Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-6520

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 18 juni 2012

aan de minister van Justitie

Gevangenissen - Gedetineerden - Inspraak - Medebeheer

strafgevangenis
gedetineerde
strafstelsel
reclassering

Chronologie

18/6/2012Verzending vraag
13/11/2012Antwoord

Vraag nr. 5-6520 d.d. 18 juni 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Een van de meest wezenlijke eigenschappen van een gevangenisstraf bestaat uit het verlies van de autonomie, het wegvallen van de sturingsmogelijkheid van het eigen dagelijkse leven. Dit hoort inherent bij dit soort straf.

Anderzijds beogen quasi alle straffen, naast een vergelding en beknotting, ook de uiteindelijke re-integratie van de gedetineerde. Op dat moment zal hij/zij terug de autonomie van een vrij mens herwinnen. Tegelijkertijd biedt een gevangenisstraf toch nog mogelijkheden om de gedetineerden, zelfs op kleine schaal, heel concrete verantwoordelijkheden te geven. Zelfs beperkte vormen van autonomie (cf. een andere schriftelijke vraag over het open cel-concept) kan in de beknellende omgeving van een gevangenis een wereld van verschil maken. Verantwoordelijkheid creëert immers betrokkenheid, waardoor mensen respect voor zichzelf en voor anderen winnen en behouden. Er bestaan uiteraard al langer praktijken van die aard, onder andere voor de bibliotheken, het gevangeniswinkeltje of de onderlinge hulpverlening tussen gevangenen. Toch worden er wellicht nog vele kansen on- of onderbenut.

Dit geldt eveneens voor het creëren en begeleiden van inspraak van de gedetineerden. Ook hier liggen, binnen de gesloten kaders van gevangenissen, kansen om constructief een positief engagement bij gedetineerden te stimuleren en te honoreren.

Hierover de volgende vragen:

1) Deelt de geachte minister de mening dat het geven van zoveel mogelijk - uiteraard binnen de letterlijke en figuurlijke grenzen van de gevangenissen - verantwoordelijkheden aan gedetineerden bijdraagt tot zowel het welbevinden van de gedetineerden als tot een betere sfeer binnen de gevangenissen?

2) Wordt dit aspect op een systematische en duurzame wijze onderzocht, gestimuleerd en gepropageerd in de gevangenissen? Worden goede praktijkvoorbeelden uitgewisseld en via vorming, steun enzovoort in alle gevangenissen geïntroduceerd?

3) Hoe staat de minister tegen de introductie van inspraaksystemen - uiteraard binnen het kader van een gevangenis - waarbij gedetineerden worden geconsulteerd en ze adviezen kunnen geven over een (beperkt) aantal aspecten van het dagelijkse leven in hun gevangenis?

4) Vormt deze doelstelling een speerpunt in het beleid op dat vlak? Zo ja, kan zij dit concreet illustreren? Zo niet, wil zij die prioriteit met kracht naar voor schuiven? Hoe en wanneer zal zij dit doen?

Antwoord ontvangen op 13 november 2012 :

1 tot en met 4 :

Inspraak van de gedetineerden vormt één van de rode draden van de basiswet, naast de rehabilitatie, de reclassering en het bijbrengen van verantwoordelijkheidsgevoel. De inspraak van de gedetineerden wordt geconcretiseerd in de overlegorganen. 

Ook al is de basiswet op dat vlak nog niet in werking getreden, toch hebben de strafinrichtingen in een praktische proeffase reeds overlegorganen ingevoerd. 

Het overlegorgaan vervult een dubbele rol :

Het overlegorgaan is samengesteld uit een directeur, die het voorzitterschap ervan waarneemt, een penitentiair assistent, een secretaris en vertegenwoordigers van de gedetineerden, die worden verkozen. 

Het overlegorgaan vergadert ten minste een maal per trimester. 

In functie van de agendapunten kan de voorzitter toestaan dat derden aan de vergadering van het overlegorgaan deelnemen. 

De gevangenisdirectie stelt jaarlijks een evaluatie op van de werking van het overlegorgaan, met elk van de betrokken groepen (gedetineerden, personeel), die al dan niet lid zijn van het overlegorgaan. Het doel van die evaluatie is het regelen van de eventuele functioneringsproblemen en indien nodig de vereiste reglementaire wijzigingen voor te stellen.