Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-5154

van Elke Sleurs (N-VA) d.d. 10 januari 2012

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen

Euthanasie - Optredende artsen - Cijfers

euthanasie
dokter
Federale Controle- en Evaluatiecommissie inzake de toepassing van de wet betreffende de euthanasie
officiële statistiek

Chronologie

10/1/2012Verzending vraag
9/10/2012Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 5-3255

Vraag nr. 5-5154 d.d. 10 januari 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Sinds de inwerkingtreding van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie legt de Federale Controle-en evaluatiecommissie een tweejaarlijks verslag neer aan het parlement. Hoewel ze een goede weergave van de medico-ethische praktijk terzake weergeeft, had ik graag volgende vragen gesteld:

1) Hoeveel artsen hebben er sinds de inwerkingtreding van de euthanasiewet, de vraag van de patiënt tot euthanasie ingewilligd? Graag had ik een leeftijdspiramide van deze artsen verkregen, opgesplitst per gewest en per geslacht.

2) Hoeveel artsen hebben er sinds de inwerkingstreding van de euthanasiewet, respectievelijk 1, tussen 2 en 5, tussen 6 en 10, tussen 11 en 15, tussen 16 en 20, tussen 21 en 25, tussen 26 en 30, en meer dan 30 euthanasieaanvragen ingewilligd? Graag had ik deze cijfers opgesplitst verkregen per gewest en per geslacht. In de categorie die meer dan 20 euthanasieaanvragen hebben ingewilligd, welke zijn de leeftijdscategorieën (per 10 jaar aangeduid)?

3) Hoeveel artsen hebben er sinds de inwerkingtreding van de euthanasiewet, ingestaan voor de noodzakelijke tweede mening bij een euthanasieaanvraag? Hoeveel tweede meningen leveren deze artsen gemiddeld? Graag had ik een leeftijdspiramide van deze artsen verkregen, opgesplitst per gewest en per geslacht.

4) Hoeveel artsen hebben er sinds de inwerkingtreding van de euthanasiewet, ingestaan voor de derde mening bij een euthanasieaanvraag van een niet-terminale patiënt? Hoeveel zogehete derde meningen leveren deze artsen gemiddeld? Graag had ik een leeftijdspiramide van deze artsen verkregen, opgesplitst per gewest en per geslacht.

5) Hoe vaak wordt de euthanasieaanvraag door de huisarts van de patiënt ingewilligd? Hoe vaak levert de huisarts de noodzakelijke tweede mening? Graag had ik deze cijfers verkregen voor de afgelopen vijf jaar waarvoor cijfers beschikbaar zijn, opgesplitst per jaar en per gewest.

6) Indien de euthanasieaanvraag niet wordt ingewilligd om medische redenen, welke zijn de voornaamste redenen voor weigering? Heeft de geachte minister een beeld van het aantal artsen die een euthanasieaanvraag weigert?

7) Hoe vaak maakt een arts, bij de aangifte van een ingewilligde euthanasieaanvraag, gebruik van het medisch beroepsgeheim?

Antwoord ontvangen op 9 oktober 2012 :

De federale controle- en evaluatiecommissie voor de toepassing van de euthanasiewet onderzoekt één keer per maand de registratieformulieren die de artsen invullen en opsturen wanneer ze een euthanasie hebben uitgevoerd. Het registratiedocument moet binnen de vier dagen na de euthanasie worden ingediend. De commissie gaat vervolgens na of de euthanasie voltrokken werd overeenkomstig de procedure in de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie. Op basis daarvan stelt zij om de twee jaar voor de wetgevende Kamers een rapport op. Onze antwoorden hangen dus samen met de inhoud van die rapporten, en wij kunnen niet meer toelichtingen geven bij de vragen dan wat volgt. 

1. Tussen 22 september 2002 en 31 december 2002 werd er 24 keer euthanasie uitgevoerd. 235 in 2003, 349 in 2004, 393 in 2005, 429 in 2006, 495 in 2007, 704 in 2008 en 822 in 2009. 

3. In verband met de noodzakelijke tweede mening kunnen we enkel zeggen dat dit een voorafgaande wettelijke verplichting betreft voor elke euthanasieprocedure, zoals bepaald in artikel 3 paragraaf 2 4de lid van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie.  

4. In verband met de noodzakelijke derde mening ingeval het overlijden niet binnen afzienbare tijd wordt voorzien, kunnen we enkel zeggen dat dit een voorafgaande wettelijke verplichting betreft voor elke euthanasieprocedure, zoals bepaald in artikel 3 paragraaf 3 van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie.