dat er regelmatig een evaluatie moet worden uitgevoerd om de specifieke behoeften van de asielzoeker te identificeren en om te bepalen of de begeleiding die hij krijgt aan zijn behoeften voldoet. Als dat niet het geval is, kunnen er maatregelen worden voorgesteld om dit te verhelpen binnen de opvangstructuur. Voor homoseksuele of transgendere personen kan dit bijvoorbeeld de begeleiding zijn door een gespecialiseerde vereniging zoals Wish, Merhaba enzovoort. Wanneer het probleem niet intern kan worden opgelost, doordat de bewoner bijvoorbeeld een sterk onveiligheidsgevoel ervaart in de opvangstructuur, kan op vraag van de bewoner een transfer worden aangevraagd naar een meer geschikte structuur (bv. kleiner centrum, verder van de grote steden). Bovendien hebben medewerkers van federale opvangcentra, zoals u weet, het AHHA-aSOSda-project opgestart op initiatief van een medewerker in Sint-Truiden. Het project heeft als doelstelling deze groep asielzoekers beter te begeleiden.

  2. Het is het niet mogelijk om cijfers over incidenten met betrekking tot de seksuele geaardheid van de asielzoekers te geven, omdat die specifieke informatie niet wordt bijgehouden. Niettemin maakt deze problematiek in het algemeen voorwerp uit van een opvolging.

  3. De medewerkers van de AHHA-aSOSda-groep hebben hun collega's van de respectievelijke opvangcentra gesensibiliseerd en geïnformeerd. Binnen hun opvangstructuur verspreiden zij de informatie die nuttig is voor de begeleiding van deze groep (verenigingen waarnaar zij de asielzoekers kunnen doorverwijzen, informatie per land over de leefomstandigheden van de LGBT).

    Via een van hun huidige projecten, "de workshops van het Rainbow House", in samenwerking met Rainbows United, bieden zij de LGBT-asielzoekers een plaats waar zij zich veilig voelen en waar zij informatie krijgen over asiel, de Belgische maatschappij enzovoort. De informatie over het project werd over heel het opvangnetwerk verspreid. Elke medewerker van een opvangstructuur kan ook contact opnemen met de leden van de groep, zowel voor vragen of informatie over het project zelf, als voor advies omtrent een LGBT bewoner (adres van een vereniging, advies voor het gesprek met de asielzoeker over dit onderwerp, informatie over de specifieke activiteiten enzovoort).

  4. De AHHA-aSOSda-werkgroep heeft de ambitie informatiesessies te organiseren voor het personeel van de opvangstructuren. Hierdoor zal elke maatschappelijk werker de homoseksuele of transgendere bewoners beter kunnen begeleiden. Het zou ideaal zijn informatiemiddelen te ontwikkelen waarmee iedereen alle belangrijke informatie kan raadplegen over o.a. de nationale en internationale wetgeving, verenigingen, publicaties, gespecialiseerde advocaten enzovoort. De uitwerking van deze projecten vraagt tijd.

  5. Meer dan elders is in de opvangcentra het gevoel erbij te horen erg belangrijk. Er is de schrik uitgesloten te worden door de eigen gemeenschap, en het is daarom essentieel discreet te zijn over de seksuele geaardheid. Wanneer er daadwerkelijk sprake is van discriminatie, is de Belgische antidiscriminatiewetgeving van toepassing, die uiteraard ook geldt binnen de opvangstructuren. Ter preventie moet er herinnerd worden aan de wet. In andere gevallen kan er melding worden gemaakt bij het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding. In geval van herhaaldelijke discriminatie wordt de disciplinaire transfer gevraagd van de agressor. Het is beter als ordemaatregel de agressor en niet het slachtoffer over te plaatsen, om te vermijden dat de homoseksuele of transgendere persoon zich nog meer slachtoffer voelt (tenzij zijn onveiligheidsgevoel zo sterk is dat hij er zelf om vraagt).