Gevangenis van Vorst - Tuberculose - Besmetting - Quarantaine - Actieplan
strafgevangenis
infectieziekte
9/3/2012 | Verzending vraag |
12/9/2012 | Antwoord |
Recent werden negen gedetineerden in de gevangenis van Vorst afgezonderd, omdat bij hen tuberculose (TBC) werd vastgesteld. Door de structurele en zware overbezetting, blijkt zo'n quarantaine quasi onmogelijk, wat nog meer ondraagbare overbevolking tot gevolg heeft. Algemeen zijn besmettelijke aandoeningen een erg fundamentele bedreiging voor de al zo lamentabele condities van de Belgische gevangenissen.
Hierover de volgende vragen:
1) Kan de minister waarborgen dat de quarantaine voor de besmette gevangenen in Vorst optimaal gebeurt en dat verdere besmettingen niet zullen voorkomen?
2) Welke concrete gevolgen had de quarantaine van de negen besmette gedetineerden voor de andere gevangenen?
3) Beschikken alle Belgische gevangenissen over een actieplan bij de vaststelling van erg besmettelijke aandoeningen? Zo ja, kan de minister deze plannen bezorgen en meteen ook waarborgen dat ze voldoende werkzaam zullen zijn mocht een besmetting zich voordoen?
4) Bestaan er concrete plannen om besmettelijke gedetineerden naar een ziekenhuis over te brengen, met de noodzakelijke veiligheidswaarborgen? Kan de minister deze plannen verduidelijken en ook aangeven wanneer dit scenario wordt ingeschakeld?
5) Kan zij met stelligheid waarborgen dat ons gevangeniswezen in staat is om adequaat om te gaan met de gevolgen van eventuele besmettelijke ziekten?
De weergave van de feiten is onjuist: het ging niet om negen gevallen van besmettelijke tuberculose, maar om negen gedetineerden die preventief onderzocht waren door middel van een longfoto en waarbij de longfoto niet onmiddellijk als probleemloos kon gecatalogeerd worden.
De procedures zijn dat gedetineerden in zo’n situatie preventief medisch geïsoleerd worden om zo snel overgebracht te worden naar het Central Management Committee (CMC) van Sint-Gillis of van Brugge, waar onderdrukkamers ter beschikking zijn en waar de gedetineerde verblijft tot er uitsluitsel is over zijn toestand. Bij het incident waarvan sprake waren er echter geen onderdukkamers ter beschikking, en werd aan de gevangenis van Vorst gevraagd om zelf de preventieve isolatie verder te zetten. Vanwege de overbevolking bleek het onmogelijk om de negen gedetineerden elk in een solocel te isoleren, waardoor enkele verdachte gevallen samen werden opgesloten.
Dit is niet de ideale situatie, omdat er potentieel mogelijkheid tot overdracht van de ene gedetineerde naar de andere was in de betreffende cellen. Hierbij nochtans volgende opmerkingen:
de gedetineerden werden pas samen op cel gezet nadat een arts had uitgesloten dat één van hen klinische tekenen had van tuberculose;
in de buitenwereld worden gelijkaardige gevallen niet geïsoleerd maar met enkele raadgevingen naar huis gestuurd;
het feit dat er meer dan vroeger verdachte longfoto’s moeten opgevolgd worden is niet het gevolg van een snel uitbreidend probleem – dat is niet het geval – maar wel van een verbeterde preventieve opsporing enerzijds en van een daling van de frequentie van preventieve onderzoeken anderzijds, waardoor er meer dan vroeger clusters van te onderzoeken gevallen opduiken. De gedaalde frequentie is op zijn beurt het gevolg van organisatorische moeilijkheden in de gevangenis en een afbouw van de ondersteuning van de opsporing door de diensten van de gemeenschappen van het Fonds des Affections respiratoires en de Vlaamse vereniging voor respiratoire gezondheidszorg en Tuberculosebestrijding (FARES et VGRT).
Punctuele antwoorden:
Besmette gevangenen (en dus niet gevallen verdacht van besmetting) worden correct medisch geïsoleerd. Zoals epidemiologen zullen bevestigen kan zelfs het beste systeem niet uitsluiten dat er toch nog besmettingen zullen voorkomen. Daarrond garanties geven is onmogelijk.
Er was geen enkel gevolg voor de andere gedetineerden. Van de negen verdachte gevallen konden er al acht als negatief (dus geen Tuberculose (TBC)) beoordeeld worden. Ook de negende gedetineerde is hoogstwaarschijnlijk negatief, maar daar wordt nog een resultaat van één bijkomend onderzoek afgewacht.
Er is in samenwerking met de wetenschappelijke comités van VRGT en FARES een richtlijn uitgebracht die nauwkeurig gevolgd wordt. Op vraag van de Dienst Gezondheidszorg Gevangenissen wordt er dit jaar een nieuw overleg opgestart om de bestaande procedures te toetsen aan nieuwe wetenschappelijke gegevens en aan de veranderde context (bijvoorbeeld de nieuwe taakinvullingen van FARES en VRGT).
Er is een koninklijk besluit biologische agentia dat algemene richtlijnen geeft voor de aanpak van infectieuze aandoeningen. Zonodig legt de Dienst Gezondheidszorg hiervoor contacten met gespecialiseerde hospitalen. Ondermeer tijdens de Mexikaanse griepepidemie van twee jaar geleden is bewezen dat de samenwerking met hospitalen functioneert.
Het Belgisch gevangenissysteem is nog steeds instaat om adequaat om te gaan met besmettelijke ziekten. Het is wel noodzakelijk dat de beschikbare structuren en de infrastructuur (bijvoorbeeld de onderdrukkamers) in de toekomst meer gericht ingezet worden voor echte problemen, zoals bijvoorbeeld multiresistente tuberculose, en niet om verdachte gevallen op te vangen. Het is ondermeer om dit wetenschappelijk onderbouwd te krijgen dat de Dienst gezondheidszorg Gevangenissen met de experts van FARES en VRGT de ontwikkeling van een nieuwe set richtlijnen zal aanvatten.