Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-5689

van Bart Tommelein (Open Vld) d.d. 23 februari 2012

aan de staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude, toegevoegd aan de eerste minister

Uitkeringsfraude - Valse C4-documenten - Recuperatie onterecht uitgekeerde bedragen - Verjaring

ontslag
zwartwerk
werkloosheidsverzekering
ziekteverzekering
gezinsuitkering
sociale uitkering
fraude
verjaring van de vordering
valsheid in geschrifte

Chronologie

23/2/2012Verzending vraag
27/4/2012Antwoord

Vraag nr. 5-5689 d.d. 23 februari 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In 2009 is het rapport "Eén jaar coördinatie van de fraudebestrijding" voorgesteld. Eén van de grote realisaties was het oprollen van 561 nepbedrijfjes die in het Brusselse valse C4-documenten verkochten. Hiermee zouden tot 20.000 mensen zich onterecht een werkloosheids- of ziekte-uitkering en kinderbijslag laten uitbetalen.

De strijd tegen deze vormen van sociale fraude is uiterst belangrijk daar deze fraude de solidariteit van onze sociale zekerheid ondermijnt. Fraudeurs moeten dan ook prioritair worden opgespoord. Ik verwijs in dat verband naar een eerdere schriftelijke vraag over dit fraudedossier, vraag nr. 4-4322 dd. 2009, die overigens nooit werd beantwoord.

De dossiers tegen duizenden uitkeringsfraudeurs dreigen echter af te stevenen op verjaring. Dat zou te wijten zijn aan de foute aanpak van het Brusselse gerecht van de grote sociale fraudenetwerken met nepbedrijven.

Gelet op het belang van de strijd tegen de sociale fraude, leg ik u volgende vragen voor:

1) Klopt mijn informatie dat al die fraudeurs de dans zouden ontspringen omdat deze fraude verjaard zou zijn en men deze 20.000 fraudeurs bijgevolg niet meer zou kunnen vervolgen?

Zo ja, welke andere stappen zijn nog wel mogelijk tegen hen en welke lessen hebt u als beleidsmaker hieruit getrokken?

Zo neen, maakt u zich sterk dat in geen van deze dossiers de fraudeurs de verjaring zullen kunnen inroepen?

2) Hoe zult u de samenwerking met Justitie optimaliseren om een systematische vervolging te bekomen van de netwerken achter alle vormen van sociale fraude, alsook van de afnemers van valse documenten en de recuperatie van de onterecht uitbetaalde bedragen en boetes? Kunt u zeer gedetailleerd toelichten?

Antwoord ontvangen op 27 april 2012 :

Als antwoord op de door het geachte lid gestelde vragen, heb ik de eer volgende inlichtingen mee te delen : 

Vooraleer de drie met de betaling van sociale uitkeringen betrokken instellingen (Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering en de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers) te bekijken, is het nuttig te vermelden dat artikel 42 van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders is gewijzigd. Het is zo dat, sinds 1 januari 2009, de verjaring op 7 jaar is gebracht als de regularisaties die uitgevoerd moeten worden door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) het gevolg zijn van de vaststelling, in hoofde van de werkgever, van frauduleuze handelingen of van valse of wetens en willens onvolledige aangiften. 

1. a. Voor wat betreft de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) 

Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen de werkgevers en de werknemers. 

Voor wat betreft de werknemers die een (valse) uitkeringsaanvraag indienen met een formulier C4 of met een formulier E301, werden sedert 2006 bij de RVA structurele maatregelen genomen om snel te kunnen reageren en verjaring te vermijden. 

De fraude begint bij het aangeven van fictieve tewerkstellingen (Dimona en DMFA bij de RSZ) en zet zich dan verder in het opmaken van valse documenten gebaseerd op deze fictieve aangiften.

Wanneer de RSZ dergelijke fictieve tewerkstelling vaststelt, (dikwijls omwille van het feit dat een onderneming de bijdragen meerdere maanden niet betaalt) resulteert dit in een beslissing van niet-onderwerping aan de RSZ.

De RVA- net zoals de andere Sociale Zekerheidsinstellingen, die zich baseren op aangiften RSZ – herziet de behandelde dossiers. Eventueel reeds toegekende rechten worden ingetrokken, en ten onrechte uitgekeerde werkloosheidsvergoedingen worden teruggevorderd. 

Sinds eind 2007 maakt de RVA gebruik van een specifieke informaticatoepassing, ten einde de toekenning van uitkeringen op basis van onjuiste documenten maximaal te vermijden. Eens een persoon of een onderneming gelinkt is aan het gebruik van een vals document, krijgt deze een “merkteken”.

Zodra de diensten van de WB’s een uitkeringsaanvraag ontvangen waarbij een “gemerkte” onderneming of individu betrokken zijn, geeft de informaticatoepassing een “knipperlicht” aan de berekenaars.

De afhandeling van deze dossiers wordt voor een beperkte periode opgeschort. Dit laat toe het dossier grondig te onderzoeken en vermijdt onrechtmatige toekenning van rechten en uitbetaling van onverschuldigde werkloosheidsuitkeringen. 

De RVA bevindt zich aan het einde van de fraudeketen. Het is de reden waarom een intense en gestructureerde samenwerking ingevoerd werd met andere diensten :

Voor elke werkloze die een vals document gebruikte worden door de RVA volgende acties ondernomen:

Door de strikte procedure en de aanwending van een specifieke informaticatoepassing, slaagt de RVA erin om verjaring op het niveau van administratieve sancties te vermijden.  

1. b. Voor wat betreft het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) 

Voor wat betreft de fictieve onderwerpingen werd de Dienst voor administratieve controle van het RIZIV, in samenwerking met de gerechtelijke instanties, belast met de behandeling van verscheidene omvangrijke fraudedossiers in de sociale zekerheid. Onderzoek heeft een wijdvertakt systeem van netwerken blootgelegd die er op verschillende manieren voor zorgen dat valse uitkeringsgerechtigden allerlei uitkeringen en bijdragen kunnen verkrijgen zonder hier recht op te hebben. Om het hoofd te bieden aan het grote aantal te behandelen dossiers werd er in juni 2008 beslist om een samenwerkingsverband met de verzekeringsinstellingen op te stellen. Een procedure werd uitgewerkt om de resultaten van het onderzoek van de dossiers door de verzekeringsinstellingen te communiceren aan het RIZIV, die daaropvolgend een kwaliteitscontrole verricht. Om deze dossiers te kunnen behandelen is er eveneens een noodzakelijke uitwisseling van informatie met RVA en de RSZ. 

1. c. Voor wat betreft de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers (RKW) 

Ik vestig de aandacht van het geachte lid op het feit dat het recht op kinderbijslag voor werknemers een afgeleid recht is. Dat wil zeggen dat het afhankelijk is van gekwalificeerde gegevens die de RSZ, de RVA en het RIZIV via de gegevensstromen doorsturen. Deze gegevens zijn noodzakelijk om een recht voor kinderen van werknemers, zieken of werklozen te openen. De informatie die de sector van de kinderbijslag via deze gegevensstromen ontvangt, zijn gekwalificeerde gegevens. Daarom moeten de instellingen voor kinderbijslag zich erop baseren om het recht te openen zonder vooraf de informatie te verifiëren. 

De RSZ heeft ons in mei 2006 gewaarschuwd voor een grootschalige sociale fraude met gevolgen voor de toekenning van kinderbijslag en ons een lijst met vermoedelijk fictieve ondernemingen bezorgd. 

In het kader van de strijd tegen de sociale fraude heeft de RKW aan de kinderbijslagfondsen gevraagd een lijst te maken van de vermoedelijke fraudegevallen en het vermoedelijk teveel betaalde bedrag vast te stellen, voor wanneer achteraf zou blijken dat de onderneming in kwestie terecht verdacht werd van fraude.

Om te voorkomen dat onverschuldigd overheidsgeld uitbetaald wordt, heeft de Rijksdienst in afwachting van een definitieve beslissing onmiddellijk maatregelen getroffen. Aangezien in deze gevallen het recht op kinderbijslag gebaseerd is op een slechts schijnbaar legale situatie, heeft de Rijksdienst voor het gehele stelsel beslist om de betalingen van kinderbijslag aan de betrokkenen op te schorten. 

De bedragen die al uitbetaald zijn, kunnen daarentegen niet teruggevorderd worden zolang de fraude door de onderneming niet officieel vastgesteld is. In dat geval kunnen de betalingsinstellingen niets ondernemen.

Intussen begint vanaf de betaling de wettelijke verjaringstermijn van vijf jaar te lopen.

Toch kunnen de instellingen zich bij de rechtbanken beroepen op het adagium “de verjaring loopt niet tegen wie niet in staat is te handelen”, indien dat het geval zou zijn. 

Er moet ook opgemerkt worden dat in de sector van de kinderbijslag de impact van valse C4's minimaal is. Zoals al toegelicht in het antwoord op vraag nr. 4-4322, kan het recht op kinderbijslag immers vastgesteld worden op basis van verschillende socio-professionele situaties: werk, werkloosheid, ziekte, invaliditeit, enz. 

Bovendien kunnen meerdere personen volgens een bepaalde voorrangsorde kinderbijslag aanvragen: de vader, de moeder, andere gezinsleden, enz.

Daardoor zal een persoon die betrokken is bij deze vorm van sociale fraude, al dan niet op basis van een valse C4, niet altijd kinderbijslag verliezen. In de meeste gevallen kan een recht geopend worden op een andere basis in hoofde van de andere ouder of een ander gezinslid en moet het bedrag niet teruggevorderd worden. 

Bovendien behouden werklozen die een werkloosheidsuitkering ontvangen hebben op basis van een valse C4, ondanks de sanctie van de RVA, hun recht op kinderbijslag op grond van de huidige wetgeving aangezien zij onder bepaalde voorwaarden tot de categorie van niet uitkeringsgerechtigde volledig werklozen behoren (artikel 56novies KBW en koninklijk besluit van 25 februari 1994). In die gevallen kan enkel het verschil tussen de gewone en de verhoogde bijslag teruggevorderd worden. 

De gesanctioneerde werkloze behoudt zelfs in geval van fraude zijn recht op kinderbijslag omdat de RVA de stempelcontrole heeft afgeschaft, die een voorwaarde was voor verhoogde kinderbijslag voor werklozen.

Om dit probleem te verhelpen, leek het volgens het Beheerscomité van de RKW raadzaam om de voorwaarden voor de toekenning van kinderbijslag aan deze categorie wettelijk en reglementair vast te leggen. Het Beheerscomité heeft drie voorstellen geformuleerd (nr. 189 van 10 januari 2006, nr. 205 van 2 december 2008 en nr. 206 van 3 maart 2009) die tot op heden niet geconcretiseerd zijn.

De RKW heeft benadrukt dat de voorstellen erg belangrijk zijn in de strijd tegen sociale fraude. Personen die geen werkloosheidsuitkering krijgen omdat ze niet aan de toekenningsvoorwaarden voldoen, zouden immers niet meer in aanmerking komen als rechthebbende. Dit is het geval bij personen die een werkloosheidsuitkering vragen op basis van valse arbeidsprestaties. 

2. a. Voor wat betreft de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) 

Zoals beschreven onder punt 1 van de vraag, heeft de RVA voorzien in een strikte procedure en een specifieke informaticatoepassing om snel en eventueel preventief te kunnen reageren met het opleggen van een administratieve sanctie en het voorkomen of terugvorderen van onterecht betaalde uitkeringen. 

Voor wat betreft de samenwerking met Justitie is er een federaal samenwerkingsverband via de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD), waarin de Sociale Inspectiediensten en Justitie vertegenwoordigd zijn. 

Lokaal wordt samengewerkt in de Arrondissementscellen, onder het voorzitterschap van de Arbeidsauditeur met eveneens vertegenwoordiging van de Sociale Inspectiediensten. 

De RVA heeft permanent een attaché gedetacheerd naar de Gemengde Cel voor strijd tegen de zware georganiseerde fraude, opgericht binnen de Federale Gerechtelijke Politie. 

Ook op wetgevend vlak werd vooruitgang geboekt door het invoeren van een Sociaal Strafwetboek met de wet van 6 juni 2010, waarin het artikel 235 voorziet in de vervolging van al wie betrokken is bij valse documenten. 

2. b. Voor wat betreft het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) 

Voor wat bovenvermeld fraudecircuit betreft, heeft het RIZIV samen met de verzekeringsinstellingen, zich burgerlijke partij gesteld bij de onderzoeksrechter te Brussel in het kader van het reeds lopende gerechtelijk onderzoek. Door zich burgerlijke partij te stellen verkrijgen het RIZIV en de verzekeringsinstellingen een aantal rechten die zij kunnen laten gelden voor de onderzoeksrechter, met name het recht op inzage in het strafdossier (artikel 61ter Sv.), het strafrechtelijk kortgeding (artikel 61quater Sv.) en het recht om bijkomende onderzoeksmaatregelen (artikel 61quinquies Sv.) te vragen. Dit betekent dat het RIZIV en de verzekeringsinstellingen zich kunnen informeren betreffende de loop van het gerechtelijk onderzoek en de mogelijkheid hebben om het onderzoek mee te sturen en bij te dragen tot de waarheidsvinding. Tevens kan de burgerlijke vordering niet verjaren voor de strafvordering (artikel 26 Voorafgaande Titel Sv.). 

Ook de andere betrokken Openbare Instellingen voor Sociale Zekerheid stelden zich burgerlijke partij in dit dossier. 

2. c. Voor wat betreft de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers (RKW) 

In antwoord op punt 2 van uw vraag deel ik u mee dat de betrokken socialezekerheidsinstellingen meermaals samengekomen zijn onder leiding van de arbeidsauditeur van Brussel om dergelijke gevallen van fraude te voorkomen. De samenwerking met Justitie en de politie is al erg doeltreffend.

Het doel van deze samenkomsten was ook om samen rechtsvorderingen tegen de fictieve werkgevers in te stellen. 

Hierbij moet ook opgemerkt worden dat de RKW in verschillende domeinen de strijd heeft aangebonden tegen sociale fraude. 

Eerst en vooral heeft de Rijksdienst een algemeen register opgesteld: het Kadaster. Het Kadaster van de kinderbijslag is in gebruik sinds 2004 en is een databank van alle actoren in de kinderbijslagdossiers van de Rijksdienst, de 16 vrije en bijzondere fondsen, de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten (RSZPPO) en de overheidsinstellingen die zelf kinderbijslag uitbetalen. Enkel de zelfstandigen zijn er niet in opgenomen. Dankzij de samenvoeging van al deze gegevens bevat het register alle relevante informatie over de actoren in de dossiers van alle instellingen die kinderbijslag uitbetalen. De databank wordt dagelijks door deze instellingen bijgewerkt. 

Aangezien de opening van het recht afhangt van de samengevoegde gegevens van de actoren in het Kadaster is iedere cumul van bij het begin preventief uitgesloten. 

Zoals al gezegd in het antwoord op uw eerste vraag, heeft het Beheerscomité van de Rijksdienst bovendien maatregelen getroffen om de betaling van kinderbijslag op te schorten in de gevallen van vermoedelijke fraude die aan het licht werden gebracht door andere instellingen die uitkeringen toekennen op basis waarvan bijslag betaald wordt. Deze maatregelen voorkomen dat onverschuldigde bedragen verder worden uitbetaald en vrijwaren het overheidsgeld. 

Ondanks alle maatregelen die de RKW tegen sociale fraude heeft getroffen, blijft het risico bestaan dat onverschuldigde kinderbijslag toegekend wordt zolang er geen garantie is op gekwalificeerde gegevens van de RSZ (DMFA). Zoals al verduidelijkt in het eerste antwoord, is het recht op kinderbijslag voor werknemers namelijk een recht dat afhangt van de gekwalificeerde gegevens van de RSZ.