Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-6185

van Christie Morreale (PS) d.d. 4 mei 2012

aan de minister van Justitie

De erkenning van afstamming bij homoseksuele ouders

seksuele minderheid
afstamming

Chronologie

4/5/2012Verzending vraag
31/5/2012Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-2195

Vraag nr. 5-6185 d.d. 4 mei 2012 : (Vraag gesteld in het Frans)

De wet van 18 mei 2006 wijzigt bepaalde bepalingen van het Burgerlijk Wetboek om adoptie door personen van hetzelfde geslacht mogelijk te maken. Ze maakt een einde aan de ongerechtvaardigde uitsluiting van homoparen en biedt hun de mogelijkheid hun kinderen op te voeden met dezelfde rechten en plichten als heteroparen.

Eigenlijk kan dankzij die wetswijziging vooral het juridische vacuüm worden weggewerkt voor kinderen die in een gezin met homo-ouders opgroeien, en krijgt hun situatie zodoende een wettelijke grond. (volgens een studie van de homo- en lesbiennevereniging “Tels, quels” gaat het in Franstalig België om meer dan 20 000 kinderen). De kinderen en ouders leefden in een wettelijke en sociale context van een eenoudergezin, omdat alleen de eerste ouder wettelijk werd erkend, wat een voor het kind nadelige rechtsonzekerheid met zich bracht. Voortaan kan een homopaar simultaan een kind adopteren.

Voor lesbiennes met een ouderwens die een beroep doen op medisch begeleide voortplanting, moet de sociale ouder die zich niet laat insemineren, wachten tot het kind wordt geboren, alvorens ze haar rechten via adoptie wettelijk kan laten gelden. Het duurt dan verschillende maanden of zelfs langer dan een jaar vooraleer beide ouders wettelijk erkend zijn.

De wet van 13 februari 2003 tot openstelling van het huwelijk voor personen van hetzelfde geslacht en de wet van 18 mei 2006 zijn gebaseerd op een algemene wil om hetero- en homoseksuele paren op voet van gelijkheid te behandelen. De wettelijke regels inzake afstamming zouden ook moeten worden aangepast opdat homoparen de afstammingsband zouden kunnen vaststellen op een andere manier dan alleen via adoptie.

Momenteel bestaan er verschillende manieren om de afstamming vast te stellen ; voor gehuwde paren gebeurt dat automatisch en voor ongehuwde paren door erkenning.

Voor twee gehuwde vrouwen die beslissen via kunstmatige inseminatie een kind te verwekken, zou de afstamming automatisch moeten kunnen worden vastgesteld, net zoals voor gehuwde heteroparen. De echtgenote wordt natuurlijk de wettelijke ouder van het kind dat haar echtgenote heeft gebaard.

Bij ongehuwde homoparen moet de partner van de wettelijke moeder, net zoals bij ongehuwde heteroparen, het kind erkennen bij de gemeentelijke administratie of voor een notaris, wil ze als wettelijke ouder kunnen worden aangeduid.

1) Zou het niet het overwegen waard zijn om de regels inzake vaststelling van de afstamming voor homoparen aan te passen?

2) Naar verluidt, zou de minister van Gelijke Kansen om een verslag verzocht hebben over alle discriminaties die in het Burgerlijk Wetboek overeind blijven. Welke aanpassingen worden overwogen? Maakt die maatregel er deel van uit?

Antwoord ontvangen op 31 mei 2012 :

  1. Het regeerakkoord stelt dat “de regering de ongelijkheden inzake ouderschap van koppels van hetzelfde geslacht zal opheffen".

    Op dit ogenblik bestudeert mijn administratie de mogelijkheden om de vaststelling van de juridische afstamming van een kind geboren uit een vrouwelijk homoseksueel koppel te vereenvoudigen, en in het bijzonder om een alternatief te vinden voor de adoptieprocedure die thans noodzakelijk is om de afstamming ten aanzien van de meemoeder (de vrouw in het koppel die het kind niet gebaard heeft) vast te stellen. Een mogelijkheid zou erin bestaan de afstamming van de meemoeder ten aanzien van het kind vast te stellen door een akte van erkenning.

    Er moet evenwel aandacht uitgaan naar het recht van het kind om zijn herkomst te kennen, als bepaald in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 7 van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Het zou overigens kunnen dat het volwassen geworden kind zijn afstamming van vaderszijde wil laten vaststellen. Het belang van het kind moet dus in overweging genomen worden.

    De in aanmerking genomen optie moet dus worden besproken op grond van de nog door de administratie af te ronden analyse.

  2. Ik ben niet op de hoogte van het verslag inzake alle discriminerende bepalingen in het Burgerlijk Wetboek, gevraagd door de minister van Gelijke Kansen. Mijn collega heeft mij hierover evenwel reeds aangesproken en, zoals ik reeds zei, er wordt aan gewerkt.