Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-6547

van Fabienne Winckel (PS) d.d. 22 juni 2012

aan de minister van Werk

Arbeidscontracten - Verplichting om dichtbij de werkplaats te wonen - Verhuis van het bedrijf - Gevolgen - Ontslag - Compensaties - Bijdrage aan de kosten van verandering van woonplaats

werkplek
verblijfplaats
arbeidscontract
ontslag
arbeidsrecht

Chronologie

22/6/2012Verzending vraag
11/12/2012Antwoord

Vraag nr. 5-6547 d.d. 22 juni 2012 : (Vraag gesteld in het Frans)

De afstand tussen de plaats van de onderneming en de woonplaats van een werknemer behoort tot de persoonlijke levenssfeer. Een werkgever kan een werknemer dus niet verplichten dichtbij het bedrijf waar hij in dienst is te wonen.

Er bestaan evenwel uitzonderingen op die regel: werknemers die stand-by moeten zijn, werknemers die dringend kunnen worden opgeroepen voor een onmiddellijke interventie in het bedrijf, sommige artsen,...

Het gebeurt echter niet zelden dat een bedrijf verhuist naar een plaats zeer ver van de oorspronkelijke vestigingsplaats. In dat geval kunnen de werknemers die onder de uitzonderingen vallen, in een moeilijke situatie terechtkomen, vooral als ze hun woonplaats niet wensen te verlaten.

Mag een werkgever een werknemer ontslaan die niet dichtbij de nieuwe vestigingsplaats van het bedrijf wil gaan wonen? Zo ja, zijn er compensaties, aangezien we mogen aannemen dat de oorspronkelijke vestigingsplaats van het bedrijf die in het arbeidscontract is vermeld, eenzijdig door de werkgever is gewijzigd?

Als de werkgever aanvaardt dat de werknemer niet van woonplaats verandert, is hij dan verplicht het ongemak veroorzaakt door de wijziging van de vestigingsplaats van het bedrijf te compenseren?

Als de werknemer beslist dichter bij de onderneming te gaan wonen, moet de werkgever dan bijdragen aan de kosten voor de verandering van woonplaats?

Antwoord ontvangen op 11 december 2012 :

Overeenkomstig het beginsel van de wilsautonomie van artikel 1134 van het Burgerlijk Wetboek kunnen de partijen bij een arbeidsovereenkomst de precieze plaats van uitvoering van de prestaties bepalen. Het komt voor dat zij overeenkomen dat de werknemer verplicht is in de nabijheid van de aldus bepaalde arbeidsplaats te verblijven.

Zulk een contractuele clausule is gebruikelijk voor bepaalde categorieën van functies (dokters, …) en veroorzaakt een zekere belasting van het privéleven van de betrokken werknemer. In de rechtspraak is de geldigheid van een dergelijk woonplaatsbeding betwist, waarbij erop wordt gewezen dat de vrije woonstkeuze een grondrecht is (Arbeidsrechtbank van Brugge 13 december 1993, Soc. Kron. 1994, 749, noot P. HUMBLET). Dat heeft implicaties voor de afdwingbaarheid ervan door de werkgever. In ieder geval kan een woonplaatsbeding slecht opgenomen worden in de arbeidsovereenkomst wanneer de noodzaak daartoe vaststaat, op basis van de functie en taken van de werknemer.

Uit hetzelfde artikel 1134 en uit het beginsel volgens hetwelk overeenkomsten de partijen tot wet strekken, volgt eveneens dat een wijziging van de in de arbeidsovereenkomst overeengekomen voorwaarden slechts in onderling overleg tussen werkgever en werknemer tot stand kan komen.

De werkgever begaat dus een contractuele fout als hij eenzijdig de plaats van uitvoering van de arbeidsovereenkomst in belangrijke mate wijzigt. Alleszins zal hij de werknemer in dat geval niet ertoe kunnen verplichten zijn woonplaats eveneens te wijzigen.

Naargelang de omstandigheden kan de werknemer die een eenzijdige wijziging van de overeengekomen arbeidsplaats opgelegd wordt en deze uitdrukkelijk niet wil accepteren, eventueel herstel van de arbeidsvoorwaarden vragen. Hij zou er eveneens toe gebracht kunnen worden om de onrechtmatige verbreking van de arbeidsovereenkomst in hoofde van de werkgever vast te stellen. Het betreft de toepassing van de theorie van de met verbreking gelijkgestelde daad. Twee specifieke voorwaarden moeten verenigd zijn om tot het bestaan van zulk een daad te besluiten. Enerzijds moet de eenzijdige wijziging belangrijk zijn. Anderzijds moet zij betrekking hebben op een essentieel bestanddeel (Cass. 15 juni 1979, Arr. cass., 1978-79, n° 544; Cass., 1 december 1980, J.T.T., 1981, p. 204; Cass., 7 februari 1983, Chron. D.S., 1983, p. 171; Cass., 4 februari 2002, J.T.T., 2002, p. 121). De vraag of de arbeidsplaats al dan niet een essentieel bestanddeel is, hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt soeverein beoordeeld door de arbeidsgerechten. In hun beoordeling zullen de magistraten zeker rekening houden met de ten laste van de werknemer gelegde verplichting inzake de verblijfplaats.

In de hypothese waarin de werknemer de door de werkgever opgelegde wijziging van de arbeidsplaats zou aanvaarden, is er geen regel die de werkgever verplicht tussen te komen in de bijkomende kosten van de werknemer, los van de wettelijk of conventioneel geregelde tussenkomst in de verplaatsingskosten. Andere tussenkomsten kunnen tussen werkgever en werknemer worden overeengekomen. Indien de werknemer bovendien bereid zou zijn ook zijn woonplaats te wijzigen, is evenmin in een verplichte tussenkomst in de kosten voorzien, maar behoort dat eveneens tot hetgeen de partijen kunnen overeenkomen.