Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-4980

van Bart Tommelein (Open Vld) d.d. 23 december 2011

aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken

Afghanistan - Kunduz - Belgische troepen - Mensenrechten - Risico's

Afghanistan
strijdkrachten in het buitenland
huurling
mijnenbestrijding

Chronologie

23/12/2011Verzending vraag
30/1/2012Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 5-2883

Vraag nr. 5-4980 d.d. 23 december 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Een Amerikaanse private veiligheidsfirma, Dyncorp, traint sinds kort elke acht weken tientallen politiemannen op een kamp in Kunduz (zie http://www.nrc.nl/nieuws/2011/01/12/diplomaten-politietraining-is-niet-nodig-in-kunduz/). Desbetreffende firma heeft een bijzonder slechte reputatie. Zo loopt er momenteel een onderzoek in de Verenigde Staten (VS) naar het verduisteren van 36,4 miljoen euro in Irak. Daarnaast werd de firma ook beschuldigd van het opzetten van mensenhandel tijdens de oorlog in Bosnië.

Onlangs lekte een memo van de Amerikaanse State Department waarin desbetreffende onderneming ervan wordt beschuldigd in het kader van een trainingsprogramma in Kunduz in Afghanistan kinderprostituees te hebben aangekocht voor de lokale politie. Ook onze troepen zijn actief in desbetreffende provincie in Afghanistan. De Belgische Defensie levert ook steun aan de plaatselijke Provinciale Reconstructie Teams (PRT). De PRT's zijn verspreid over het hele land en zijn de draaischijf van de contacten met de lokale bevolking en autoriteiten. Zij zorgen voor een veilige omgeving, vatten wederopbouwprojecten aan en bieden steun op verschillende vlakken (gezondheid, onderwijs, aan NGO's, ...).

In het PRT Kunduz zijn er een twintigtal Belgische militairen aanwezig en werkzaam in verschillende domeinen. Het merendeel zorgt er voor een veilige leefomgeving door het ontmijnen of ontmantelen van munitie, springstoffen, enz. Een vijftal Belgen zijn tewerkgesteld op de luchthaven van de PRT Kunduz.

Daarnaast nemen Belgische militairen ook deel aan opdrachten in het kader van de civiel-militaire samenwerking (CIMIC) in de regio Kunduz en dragen op die manier ook bij tot het vredesproces en de veiligheid. CIMIC-activiteiten hebben een stabiliserende werking, waardoor de kansen op het succesvol verloop van het vredesproces groter worden. Zij geven het signaal af van de internationale gemeenschap, dat er gewaakt wordt over de wederopbouw. Daarnaast biedt CIMIC steun aan de bevolking in het kader van het aanvaarden van een internationale troepenmacht op hun grondgebied. De kans is reëel dat in het kader van de CIMIC activiteiten wij samenwerken met desbetreffend huurlingenbedrijf dat er van wordt beschuldigt kinderprostituees te hebben aangekocht.

Graag had ik hieromtrent dan ook volgende vragen voorgelegd:

1) Hoe reageert de geachte minister op de aanklachten tegen desbetreffende huurlingenfirma die in Kunduz opleidingen geeft en waar ook onze troepen actief zijn? Kan hij dit uitvoerig toelichten en heeft hij hieromtrent concrete informatie ontvangen?

2) Kan hij aangeven dat ons land noch rechtstreeks of onrechtstreeks middelen of steun verleend aan dit programma? Zo neen, kan hij dit gedetailleerd toelichten? Zo ja, zal hij hieromtrent instructies geven naar de toekomst toe?

3) Kan hij aangeven of onze troepen in Kunduz in het bijzonder en in Afghanistan in het algemeen samenwerken met desbetreffende huurlingenfirma en werd dit opgenomen in de zogenaamde caveats? Kan hij dit zeer uitvoerig toelichten?

5) Heeft hij dit besproken of gaat hij dit bespreken met de partners van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) en / of op Europees niveau? Zo neen, waarom niet en waar gaat hij dit dan wel bespreken?

6) Klopt mijn informatie als zou er binnen de NAVO context en meer bepaald in de International Security Assistance Force (ISAF), alsook binnen de context van de missies van de Verenigde Naties, geen concrete richtlijnen voorzien zijn wat betreft het gezamenlijk optreden op hetzelfde terrein van eenheden van landsverdediging en de inzet van dergelijke huurlingenbedrijven? Zo ja, behoeft dit geen dringende richtlijnen en kan hij dit toelichten? Zo neen, welke zijn de richtlijnen die van toepassing zijn?

7) Hoe verzoent hij de aanwezigheid en de aantijgingen tegen desbetreffende huurlingenbedrijf met de kerntaak van onze troepen in Kunduz, in casu de steun aan de bevolking in het kader van het aanvaarden van een internationale troepenmacht op hun grondgebied? Kan hij dit zeer uitvoerig toelichten?

Antwoord ontvangen op 30 januari 2012 :

Ik informeer het geachte lid dat zijn vraag onder de bevoegdheid valt van de minister van Landsverdediging, de heer Pieter De Crem.