Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-6222

van Fabienne Winckel (PS) d.d. 8 mei 2012

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken

Onroerende voorheffing - Terugbetaling - Verjaringstermijn- Aanvangsdatum

grondbelasting
verjaring van de vordering
inning der belastingen

Chronologie

8/5/2012Verzending vraag
6/9/2013Antwoord

Vraag nr. 5-6222 d.d. 8 mei 2012 : (Vraag gesteld in het Frans)

Wanneer een onroerend goed op het einde van het jaar van eigenaar verandert en die wijziging op 1 januari van het volgende jaar nog niet geregistreerd is door de diensten van het Kadaster, wordt het aanslagbiljet voor de onroerende voorheffing voor het jaar dat volgt op de verkoop nog altijd opgesteld op naam van de vorige eigenaar en moet die laatste de heffing betalen.

Krachtens artikel 395 van het Wetboek van Inkomstenbelasting 1992 (CIR 92) kan de vorige eigenaar van die betaling ontlast worden als hij de fiscale administratie het bewijs van de verandering van eigenaar van het onroerend goed voorlegt en hem de naam en het adres van de nieuwe eigenaar meedeelt.

Het gebeurt dat de administratie die nieuwe eigenaar niet onmiddellijk belast. De administratie beschikt slechts over maximum vijf jaar om de door de nieuwe eigenaar verschuldigde onroerende voorheffing te vorderen. Na die termijn is er verjaring en kan de administratie het onbetaalde bedrag niet meer opeisen.

Ik heb volgende vragen voor de minister :

1) Kunt u mij zeggen wanneer die verjaringstermijn aanvangt? Is dat op 1 januari van het jaar waarin iemand eigenaar wordt van een onroerend goed?

2) Welke wettelijke bepaling geldt hiervoor?

Antwoord ontvangen op 6 september 2013 :

De onroerende voorheffing verjaart overeenkomstig artikel 443bis, hoofdstuk 1, WIB 92 na verloop van vijf jaren vanaf de datum waarop deze krachtens artikel 413 van hetzelfde wetboek dient betaald te zijn. 

Artikel 413 WIB 92 bepaalt dat de ingekohierde onroerende voorheffing opeisbaar is op de datum van uitvoerbaarverklaring van het kohier en moet betaald worden binnen de twee maanden na de toezending van het aanslagbiljet. 

Wanneer de voorwaarden van artikel 395 WIB 92, zoals ze door het geachte lid worden aangehaald, vervuld zijn en de administratie de invordering van de onroerende voorheffing vervolgt in hoofde van de nieuwe eigenaar op basis van een nieuw exemplaar van het aanslagbiljet dat hem in toepassing van artikel 396 WIB 92 werd toegezonden, begint de verjaring in hoofde van deze nieuwe eigenaar slechts te lopen vanaf de uiterste datum van betaling, zoals die op dit nieuw exemplaar van het aanslagbiljet is vermeld. 

Er moet overigens op worden gewezen dat artikel 443ter WIB 92, van toepassing sedert 10 januari 2004, duidelijk stelt dat een administratief bezwaar de verjaring opschort. 

Deze opschorting begint met het inleidend verzoek van het administratief beroep en eindigt bij het verstrijken van de termijn waarover de belastingschuldige beschikt om tegen de administratieve beslissing een beroep in te dienen of, wanneer de belastingplichtige een vordering in rechte heeft ingesteld zonder de administratieve beslissing af te wachten (na het verstrijken van de wachttermijn van 6 of 9 maanden in geval van belasting van ambtswege), tot de dag waarop de gerechtelijke beslissing in kracht van gewijsde is gegaan.